ECLI:NL:RBAMS:2025:3400

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
AMS 24 / 3402
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering toekenning € 30.000 (Catshuisregeling) in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitbetaling van € 30.000 in het kader van de Catshuisregeling, op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen gedupeerde is van de Toeslagenaffaire, zoals blijkt uit de eerste, lichte toets die is uitgevoerd. Deze toets is inmiddels ingehaald door een integrale toets, waaruit ook is gebleken dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde uitbetaling. Eiseres heeft op 24 april 2023 om herbeoordeling gevraagd, maar de rechtbank concludeert dat zij geen procesbelang heeft bij haar beroep tegen de eerste toets, omdat deze niet meer relevant is na de integrale toets. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 21 maart 2025 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/3402

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer),
en

Ministerie van Financiën, Dienst Toeslagen

(gemachtigde: mr. M. Burghout).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om uitbetaling van € 30.000 (Catshuisregeling) op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder en [de persoon] . Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft in 2012 en 2013 een voorschot op de kinderopvangtoeslag ontvangen voor één kind. De definitieve kinderopvangtoeslag is voor beide jaren op nihil gezet, omdat haar man niet in de EU woont, maar in Qatar en een overbruggingsuitkering ontving.
3. Eiseres heeft zich op 24 april 2023 aangemeld voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 tot en met 2015. Bij het primaire besluit was de uitkomst van deze eerste, lichte, toets dat eiseres geen gedupeerde is. Verweerder ziet daarom geen reden om € 30.000 uit te betalen. Verweerder gaat nog verder kijken naar de situatie bij de integrale beoordeling.
4. In bezwaar heeft verweerder dit besluit gehandhaafd. Verweerder heeft een volledige heroverweging van de eerste toets uitgevoerd, waarbij gegevens uit de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen zijn gebruikt. Eiseres blijkt geen gedupeerde van de Toeslagenaffaire te zijn; de verlaging van de kinderopvangtoeslag 2012/2013 wordt nog bekeken bij de integrale toets.
5. Eiseres is van mening dat er geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. Dit is voor haar moeilijk te controleren, omdat zij nog steeds niet haar volledige dossier heeft ontvangen. Eiseres weet niet welke bronnen verweerder heeft geraadpleegd, en welke zoekvraag is gebruikt en wat die heeft opgeleverd.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank dient allereerst – ambtshalve – te beoordelen of eiseres een procesbelang heeft bij haar beroep. Dat is gericht tegen de eerste, lichte, toets. Deze eerste toets wordt gevolgd door een integrale toets, waarin dieper op de omstandigheden wordt ingegaan. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat die integrale toets inmiddels heeft plaatsgevonden en ook op grond daarvan is besloten dat eiseres geen gedupeerde is en geen € 30.000 ontvangt. Eiseres heeft tegen dit besluit inmiddels een bezwaarschrift ingediend.
7. Dat betekent dat de eerste toets inmiddels is ingehaald door de integrale toets. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over de eerste toets; de rechtbank kan daarin hooguit met eiseres constateren dat de voorbereiding en besluitvorming daarvan onzorgvuldig zijn geweest en verweerder opdragen hier opnieuw naar te kijken. Maar eiseres kan met haar beroep tegen de eerste toets niet bereiken dat zij als gedupeerde wordt aangemerkt. Zij kan haar bezwaren daarover kenbaar maken in het bezwaar (en eventueel daarna beroep) tegen de integrale toets. De integrale toets zelf staat hier niet ter beoordeling [1] .
8. Eiseres heeft nog aangevoerd dat zij niet haar volledige dossier heeft ontvangen. Ook als dit zo is, maakt dat het voorgaande niet anders. Het verzoek tot het verstrekken van het (volledige) dossier maakt geen onderdeel uit van het bestreden besluit. Daarbij heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting uiteengezet dat de eerste toets is uitgevoerd aan de hand van een beperkt dossier, dat gelijk is aan het dossier dat eiseres en de rechtbank ter beschikking hebben gekregen.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres geen procesbelang heeft bij haar beroep tegen de eerste toets.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Zaagsma, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 5 december 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6699.