ECLI:NL:RBAMS:2025:3371

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11355667 WM VERZ 24-7816
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Op 14 mei 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep had ingesteld tegen een beslissing van de verweerder, die een administratieve sanctie had opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene had op 18 november 2023 een weg gebruikt die was afgesloten voor motorvoertuigen, zoals aangegeven door bord C12. De sanctie was opgelegd na een automatische constatering van de overtreding door een camera. Betrokkene had eerder beroep ingesteld tegen een andere sanctie, die gegrond was verklaard, en voerde aan dat de verkeerssituatie onduidelijk was. De kantonrechter oordeelde dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het beroep verschoonbaar was, maar dat de sanctie terecht was opgelegd. De rechter verklaarde het beroep ongegrond, omdat de gedraging van betrokkene vaststond en er geen aanleiding was voor matiging van de sanctie. De beslissing van de kantonrechter werd op 14 mei 2025 genomen, en partijen waren voor de zitting opgeroepen, maar betrokkene was niet verschenen. De griffier heeft de beslissing op schrift gesteld en de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vermeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. J.H.J. Evers
zaaknummer: 11355667 WM VERZ 24-7816
beslissing van: 14 mei 2025
func.: 40546
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 14 mei 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 8 maart 2024 en is gericht tegen de beslissing van 19 januari 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] , Marokko, op [geboortedatum] 1957.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 29 november 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 14 mei 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Termijnoverschrijding bij de kantonrechter
Allereerst dient beoordeeld te worden of betrokkene in het beroep kan worden ontvangen.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb, is een bezwaar- of beroepschrift voorts tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkheidsverklaring achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De kantonrechter stelt vast dat de termijn voor het instellen van beroep bij de kantonrechter op 1 maart 2024 eindigde, zodat uiterlijk op die dag het beroepschrift ter post had moeten zijn bezorgd, dan wel digitaal ingediend had moeten zijn. Het beroepschrift is op 8 maart 2024 ter post bezorgd bij de CVOM, dat wil zeggen na het einde van de termijn.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Verweerder acht de termijnoverschrijding verschoonbaar, aangezien het beroep binnen een week na de termijn voor het instellen van beroep is binnengekomen bij de CVOM.
6. De kantonrechter acht de termijnoverschrijding, gelet op het standpunt van verweerder, verschoonbaar en gaat over tot inhoudelijke behandeling van het beroepschrift.
Inhoudelijk
7. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten een weg te hebben gebruikt in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen (bord C12) op 18 november 2023 op de [locatie 1] .
8. Betrokkene voert tegen de beslissing van verweerder aan dat hij meerdere boetes heeft gehad. In een van de zaken heeft de officier van justitie het beroep gegrond verklaard, omdat de aankondiging van de nieuwe verkeerssituatie niet duidelijk was. Betrokkene verwijst in dit verband naar een overgelegde beslissing. Het is voor betrokkene onduidelijk waarom de andere beroepen niet gegrond zijn verklaard, aangezien het om dezelfde situatie op verschillende data gaat.
9. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond is. De zaak waarin het beroep van betrokkene gegrond is verklaard betreft een sanctie die aan hem is opgelegd terwijl een tekstkar op de pleeglocatie zorgde voor een onduidelijke situatie. De onderhavige sanctie is aan betrokkene opgelegd terwijl de tekstkar niet meer aanwezig was op de pleeglocatie. Ten tijde van de onderhavige gedraging was de situatie op de pleeglocatie duidelijk. De onderhavige sanctie is derhalve terecht aan betrokkene opgelegd.
10. Het volgende wordt overwogen.
11. Uit het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht blijkt dat de overtreding automatisch is geconstateerd en op een digitale foto is vastgelegd. De camera is geplaatst na het bord C12 met onderbord ‘uitgezonderd lijnbussen’. De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig kwam uit de oostelijke richting van het [locatie 2] en reed in westelijke richting naar de [locatie 3] . De camera heeft vastgelegd dat de bestuurder van het voertuig het bord C12 negeerde en de geslotenverklaring in reed. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd door een boa. In het dossier bevinden zich twee schouwrapporten van de bebording, daterend van voor en na de aan betrokkene verweten gedraging en hieruit blijkt dat de bebording op beide momenten ter plaatse aanwezig was en conform de wet en regelgeving was geplaatst.
11. Betrokkene heeft een boete gekregen voor het inrijden van een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt. De [locatie 1] is aan de westzijde met ingang van 1 juli 2023 afgesloten voor verkeer met uitzondering van lijnbussen. Van 1 juli 2023 tot en met 31 augustus 2023 is door de gemeente een waarschuwingsperiode van kracht. Als in deze periode toch een boete is opgelegd, is een ingesteld beroep gegrond. In de periode van 16 oktober tot en met 1 november heeft er op de [locatie 1] een tekstkar gestaan met de mededeling dat vanaf 1 november 2023 de weg niet zou mogen worden ingereden. Dit betrof een andere weg, maar heeft wel tot onduidelijke situatie geleid. Als in deze periode een boete is opgelegd, is een ingesteld beroep gegrond. Boetes die zijn opgelegd voor overtredingen met betrekking tot de geslotenverklaring in andere periodes zijn in beginsel terecht opgelegd en een ingesteld beroep daarover ongegrond. Dit geldt ook voor het beroep van betrokkene nu de overtreding is geconstateerd op eerdergenoemde datum.
11. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene de gedraging heeft verricht, zodat geen aanleiding is te oordelen dat de sanctie ten onrechte aan betrokkene is opgelegd. De aangevoerde omstandigheden geven geen aanleiding tot matiging.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.