ECLI:NL:RBAMS:2025:3381

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
10795074 CV FORM 23-14577
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in smallclaimprocedure tegen Meta Platforms Ireland Limited betreffende gebruik van persoonsgegevens voor AI-modellen

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], op 30 april 2025 een voorlopige voorziening verzocht op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het verzoek betreft een verbod aan Meta Platforms Ireland Limited, gevestigd te Dublin, Ierland, om de persoonsgegevens van verzoeker te combineren tussen Facebook en Instagram, en deze te gebruiken voor andere diensten zoals Meta Ads en Meta AI. Verzoeker stelt dat Meta zonder toestemming zijn gegevens wil combineren en dat hij niet in staat is om gebruik te maken van de opt-out mogelijkheid die Meta biedt. De spoedeisendheid van het verzoek is onderbouwd door de aankondiging van Meta dat de gegevens per 27 mei 2025 zullen worden gecombineerd, wat verzoeker als onomkeerbaar beschouwt.

Meta heeft verweer gevoerd en betoogd dat het verzoek van verzoeker niet ontvankelijk is in de small claim procedure. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er voldoende samenhang is met de hoofdzaak en dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet in strijd is met de aard van de procedure. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft en dat Meta niet voldoende heeft gereageerd op het verzoek. De kantonrechter heeft het verzoek van verzoeker toegewezen en Meta verboden om de persoonsgegevens van verzoeker te combineren of te gebruiken voor andere diensten, met een dwangsom van € 100.000 voor iedere overtreding van dit verbod. Tevens is Meta veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10795074 CV FORM 23-14577
beschikking van: 19 mei 2025
func.: 515
beschikking als bedoeld in artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RV)
I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het incident,
nader te noemen: [verzoeker] ,
procederend in persoon,
t e g e n

de vennootschap naar buitenlands recht Meta Platforms Ireland Limited

gevestigd te Dublin, Ierland,
verweerster in het incident,
nader te noemen: Meta,
gemachtigde: mr. A.M. Arnbak.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 30 april 2025 heeft [verzoeker] een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv verzocht.
Meta heeft bij brief, verzonden per e-mail, van 1 mei 2025 gereageerd.
Bij e-mail van 12 mei 2025 heeft [verzoeker] verzocht om een beslissing uiterlijk 19 mei 2025.
Op 14 mei 2025 is door de griffier aan partijen bericht dat er naar gestreefd wordt om op 19 mei 2025 een beschikking te geven.
Op zondag 18 mei 2025 om 17.29 uur is namens Meta aan de griffier een e-mail verzonden.
[verzoeker] heeft bij e-mail van 19 mei 2025 om 7.55 uur daarop gereageerd.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Verzoek

1. [verzoeker] verzoekt Meta te verbieden om zijn persoonsgegevens, althans zijn “informatie” te combineren tussen Facebook en /of Instagram, en/of enige andere dienst(en) van Meta, waarvoor Meta Ads, Meta AI, “AI-tools voor advertentiemateriaal” en/of (het genereren van) modellen, waaronder modellen die Meta in Meta AI gebruikt en via een open platform aanbiedt en dat open platform. Verder vordert [verzoeker] om Meta te verbieden om zijn persoonsgegevens, althans zijn “informatie” te gebruiken voor enige andere dienst(en) van Meta dan Facebook of Instagram, en/of enige andere dienst(en) van Meta, waaronder Meta Ads, Meta AI, “AI-tools voor advertentiemateriaal” en/of (het genereren van) modellen, waaronder modellen die Meta in Meta AI gebruikt en via een open platform aanbiedt en dat open platform. Ten slotte verzoekt [verzoeker] oplegging van een afschrikwekkende dwangsom, met veroordeling van Meta in de kosten van dit geding, waaronder de betekeningskosten in Ierland.
2. [verzoeker] voert hiertoe aan dat Meta in een e-mail heeft aangekondigd zijn persoonsgegevens uit Instagram en Facebook te gaan combineren met en te gebruiken ten behoeve van verschillende andere diensten, zoals Meta AI en AI-tools voor advertentiemateriaal, het genereren van modellen en het beschikbaar stellen van die modellen via een open platform. Hiervoor heeft Meta geen toestemming gevraagd die zij op grond van de DMA had behoren te vragen, aldus [verzoeker] . Weliswaar heeft Meta een “opt-out” mogelijkheid aangeboden, maar die kan hij niet gebruiken omdat hij daarvoor toegang nodig heeft tot zijn account en moet inloggen en akkoord moet gaan met algemene voorwaarden waartegen hij in de bodemprocedure nu juist bezwaar maakt. Ook moet hij een keuze maken op het Blokkadescherm, terwijl hij zich in de hoofdzaak op het standpunt stelt dat dit Blokkadescherm onrechtmatig is. Weliswaar heeft Meta niet gemeld vanaf wanneer het combineren van de gegevens gaat plaatsvinden, maar via een bericht van de Autoriteit Persoonsgegevens heeft [verzoeker] vernomen dat dit al op 27 mei 2025 zal plaatsvinden en is in dat bericht ook gewaarschuwd dat dit onherroepelijk en onherstelbaar zal zijn, zodat hij belang heeft bij een spoedige beslissing. [verzoeker] heeft op 24 april 2025 via een e-mail geprobeerd om van de opt-out gebruik te maken, maar hij kreeg een foutmelding van Meta, zodat een voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv nog de enige mogelijkheid biedt om gebruik van zijn gegevens te voorkomen.

