ECLI:NL:RBAMS:2025:3399

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
11536004
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot betaling collegegeld met ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen

In deze zaak vordert de Stichting Hoger Onderwijs Nederland, h.o.d.n. Hogeschool Inholland, betaling van collegegeld door de gedaagde, die zich had ingeschreven voor het studiejaar 2023/2024. De gedaagde had een digitale machtiging afgegeven voor het incasseren van het collegegeld, maar de automatische incasso mislukte meerdere keren. Inholland heeft de gedaagde herhaaldelijk aangemaand, maar de betaling bleef uit. De kantonrechter heeft de zaak op 8 april 2025 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst met de gedaagde is gesloten als consument, wat betekent dat ambtshalve toetsing van de overeenkomst aan het consumentenrecht noodzakelijk is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarden van Inholland niet oneerlijk zijn en dat de gedaagde het verschuldigde collegegeld moet betalen. De kantonrechter heeft de vordering van Inholland toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden. Het vonnis is uitgesproken op 8 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11536004 \ CV EXPL 25-2842
Vonnis van 8 mei 2025
in de zaak van
STICHTING HOGER ONDERWIJS NEDERLAND h.o.d.n. HOGESCHOOL INHOLLAND,
gevestigd te Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen: Inholland,
gemachtigde: Bosveld Beverwijk B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 januari 2025 met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord van 13 februari 2025 met bijlagen;
  • het tussenvonnis van 27 februari 2025 waarin de mondelinge behandeling is bepaald; en
  • de dagbepaling.
1.2.
Op 8 april 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig mevrouw mr. [naam] namens de gemachtigde van Inholland en de gemachtigde van [gedaagde] . Zij hebben de standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Daarnaast heeft Inholland een e-mail van 13 november 2023 in het geding gebracht. De mondelinge behandeling is onderbroken voor het onderzoeken van een betalingsregeling. Er is vervolgens om een vonnis gevraagd en daarvoor is een datum bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft zich via de website Studielink ingeschreven voor onderwijs bij Inholland voor het studiejaar 2023/2024 en heeft daarbij een digitale machtiging afgegeven voor het incasseren van het verschuldigde wettelijke collegegeld van € 2.314,00. De eerste betalingstermijn is verhoogd met € 24,00 omdat [gedaagde] heeft gekozen voor betaling in termijnen.
2.2.
Op 22 september 2023 en op 24 oktober 2023 heeft Inholland geprobeerd het termijnbedrag te incasseren van de opgegeven bankrekening van [gedaagde] . Dit incasseren mislukte vanwege de melding met oorzaakcode
AC06en de omschrijving
rekeningnummer blokkade.
2.3.
Vanwege de mislukte automatische incasso is [gedaagde] op 30 oktober 2023 door Inholland bericht - via haar studenten e-mailadres en haar Gmail e-mailadres - dat het meerdere keren niet is gelukt om het collegegeld automatisch te incasseren waardoor er een betalingsachterstand is ontstaan. Daardoor is op grond van de tussen partijen geldende de betalingsvoorwaarden van Inholland het totaal verschuldigde bedrag aan collegegeld volledig en ineens opeisbaar geworden en is het automatische incassoproces beëindigd.
2.4.
Omdat volledige betaling uitbleef heeft Inholland op 13 november 2023 een laatste aanmaning verzonden waarin [gedaagde] werd gesommeerd om binnen 14 dagen het openstaande bedrag te voldoen op straffe van € 350,70 aan incassokosten vermeerderd met € 73,65 BTW.
2.5.
De gemachtigde van Inholland (voorheen Snijder Incasso) heeft vervolgens bij brief van 1 december 2023 een aanmaning verzonden alsmede op 8 december 2023, 15 december 2023 en 22 december 2023.
2.6.
[gedaagde] heeft op 3 juli 2024 aan haar laatste studieverplichtingen voldaan.
2.7.
Op 19 juli 2024 heeft Inholland [gedaagde] informatie toegezonden over het afstuderen. Daarin is onder meer opgenomen dat bij een positief besluit van de examencommissie, een correcte inschrijving en geen betalingsachterstand van het collegegeld het getuigschrift wordt aangemaakt. De gemachtigde van [gedaagde] heeft hierop geantwoord dat [gedaagde] SEPA-machtigingsformulieren heeft ingevuld, dat Inholland daarmee het collegegeld heeft kunnen incasseren en dat [gedaagde] niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het achterstallige collegegeld.
2.8.
[gedaagde] heeft een e-mail ontvangen van Inholland over een betaalachterstand waarin een openstaand bedrag van € 400,89 wordt vermeld welk bedrag uiterlijk op 31 augustus 2024 moet worden betaald. Dit bedrag heeft zij voldaan op 27 augustus 2024.
2.9.
In een brief van 8 oktober 2024 heeft Inholland aan [gedaagde] aangegeven dat het openstaande bedrag van € 400,89 betrekking heeft op het collegegeld voor het studiejaar 2022/2023.
2.10.
Inholland heeft een getuigschrift aan [gedaagde] uitgereikt.

