In deze zaak vordert de Stichting Hoger Onderwijs Nederland, h.o.d.n. Hogeschool Inholland, betaling van collegegeld door de gedaagde, die zich had ingeschreven voor het studiejaar 2023/2024. De gedaagde had een digitale machtiging afgegeven voor het incasseren van het collegegeld, maar de automatische incasso mislukte meerdere keren. Inholland heeft de gedaagde herhaaldelijk aangemaand, maar de betaling bleef uit. De kantonrechter heeft de zaak op 8 april 2025 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst met de gedaagde is gesloten als consument, wat betekent dat ambtshalve toetsing van de overeenkomst aan het consumentenrecht noodzakelijk is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarden van Inholland niet oneerlijk zijn en dat de gedaagde het verschuldigde collegegeld moet betalen. De kantonrechter heeft de vordering van Inholland toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden. Het vonnis is uitgesproken op 8 mei 2025.