Verweer

3. Meta voert verweer. Zij betoogt dat het verzoek van [verzoeker] geheel andere feiten betreft en los staat van de verzoeken van [verzoeker] in de procedure in de hoofdzaak. Bovendien is het verzoek van [verzoeker] om een voorlopige voorziening te vragen onverenigbaar met de aard van de small claim procedure, zodat om die reden [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn verzoek. Indien deze bezwaren worden gepasseerd, dient Meta in ieder geval in de gelegenheid te worden gesteld om te reageren en dient het verzoek van [verzoeker] om het verzoek toe te wijzen zonder Meta te horen te worden afgewezen. Zij dient een redelijke termijn van in ieder geval twee weken te worden gegeven om op dit verzoek van [verzoeker] te kunnen reageren.

Beoordeling

4. Een verzoek als bedoeld in artikel 223 Rv kan in elke fase van een geding worden verzocht indien er voldoende samenhang is met de hoofdzaak. Daar is hier sprake van omdat de hoofdzaak ziet op de verhouding tussen [verzoeker] en Meta ten aanzien van het gebruik van Facebook en Instagram en de voorziening ziet op specifiek gebruik van gegevens door Meta van beide platforms. Dat de aard van de small claim procedure zich verzet tegen een dergelijke voorziening valt niet in te zien. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad wordt afgeleid dat een voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv een breed toepassingsbereik heeft, ook in verzoekschriftprocedures mogelijk is en de situatie waarin een dergelijke maatregel uitdrukkelijk verboden is, het echtscheidingsrecht, doet zich hier niet voor. Nu – ook bij gebreke van verweer daartegen van Meta - voorts uit het bericht van de Autoriteit Persoonsgegevens duidelijk is geworden dat [verzoeker] voor 27 mei 2025 bezwaar dient te maken tegen het gebruik van zijn gegevens en sprake lijkt van een onomkeerbare situatie indien dit bezwaar niet wordt genoteerd, is ook sprake van een zeer spoedeisend belang aan de zijde van [verzoeker] . In dit verband wordt opgemerkt dat de berichten van 18 mei 2025 van Meta en 19 mei 2025 van [verzoeker] buiten beschouwing zijn gelaten.
5. Tegen die achtergrond wordt Meta ook geen gelegenheid meer gegeven om alsnog inhoudelijk te reageren op het verzoek van [verzoeker] . Zij heeft immers kunnen reageren en heeft dit ook daadwerkelijk gedaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt ook niet in te zien waarom Meta in dat verweer zich heeft beperkt tot formele bezwaren. Daarnaast heeft daarbij te gelden dat blijkens de openbaar beschikbare informatie van de Autoriteit Persoonsgegevens Meta heeft aangegeven dat zij de gegevens van iedereen die bezwaar aantekent niet zal gebruiken voor het trainen van AI. Hieruit wordt afgeleid dat de enkele mededeling dat er bezwaar is tegen het gebruik van de gegevens van [verzoeker] door Meta al voldoende zou moeten zijn om te voldoen aan het verzoek van [verzoeker] , zodat niet valt in te zien welke bezwaren Meta in de zaak van [verzoeker] nu nog zou willen maken. Ook wordt daarbij nog in ogenschouw genomen dat Meta ook na het bezwaar dat zij heeft gemaakt tegen de voorlopige voorziening op 1 mei 2025 nog ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om inhoudelijke bezwaren naar voren te brengen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Dat zij daarvoor niet nadrukkelijk een termijn heeft gekregen staat daaraan niet in de weg. De aard van de onderhavige procedure vraagt om een spoedige beslissing en het over en weer verstrekken van termijnen verhoudt zich daarmee niet mee. Bovendien blijkt uit de procedure in de hoofdzaak dat Meta zeer wel in staat is om, ook indien zij daartoe geen termijn is gegeven, haar standpunt over het voetlicht te brengen.