3.Het geschil

3.1.
Inholland vordert – uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.338,00, vermeerderd met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Zij legt hieraan - samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] voor het collegejaar 2023-2024 stond ingeschreven bij Inholland en dat zij ondanks herhaalde aanmaning toerekenbaar te kort is geschoten in haar betalingsverplichting.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat zij aan al haar betalingsverplichtingen heeft voldaan omdat zij het door Inholland aan haar gefactureerde bedrag van € 400,89 heeft betaald, zij geen betalingsherinneringen heeft ontvangen en zij haar getuigschrift heeft ontvangen van Inholland.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst waarop Inholland zich beroept, is gesloten met [gedaagde] handelde als een consument (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Dat betekent dat de kantonrechter uit eigen beweging (ambtshalve) moet toetsen of is voldaan aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht.
4.2.
Inholland is een onderwijsinstelling als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW). In de WHW is vastgelegd aan welke (informatie)verplichtingen de onderwijsinstelling moet voldoen, zodat de bepalingen van Boek 6, Titel 5 afdeling 2b (de informatieverplichtingen) niet op deze overeenkomst van toepassing zijn.
4.3.
In deze zaak is artikel 4.8 van de In- en uitschrijfregels 2023-2024 relevant. Dit artikel luidt, voor zover hier van belang:
“Artikel 4.8 Uitblijven van betalen
…als een verschuldigd (termijn)bedrag twee of meerdere malen niet geïncasseerd kan worden, het automatische incassoproces beëindigd wordt en het reguliere aanmaantraject van start gaat. Hier gaat een besluit aan vooraf, waarin jouw rechten tot het moment van uitschrijving worden opgeschort. Daarnaast kan om die reden jouw nieuwe inschrijving worden geweigerd totdat de achterstand is voldaan.
Wil je op 1 september verder met je studie of wil je een andere studie gaan volgen, dan dient de volledige betaalachterstand, inclusief incassokosten, betaald te zijn voor 1 augustus…”.
4.4.
Daarnaast zijn de Voorwaarden Betaling en Collegegeld voor machtigen van belang. Deze zijn te raadplegen via de website van Inholland ( [internetsite] ).
In deze voorwaarden is als volgt opgenomen, voor zover hier van belang:
”… Indien betaling voor het gehele collegegeld ook dan uitblijft, zal het verschuldigde bedrag verhoogd worden met de wettelijke incassokosten en ter invordering uit handen worden gegeven aan het incassobureau van Inholland.
Wanneer een (buiten)gerechtelijk traject wordt gestart om het verschuldigde bedrag alsnog te incasseren zullen de verschuldigde wettelijke vertragingsrente en de volledige incassokosten (inclusief 21% btw), die berekend worden volgens de Incassokostenwet (WIK) volledig voor rekening van de student komen.”
4.5.
Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen gaat het erom of die bedingen, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn).
4.6.
Weliswaar zijn momenteel alleen de voorwaarden voor het collegejaar 2024-2025 te raadplegen op de website van Inholland maar tijdens de zitting heeft de gemachtigde van Inholland aangegeven dat de voorwaarden van 2023-2024 eveneens conform de wettelijke bepalingen zijn. Daarnaast wordt in de brief van 13 november 2023 vermeld dat de betalingsvoorwaarden zijn gebaseerd op de WHW. Omdat de bedingen verder verwijzen naar de wettelijke bepalingen met betrekking tot de incassokosten en rente wordt hiermee niet het evenwicht te nadele van de consument evenredig verstoort. Daarmee worden de bedingen als niet oneerlijk beoordeeld.
4.7.
De kantonrechter heeft geen andere bedingen gevonden die relevant zijn voor de vordering.
