ECLI:NL:RBAMS:2025:3401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
13-308746-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor (gewoonte)witwassen van bijna 4,5 miljoen euro

Op 22 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van (gewoonte)witwassen van grote contante geldbedragen, in totaal bijna 4,5 miljoen euro. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De zaak kwam ter terechtzitting op 8 mei 2025, waar de officier van justitie, mr. R.N. Refos, de bewezenverklaring van de feiten vorderde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.C. Reisinger, pleitte voor vrijspraak en betwistte de herkomst van het geld. De rechtbank constateerde een vormverzuim bij het onderzoek aan de telefoon van de verdachte, dat zonder toestemming van een rechter was uitgevoerd. Ondanks dit verzuim oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet in een nadeliger positie was geraakt en dat bewijsuitsluiting niet gerechtvaardigd was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetwitwassen van € 419.655,- op 4 november 2024 en gewoontewitwassen van in totaal € 4.029.000,- in de periode van 6 juni 2024 tot en met 17 oktober 2024. De verdachte had grote hoeveelheden contant geld voorhanden gehad, waarvan de herkomst niet kon worden geverifieerd. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte over de legale herkomst van het geld onvoldoende concreet en verifieerbaar. De rechtbank legde de straf op met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die recentelijk uit Oekraïne was gevlucht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/308746-24
Datum uitspraak: 22 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
Verblijvende op het adres:
[verblijfadres] ,
nu gedetineerd in: [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.N. Refos en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Reisinger, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – verkort weergegeven en zoals eerder op de terechtzitting van 18 maart 2025 nader is omschreven – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het:
Feit 1:
op 4 november 2024 in Amsterdam (schuld)witwassen van een of meer contante geldbedrag(en) van in totaal € 419.655,-;
Feit 2:
in de periode van 6 juni 2024 tot en met 17 oktober 2024 in Vlaardingen (schuld)witwassen van één of meer contante geldbedrag(en) met een totale waarde van (ongeveer) € 4.029.500,- en daar een gewoonte van maken.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van beide feiten. Ten aanzien van feit 1 staat vast dat verdachte het contante geldbedrag voorhanden heeft gehad. Onder meer vanwege de grote hoeveelheid contant geld bestaat het vermoeden bestaat dat het geldbedrag een criminele herkomst heeft. Aangezien verdachte pas vijf maanden na zijn aanhouding verklaringen over de herkomst van het geld heeft afgelegd die, naast dat ze wisselend en versplinterd zijn, niet verifieerbaar en hoogst onwaarschijnlijk zijn, kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen. Indien de rechtbank van oordeel is dat de door verdachte afgelegde verklaringen wel aan de vereisten voldoen, heeft de officier van justitie zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak moet worden aangehouden om te onderzoeken of er contact kan worden gelegd met [naam] .
Ten aanzien van feit 2 vindt de officier van justitie bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Ook voor deze grote contante geldbedragen geldt een witwasvermoeden. Verdachte heeft dat niet kunnen ontzenuwen met een verklaring die aan de vereisten voldoet.
Tot slot heeft de officier van justitie – in reactie op het door de raadsman gevoerde verweer over het ontbreken van de vereiste toestemming van de rechter-commissaris bij het doorzoeken van de telefoon van verdachte – de rechtbank verzocht om zich te beperken tot een enkele constatering van het vormverzuim.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor beide feiten. Ten aanzien van feit 1 geldt dat er uit het procesdossier geen vermoeden kan worden afgeleid dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Bovendien heeft verdachte concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen afgelegd over de legale herkomst van het geld. Indien de rechtbank van oordeel is dat de door verdachte afgelegde verklaringen niet aan de daarvoor geldende eisen voldoen, heeft de raadsman zich aangesloten bij het door de officier van justitie ingenomen subsidiaire standpunt om de behandeling van de zaak aan te houden om te onderzoeken of [naam] als getuige kan worden gehoord.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, aangezien er geen toetsing door de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden, voordat er onderzoek aan de telefoon van verdachte heeft plaatsgevonden. Als gevolg hiervan moet de informatie uit de telefoon van het bewijs worden uitgesloten. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar het door het Hof van Justitie gewezen
Landeck-arrest van 4 oktober 2024. [1] Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat feit 1 niet kan worden bewezen, omdat niet kan worden vastgesteld wanneer en door wie de foto’s zijn gemaakt en of het om echte geldbiljetten gaat. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat er dubbeltellingen hebben plaatsgevonden. Van de afbeeldingen 1, 5, 7, 8, 10, 11, 15, 16 en 17 kan niet worden vastgesteld dat deze in de woning van verdachte zijn gemaakt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vormverzuim - onderzoek aan telefoon zonder rechterlijke toetsing
Het onderzoek aan de telefoon van verdachte heeft zonder voorafgaande toestemming van een rechter plaatsgevonden. Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat die toestemming wel was vereist en dat door het ontbreken daarvan het recht op privacy van verdachte is geschonden. Dat betekent dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het Landeck-arrest van het HvJ EU niet volgt dat deze schending van de privacy van verdachte per definitie tot bewijsuitsluiting moet leiden. In deze zaak is sprake van een verdenking van ernstige en omvangrijke strafbare feiten. Als de rechter-commissaris om toestemming was gevraagd voor onderzoek aan de telefoon zoals dat heeft plaatsgevonden, dan had deze die toestemming zonder nadere beperkingen kunnen geven. Verdachte is daarom door het vormverzuim niet in een nadeliger positie geraakt. Vanwege het ontbreken van enig daadwerkelijk nadeel is de rechtbank van oordeel dat bewijsuitsluiting en strafvermindering geen gerechtvaardigde rechtsgevolgen van het vormverzuim zijn. De rechtbank volstaat dan ook met de constatering van het vormverzuim.
