Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[eiser 1] B.V.,
2.
[eiser 2] B.V.,
3.
[eiser 3] B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
geen verhaal nemenop de schuldenaar. Het feit dat de bank zekerheden heeft gevestigd voor deze regresvordering doet hier niet aan af. Het maakt niet uit op welke wijze verhaal op de boedel wordt gezocht, de aard van de vordering staat eraan in de weg [1] .
fair balance-vereiste van artikel 1 Eerste Protocol EVRM en in het bijzonder dat, in het geval artikel 370 lid 2 Fw het nemen van regres na homologatie in de weg zou staan, dit een inbreuk op het eigendomsrecht oplevert. De wetgever heeft de inbreuk op het recht van (in dit geval) de bank, zoals vastgelegd in artikel 370 lid 2 Fw, noodzakelijk geacht voor het algemeen belang; voorkomen dat de schuldenaar na homologatie alsnog insolvent raakt door uitwinning van regresvorderingen. Het ligt dan op de weg van ABN aannemelijk te maken dat, vanwege de concrete omstandigheden van dit specifieke geval een disproportionele inbreuk dreigt. Dergelijke concrete omstandigheden zijn niet gesteld, noch gebleken, zodat het beroep op artikel 1 Eerste Protocol EVRM niet slaagt.
3.Het geschil
no creditor worse off-principe, neergelegd in artikel 384 lid 3 Fw
.
4.De beoordeling
warenniet beschikbaar voor verhaal door de concurrente schuldeisers en
zijndat na uitwinning nog steeds niet.
no creditor worse offprincipe genoemd). Dit uitgangspunt is onder meer vastgelegd in artikel 384 lid 3 Fw als afwijzingsgrond voor homologatie. ABN AMRO zou in dit geval slechter af zijn omdat bij faillissement van [eisers] ABN AMRO zich op het geblokkeerde creditsaldo zou kunnen verhalen (vgl. artikel 57 Fw).
€ 178(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)