Collegegeld moet betaald worden
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] het gevorderde bedrag van € 2.388,00 moet betalen. Dit zal hierna worden toegelicht.
4.9.
[gedaagde] betwist niet dat zij ingeschreven stond tot en met 31 augustus 2024. Dit betekent dat zij voor het studiejaar 2023-2024 het collegegeld verschuldigd was. Vast staat dat zij die niet heeft voldaan. De betaling van € 400,89 ziet immers op het collegegeld voor het jaar 2022-2023. Dat [gedaagde] voor dat jaar nog een betaling moest doen van € 400,89 heeft zij niet betwist.
4.10.
Voor zover [gedaagde] heeft willen stellen dat door de e-mail van Inholland waarin staat dat een bedrag van € 400,89 is verschuldigd, het niet ontvangen van aanmaningen en de uitreiking van het getuigschrift, zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij na de betaling van € 400,89 aan haar al betalingsverplichtingen had voldaan, slaagt die stelling niet. Weliswaar begrijpt de kantonrechter dat de tekst van de e-mail verwarrend kan zijn overgekomen, maar [gedaagde] had wetenschap of kon die hebben van de hoogte van het collegegeld voor het studiejaar 2023-2024 en wist of kon weten dat er geen bedragen zijn afgeschreven van haar bankrekening voor dat studiejaar. Die bedragen zijn immers gestorneerd. Inholland heeft haar hiervan ook op de hoogte gebracht. Het lag op haar weg om ervoor zorg te dragen dat de automatische incasso daadwerkelijk gefactureerd kon worden. Alleen al vanwege deze wetenschap kon en mocht zij er niet op vertrouwen dat zij aan al haar betalingsverplichtingen had voldaan.
4.11.
Bovendien heeft Inholland met de stukken onderbouwd dat zij per e-mail een aanmaning voor het collegegeld voor 2023-2024 heeft verzonden naar twee van door [gedaagde] gebruikte e-mailadressen en dat de incassogemachtigde per brief vier aanmaningen heeft verzonden aan het door haar opgegeven adres. De ontvangst ervan heeft [gedaagde] slechts in algemene zin, en daarmee onvoldoende betwist.
4.12.
Tot slot, dat Inholland het getuigschrift aan [gedaagde] heeft afgegeven kan niet anders worden gezien als een gunst van Inholland en biedt geen onderbouwing voor de stelling van [gedaagde] dat zij niet hoeft te voldoen aan haar betalingsverplichting.
Wettelijke rente
4.13.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar omdat dit volgt uit de wet en [gedaagde] met tijdige en volledige betaling in gebreke is gebleven.
Buitengerechtelijke kosten
4.14.
Inholland vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Omdat [gedaagde] een consument is moet gecontroleerd worden of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). De aanmaning van 13 november 2023 die Inholland heeft verzonden aan [gedaagde] voldoet aan deze extra eisen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten heeft Inholland vermeerderd met btw. Omdat Inholland een van btw vrijgestelde prestatie heeft verricht, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom zal een bedrag van € 424,35 worden toegewezen.
Proceskosten
4.15.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Inholland worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,89
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.203,39

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Inholland te betalen een bedrag van € 2.514,47 aan hoofdsom en reeds vervallen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.338,00, met ingang van 27 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Inholland te betalen een bedrag van € 424,35 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.203,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Kuiken, kantonrechter, bijgestaan door mr. H. Heida, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
61291