3.3.2.
Toetsingskader witwassen uit enig misdrijf
Om witwassen te kunnen bewijzen is nodig dat vast staat dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf het geld afkomstig is, kan in bepaalde gevallen worden bewezen dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat in dit geval het geld uit misdrijf afkomstig is. Als er op basis van de feiten en omstandigheden in het dossier sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. De omstandigheid dat zo’n verklaring van de verdachte mag worden verlangd, betekent niet dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het geld niet uit misdrijf afkomstig is. Als de verdachte zo’n verklaring heeft afgelegd, ligt het op de weg van het openbaar ministerie om hier nader onderzoek naar te doen. Mede op basis van dit onderzoek moet de rechtbank beoordelen of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft. In dat geval kan het niet anders dan dat het geld uit misdrijf afkomstig is en als verdachte dat wist kan witwassen van het geld worden bewezen.
3.3.3.
Bewezenverklaring feit 1 – opzetwitwassen van € 419.655,-
Verdachte had op 4 november 2024 € 419.655,- aan contant geld bij zich. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat dit bedrag afkomstig is uit een specifiek bepaald misdrijf. Op grond van de volgende omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een witwasvermoeden. Verdachte heeft in zijn auto tassen voorhanden gehad met daarin een groot contant geldbedrag. Het fysiek vervoeren van dergelijke grote geldbedragen in tassen is een ongebruikelijke wijze om legale geldstromen te laten verlopen. Daarnaast is uit observaties gebleken dat verdachte meermaals gevulde tassen overdroeg of ontving, waarbij af en toe een briefje werd getoond of overhandigd, wat wijst op het gebruik van een token. Verder zijn op de telefoon van verdachte veel foto’s van tokens en van gebundelde stapels contant geld aangetroffen. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit kan volgen dat het geldbedrag niet uit misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft zowel op 11 en 30 april 2025 – vijf maanden na zijn aanhouding – als ter terechtzitting verklaard dat hij het gehele geldbedrag (in twee delen) heeft geleend van ene [naam] . Hoewel verdachte naar contactgegevens van [naam] is gevraagd, heeft hij deze niet verstrekt. Daarnaast dekken de door verdachte overgelegde leenovereenkomsten niet het gehele ten laste gelegde bedrag, aangezien er in de documenten in totaal een bedrag van € 350.000,- wordt genoemd. De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring daarom onvoldoende concreet en verifieerbaar. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het daarom niet anders kan dat dat het ten laste gelegde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek om [naam] als getuige te horen af. De rechtbank acht het zowel niet aannemelijk dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord, bij gebrek aan zijn contactgegevens, als niet noodzakelijk met het oog op de volledigheid van het onderzoek.
3.3.4.
