ECLI:NL:RBAMS:2025:3387

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
11585666 WM VERZ 25-2128
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht en matiging van de boete in bestuursrechtelijke verkeerssanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie die de sanctie zonder het horen van de gemachtigde had gehandhaafd. De kantonrechter oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat de officier van justitie welbewust had afgezien van het horen, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen als gevolg van deze schending. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de kantonrechter stelde de sanctie vast op € 195,75, exclusief administratiekosten. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 550,25 toegekend aan de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van betrokkenen in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze hoorplicht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. T.M.A. van Löben Sels
zaaknummer: 11585666 WM VERZ 25-2128
beslissing van: 14 mei 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 12 mei 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
(verder: betrokkene)
voor wie beroep is ingesteld door
mr. N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.NL(verder: gemachtigde)
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 5 april 2024 en is gericht tegen de beslissing van 13 maart 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 26 juli 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Namens betrokkene heeft gemachtigde tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep - zonder gemachtigde te horen - ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 12 mei 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Namens gemachtigde is mr. J. Piet bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is.
Ten slotte is door de kantonrechter op 14 mei 2025 schriftelijk uitspraak gedaan.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, de maximum snelheid op autosnelwegen is overschreden met 25 km/h (verkeersbord A1). Deze gedraging is geconstateerd op 14 juli 2023 om 12:06 uur op de [locatie 1] (borden bij [locatie 2] ) te [plaats] .
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat de officier van justitie ten onrechte heeft afgezien van het horen. De enkele omstandigheid dat de wettelijke beslistermijn afloopt, rechtvaardigt nog niet zonder meer dat af wordt gezien van het horen. Ter ondersteuning van dit verweer verwijst gemachtigde onder andere naar een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 oktober 2023, ECLI:NL:GHDHA:2020:2239. Hierin oordeelt het hof dat de omstandigheid dat belanghebbende de Inspecteur in gebreke heeft gesteld wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, niet meebrengt dat de Inspecteur van het horen mocht afzien.
Het afzien van het horen in deze gevallen kent – evident – een structureel karakter. Het gebeurt bij Verkeersboete.NL, maar ook bij andere gemachtigden stelselmatig. De officier van justitie ziet steeds af van het horen, zonder voldragen rechtsgrond. Hier moet paal en perk aan worden gesteld door er rechtsgevolgen aan te verbinden. In lijn met het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 22 november 2022, (ECLI:NL:GHARL:2022:9934, r.o. 16) dient het sanctiebedrag om bovenstaande redenen derhalve met 25% te worden gematigd. Ter onderbouwing hiervan verwijst gemachtigde naar een aantal uitspraken van andere rechtbanken, maar ook naar een uitspraak van rechtbank Amsterdam van 25 februari 2025, zaaknummer 11502233.
Namens betrokkene wordt verzocht om het beroep gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond is. Op grond van de verklaring van de verbalisant staat vast dat de gedraging is verricht.
Voorts is betrokkene niet gehoord. De beslissing van de officier van justitie dient daarom vernietigd te worden, maar de inleidende beschikking moet volgens verweerder in stand blijven. In deze zaak is de focus op de beslissing komen te liggen vanwege de ingebrekestelling die is ingebracht, maar er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van structurele schending van de hoorplicht. Verweerder overlegt ter zitting twee eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam, waarin de kantonrechter geen aanleiding heeft gezien de sanctie te matigen na vaststelling van schending van de hoorplicht.
5. Naar aanleiding van het voorgaande voert gemachtigde aan dat hij het discutabel vindt dat verweerder voorstelt de sanctie wel te matigen in zaken waarin gemachtigde niet is gehoord omdat de wettelijke beslistermijn afliep, en in de zaken waarin een ingebrekestelling is gestuurd niet.
6. Het volgende wordt overwogen.
7. De feitelijke gedraging staat niet ter discussie. Namens betrokkene wordt in het beroepschrift bij de kantonrechter de gedraging niet betwist zodat, mede gelet op de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht, van de juistheid daarvan wordt uitgegaan.

Ten aanzien van de hoorplicht:

8. In deze zaak is betrokkene vanaf het instellen van het administratief beroep tot en met de procedure bij de kantonrechter bijgestaan door een professioneel gemachtigde. Door de gemachtigde van betrokkene niet te horen in de administratief beroepsfase heeft verweerder de hoorplicht geschonden. Van horen kan alleen worden afgezien op basis van de in artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde gronden. Die gronden doen zich hier niet voor. Verweerder heeft immers afgezien van het horen, omdat in de onderhavige zaak een ingebrekestelling is gestuurd. Betrokkene is daarom in zijn belangen geschaad, dat tot gevolg heeft dat de beslissing van verweerder moet worden vernietigd (vgl. het arrest ECLI:NL:GHARL:2017:1121).
9. De kantonrechter ziet anders dan verweerder wel aanleiding om de boete te matigen met 25% vanwege schending van de hoorplicht, omdat in deze zaak de officier van justitie er welbewust voor heeft gekozen om van het horen af te zien, kennelijk ook om daarmee het verbeuren van een dwangsom te ontlopen. Een dergelijke welbewuste schending van de hoorplicht moet naar het oordeel van de kantonrechter leiden tot eerdergenoemde matiging van de boete. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat uit de rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat het voortduren van een structurele schending van de hoorplicht na 1 oktober 2023 in zaken met een professioneel gemachtigde gevolgen kan hebben.
10. De beslissing van verweerder op het administratief beroep wordt vernietigd vanwege de schending van de hoorplicht en de sanctie wordt dientengevolge gematigd met 25%.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

11. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Nu de sanctie is gematigd, wordt een proceskostenvergoeding toegekend.
12. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van een administratief beroep bij verweerder;
- het indienen van beroep bij de kantonrechter;
- en het verschijnen tijdens de zitting van de kantonrechter.
Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt te worden toegekend. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het bezwaar en administratief beroep € 647,00 en in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.
13. Gelet op het voorgaande worden er in deze zaak voor de door gemachtigde verrichte proceshandeling in de fase van het administratief beroep 1 punt ad € 647,00 toegekend en voor de verrichte proceshandelingen in de fase van het beroep bij de kantonrechter 2 punten ad € 907,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast, en ingevolge artikel 13a lid 2 Wahv wordt de proceskostenvergoeding bij de kantonrechter vermenigvuldigd met 0,25 (vgl. de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2356).
Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van:
a. administratief beroep: € 323,50 (1x647) x 0,5)
b. beroep bij de kantonrechter: € 226,75 (((2x907) x 0,5) x 0,25).
Totaal: (€ 323,50 + € 226,75 ) = € 550,25
14. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van verweerder gegrond en vernietigt deze;
- verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en stelt, onder wijziging van de inleidende beschikking, de sanctie vast op € 195,75 exclusief administratiekosten;
- bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd voor zover dit het genoemde bedrag, vermeerderd met de administratiekosten, te boven gaat;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een proceskostenvergoeding toe van
€ 550,25.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.