6. De verzoeken van [verzoeker] worden toegewezen. Uit de informatie die door de Autoriteit Persoonsgegevens openbaar is gemaakt en waarnaar door [verzoeker] is verwezen, wordt afgeleid dat het enkel bezwaar maken door een gebruiker van Facebook en/of Instagram voor Meta voldoende is om gebruik van de gegevens door Meta te voorkomen. Uit de verzoeken van [verzoeker] is duidelijk dat hij dit wenst. Gelet op de aard van de voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv, zal in het dictum een beperking worden aangebracht voor de duur van de procedure in de hoofdzaak. Het ligt weliswaar voor de hand dat Meta dit bezwaar van [verzoeker] ook daarna zal honoreren, maar een beslissing daarover gaat het kader van dit geding te buiten.
7. [verzoeker] heeft een dwangsom gevorderd. In beginsel zou daarvoor geen aanleiding zijn, nu uit de informatie van de Autoriteit Persoonsgegevens wordt afgeleid dat Meta ieder bezwaar dat zij ontvangt zal honoreren en er is vooralsnog in zijn algemeenheid geen aanleiding aan die mededeling te twijfelen. Het had tegen die achtergrond ook voor de hand gelegen dat Meta in deze procedure deze toezegging ook aan [verzoeker] had verstrekt, zodat de noodzaak van een voorziening was komen te vervallen. Dat heeft zij echter niet gedaan, sterker zij heeft formele bezwaren tegen honorering van het verzoek van [verzoeker] geformuleerd en ook nog verzocht om een termijn om inhoudelijk op het verzoek van [verzoeker] te mogen reageren. Gelet op deze proceshouding wordt aanleiding gezien een dwangsom als na te melden op te leggen. Voor maximering van de dwangsom wordt, gelet op de aard van het verbod, geen aanleiding gezien.
8. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] (ambtshalve) uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Er is geen rechtsgrond om deze beslissing, zoals door [verzoeker] verzocht, in de Engelse taal te stellen.
9. Meta wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast die als na te melden worden begroot, alsmede in de nakosten, de kosten van betekening daaronder begrepen.

BESLISSING

De kantonrechter:
verbiedt Meta om de persoonsgegevens van [verzoeker] , althans zijn “informatie” te combineren tussen Facebook en /of Instagram, en/of enige andere dienst(en) van Meta, waarvoor Meta Ads, Meta AI, “AI-tools voor advertentiemateriaal” en/of (het genereren van) modellen, waaronder modellen die Meta in Meta AI gebruikt en via een open platform aanbiedt en dat open platform en verbiedt Meta om de persoonsgegevens van [verzoeker] , althans zijn “informatie” te gebruiken voor enige andere dienst(en) van Meta dan Facebook of Instagram, en/of enige andere dienst(en) van Meta, waaronder Meta Ads, Meta AI, “AI-tools voor advertentiemateriaal” en/of (het genereren van) modellen, waaronder modellen die Meta in Meta AI gebruikt en via een open platform aanbiedt en dat open platform, een en ander voor de duur van de procedure in hoofdzaak CV FORM 23-14577, alles op verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod;
veroordeelt Meta in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 100,00 en in de na deze beschikking ontstane kosten, de kosten van betekening daaronder begrepen;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevraagde.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.