Bewezenverklaring feit 2 – gewoontewitwassen van in totaal € 4.029.000,-
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte de ten laste gelegde geldbedragen voorhanden heeft gehad. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij voor zijn detentie samen met zijn gezin in twee woningen woonde op de adressen [adres 1] en [huisnummer] in Vlaardingen. Ook heeft verdachte verklaard dat de in beslag genomen iPhone 13 Pro van hem is. Tijdens een onderzoek aan die telefoon zijn veel foto’s van gebundelde stapels contant geld aangetroffen. Zestien van de op de telefoon aangetroffen afbeeldingen, waarop contante geldbedragen zichtbaar zijn, kunnen aan de hand van kenmerkende herkenningspunten die terugkomen op de foto’s worden gekoppeld aan voornoemde woningen van verdachte. Per afbeelding is de grootte van het daarop zichtbare contante geldbedrag berekend en dit komt overeen met de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van dubbeltellingen en gaat het steeds om andere stapels geld. Uit de metadata van de foto’s blijkt dat de zestien afbeeldingen zijn genomen in de periode van 6 juni 2024 tot en met 17 oktober 2024. Gelet op het voorgaande in combinatie met de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij bij hem thuis foto’s heeft gemaakt van contant geld, is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staat dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de contante geldbedragen in de woningen, zoals deze op de foto’s te zien zijn, en dat hij hierover kon beschikken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 6 juni 2024 tot en met 17 oktober 2024 de in de tenlastelegging genoemde contante geldbedragen voorhanden heeft gehad, met uitzondering van € 32.500,- op afbeelding 15, dat moet € 32.000,- zijn. Daarom komt het totaal op € 4.029.000,-. Gelet op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij in zijn woning foto’s heeft gemaakt van echt geld en mede gelet op de omstandigheid dat hij op 4 november 2024 een bedrag van € 419.655,- voorhanden heeft gehad, is de rechtbank – anders dan de raadsman – van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de op de afbeeldingen zichtbare bedragen echt geld betreft.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of voor deze geldbedragen een witwasvermoeden geldt. Hoewel op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de geldbedragen van in totaal € 4.029.000,- afkomstig zijn uit een nauwkeurig bepaald misdrijf, is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden uit het procesdossier maken dat er voldoende indicatoren zijn voor een witwasvermoeden. Het gaat om enorm grote hoeveelheden contant geld en de bij feit 1 al genoemde observaties en de inhoud van de telefoon van verdachte wijzen op het gebruik van tokens. Van verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Ter terechtzitting heeft verdachte hier voor het eerst een verklaring over afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij voor Oekraïners in Nederland bemiddelde bij bijvoorbeeld het kopen van een huis in Spanje. Deze mensen lieten dan geld bij hem thuis achter, waar verdachte vervolgens een foto van moest maken, zodat zij konden aantonen dat ze over legaal geld beschikten. Verdachte zou in ruil hiervoor een klein percentage van het geldbedrag ontvangen. Aangezien verdachte niet heeft willen verklaren wie die mensen zijn, kan de herkomst van het geld niet worden geverifieerd. De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring dan ook onvoldoende concreet en verifieerbaar. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het daarom niet anders kan dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist.
Aangezien verdachte zich gedurende een periode van ongeveer vier maanden herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan witwassen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 4 november 2024 te Amsterdam in totaal 419.655 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geld – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 2:
in de periode van 6 juni 2024 tot en met 17 oktober 2024 te Vlaardingen geld, te weten:
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 38.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 1)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 168.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 2)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 750.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 3)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 735.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 4)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 103.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 5)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 130.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 6)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 165.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 7)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 141.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 8)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 115.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 9)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 251.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 10)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 70.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 11)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 128.500 euro (
PVB 20352570, afbeelding 12)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 102.500 euro (
PVB 20352570, afbeelding 14)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 32.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 15)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 500.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 16)
- één of meer contante geldbedrag(en) van in totaal 600.000 euro (
PVB 20352570, afbeelding 17)
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geld – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook voor alle bewezenverklaarde feiten strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hoewel de officier van justitie ter terechtzitting medeleven heeft getoond voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, wijst alles er volgens hem op dat verdachte zich langere tijd op grote schaal en op professionele wijze bezig heeft gehouden met ondergronds bankieren ten behoeve van de georganiseerde criminaliteit. Door zelf het geld op te halen, weg te brengen, op te slaan en de administratie bij te houden, heeft verdachte een zeer wezenlijke, uitvoerende en coördinerende rol vervuld in de criminele keten. De officier van justitie heeft zich voor de hoogte van de strafeis aangesloten bij de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor witwassen, waarbij het oriëntatiepunt bij een bedrag van meer dan één miljoen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 32 maanden is. Ook heeft de officier van justitie gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd voor het witwassen van dergelijke geldbedragen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De raadsman heeft – gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, specifiek ook die waarin procesafspraken zijn gemaakt – verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overstijgt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van grote contante geldbedragen van in totaal bijna 4,5 miljoen euro. Gedurende een periode van vijf maanden heeft verdachte in zijn woning(en) en auto grote hoeveelheden crimineel geld voorhanden gehad. Uit de observaties en de telefoon van verdachte blijkt een behoorlijke bedrijvigheid met grote contante geldbedragen. Verdachte heeft de geldbedragen opgehaald, afgeleverd, vervoerd en opgeslagen. Daarnaast is tijdens de doorzoeking van de woning waar verdachte verbleef een notitieboekje aangetroffen met daarin notities van bedragen in verschillende soorten valuta. Hieruit blijkt dat verdachte tevens een administratie heeft bijgehouden. Met deze werkwijze voorzag verdachte in de behoefte van criminelen om buiten het zicht van de overheid zaken te doen en criminele transacties uit te voeren. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het witwassen van geld vormt een aantasting van het financiële en economische verkeer. Gelet op de omvang van de witgewassen bedragen kan het niet anders dan dat de belanghebbenden bij de overdracht van deze bedragen zich bezighielden met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit. Verdachte heeft met zijn handelen daaraan een substantiële bijdrage geleverd.
Persoon van de verdachte
Verdachte – geboren en getogen in Oekraïne – heeft in 2022 met zijn gezin huis en haard verlaten vanwege de oorlog van Rusland tegen Oekraïne. Sinds hij is aangekomen in Nederland verblijft hij met zijn gezin in het zogenaamde ‘Oekraïnedorp’ in Vlaardingen. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Strafrecht (LOVS) en naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De LOVS-oriëntatiepunten dienen als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Voor het witwassen van een geldbedrag vanaf een miljoen euro is het LOVS-oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minstens vierentwintig maanden. Het door verdachte witgewassen geldbedrag betreft in totaal bijna 4,5 miljoen euro. Alles afwegende komt de rechtbank tot een andere straftoemeting dan de officier van justitie heeft gevorderd en acht een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn tijdens het onderzoek naar het ten laste gelegde voorwerpen in beslag genomen, zoals vermeld op de beslaglijst van 7 mei 2025, opgenomen in
bijlage IIIdie aan dit vonnis is gehecht. Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn nog niet aan hem teruggegeven.
8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen (nrs. 1-3), de personenauto met het kenteken [kenteken] (nr. 9) en de grijze iPhone (nr. 11) verbeurd te verklaren, aangezien deze voorwerpen zijn gebruikt bij het plegen van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om de overige in beslag genomen voorwerpen (nrs. 4-8, 10 en 12-14) terug te geven aan verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de door de raadsman bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat alle in beslag genomen voorwerpen (nrs. 1-14) aan verdachte moeten worden teruggegeven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurd verklaren
De in beslag genomen geldbedragen (nrs. 1-3), de personenauto met het kenteken [kenteken] (nr. 9) en de grijze iPhone (nr. 11) worden verbeurd verklaard. Het onder feit 1 ten laste gelegde is met betrekking tot de geldbedragen begaan. Daarnaast is het onder feit 1 ten laste gelegde begaan met behulp van de in beslag genomen personenauto. Het onder feit 2 ten laste gelegde is begaan met behulp van de in beslag genomen telefoon.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de overige in beslag genomen voorwerpen (nrs. 4-8, 10 en 12-14), te weten: de tether, de computer, het gereedschap, het boek, twee telefoons, de sporttas, de rugzak en de tas.
Ter terechtzitting is aan de orde gekomen dat er wellicht meer voorwerpen in beslag zijn genomen tijdens het onderzoek naar het ten laste gelegde dan de voorwerpen die vermeld staan op de beslaglijst. Indien dat inderdaad het geval blijkt te zijn, zullen de officier van justitie en de raadsman over de teruggave daarvan in onderling overleg treden, zo hebben zij ter terechtzitting bevestigd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
witwassen
ten aanzien van feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Verklaart verbeurdde voorwerpen met nummers 1, 2, 3, 9 en 11, zoals vermeld op de beslaglijst, opgenomen als bijlage III bij dit vonnis.
Gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte], van de voorwerpen met nummers 4, 5, 6, 7, 8, 10, 12, 13 en 14, zoals vermeld op de beslaglijst, opgenomen als bijlage III bij dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en D.G. Bertsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Pont, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2025.
[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]
[…]

Voetnoten

1.HvJ EU 4 oktober 2024, C-548/21.
2.De rechtbank begrijpt dat dit afbeelding 14 betreft.