ECLI:NL:RBAMS:2025:3491

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
C/766085 / JE RK 25-164
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 1 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een beschikking uitgesproken betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er een noodzaak is voor een veilige omgeving waar hij kan verblijven. De kinderrechter heeft eerder al voorlopige ondertoezichtstellingen en machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, maar de situatie van [minderjarige] is verslechterd, wat heeft geleid tot deze nieuwe beschikking. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden verleend, met de mogelijkheid tot verlenging. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is om een passende vervolgplek voor [minderjarige] te vinden, aangezien hij momenteel op een crisisplek verblijft en er geen zicht is op een terugplaatsing naar huis. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de samenwerking met betrokken hulpverleners, zoals Arkin, essentieel is voor de behandeling van [minderjarige]. De beschikking is mondeling gegeven en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 13 mei 2025.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Familie- en Jeugdrecht
Zaakgegevens : C/13/766085 / JE RK 25-164
datum uitspraak: 1 mei 2025
beschikking ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. K.E. van Lotringen te Amsterdam,
Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen JBRA.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 13 maart 2025;
- de beschikking van 14 maart 2025 die als hier herhaald en ingelast geldt;
- de schriftelijke update van JBRA van 30 april 2025;
- de producties van mr. van Lotringen.
1.2.
Op 1 mei 2025 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- mevrouw [naam 1] namens de Raad,
- mevrouw [naam 2] namens JBRA.
[minderjarige] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 5 februari 2025 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 19 februari 2025 en is machtiging verleend tot zijn uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 19 februari 2025. Bij beschikking van 13 februari 2025 is de beschikking van 5 februari 2025 gehandhaafd en is de voorlopige ondertoezichtstelling verlengd tot 5 mei 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 14 maart 2025. Bij beschikking van 14 maart 2025 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te weten Nabij Zorg dan wel soortgelijke accommodatie dan wel een gezinsgerichte voorziening dan wel een voorziening voor pleegzorg met ingang van 14 maart 2025 tot 5 mei 2025.
[minderjarige] woont thans bij Levvel op [verblijfplaats 1] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden en machtiging tot zijn uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
3.2.
De Raad heeft gesteld [minderjarige] eerder van 20 april 2015 tot 20 april 2017 onder toezicht heeft gestaan. De ondertoezichtstelling is niet verlengd omdat de moeder vrijwillig meewerkte met de hulpverlening. Wegens een incident op 1 februari 2025 bij de oma mz. waarbij [minderjarige] zou hebben geprobeerd messen uit een la te pakken en zich daarmee in de badkamer op te sluiten is besloten dat hij naar de crisisopvang moest. Nadat hij daar een nacht heeft verbleven en de volgende nacht bij de moeder heeft geslapen, kwam hij de dag daarna onder invloed op school aan. Hij zou onder invloed staan van een “vriendin” op Instagram die hem opdrachten zou geven dat hij offers moest brengen om het gezin tegen Voodoo te beschermen. Hij is op 4 februari 2025 vrijwillig geplaatst bij [verblijfplaats 2] bij Levvel. [minderjarige] is opgegroeid met veel huiselijk geweld van de vader naar de moeder. Hij was daarvan getuige. De moeder heeft een behandeling gehad voor haar trauma’s. Door Arkin is bij [minderjarige] emotieregulatie problematiek en trauma vastgesteld. Eerder is hij door de Bascule gediagnosticeerd met ADHD. De moeder en een oom hebben hulp ingeroepen. Zij zijn niet in staat zich tegen [minderjarige] te beschermen en hem tegen zichzelf. Hij is gewelddadig geweest naar de moeder en de behandelaar van Arkin ziet een toename van zijn boosheid. Hij is de afgelopen periode meermalen vermist geweest. De moeder weet dan niet waar hij is. Hij heeft zichzelf een keer gesneden en neemt regelmatig een overdosis van zijn ADHD-medicatie. Hij verzuimt van school en leeft regels niet na. Er zijn ook suïcidepogingen geweest. Een langere ondertoezichtstelling is nodig omdat er thuis sprake is van veelvuldige ruzies en escalaties. [minderjarige] voelt zich hierdoor niet fijn en gehoord thuis. Hij heeft depressieve gedachten en suïcidale uitingen. Bij de moeder thuis lukt het hem niet zijn schoolgang voort te zetten. Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek/trauma waardoor zij niet altijd volledig beschikbaar is voor [minderjarige] . De verzochte termijn is nodig omdat naar verwachting langere tijd nodig is om aan de doelen ter werken.
Een langere machtiging is nodig omdat [minderjarige] nu nog niet naar huis kan en dat ook niet wil. Hij ervaart nu rust op de groep van Levvel, het contact met de moeder is iets verbeterd en hij gaat weer naar school.
3.3.
Bij de mondelinge behandeling is het verzoek gewijzigd, in die zin dat de Raad thans een machtiging verzoekt voor drie maanden onder afwijzing van het resterende deel van het verzoek. Bij de [gemeente] ligt nu de vraag of toch niet een instelling, die hem eerder heeft afgewezen, inzetbaar blijkt te zijn. Op 6 mei 2025 zal daarover pas een overleg zijn. Als hij met ambulante hulp te snel naar huis terugkeert, zal zijn gedrag zich tegen de moeder keren en zal de nu iets verbeterde relatie weer onder druk komen te staan.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
De moeder heeft verklaard dat het op school wisselend gaat. [minderjarige] komt wel vaak langs, ook bij oma mz. Hij overnacht nog niet. De afspraken die bij [verblijfplaats 1] zijn gemaakt, zijn bijna niet haalbaar gebleken. [minderjarige] is met reden uit huis geplaatst, maar nu hij zo bergafwaarts gaat bij [verblijfplaats 1] , heeft zij liever dat hij weer thuis woont. Er is nog geen vaste gezinsvoogd aangesteld.
4.2.
Namens de moeder is aangevoerd dat [minderjarige] wel veel naar huis gaat en contact heeft met familie. Dat gaat dus wel goed. Volgens Levvel moet al wel gestart worden met gezinsgesprekken, systeemtherapie en individuele begeleiding (Family Supporters). De moeder moest [minderjarige] daarvoor zelfs een keer ophalen op een station. Als er geen organisaties beschikbaar zijn, kan hij met ondersteuning beter weer thuis geplaatst worden. Daar moet ook naar gekeken worden. Hij belt ook vaak met de moeder als er weer erg onrustig is op de groep. Er bestaat geen bezwaar tegen de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, met als doelen individuele ondersteuning gericht op terugplaatsing. De machtiging moet echter voor niet meer dan drie maanden worden verleend. Het contact tussen hem en de moeder is zodanig verbeterd, dat nu al gewerkt kan worden aan af en toe thuis verblijven. Uit de overgelegde producties blijkt dat de moeder altijd aan alle hulpverlening heeft meegewerkt. Er is al veel ingezet in het verleden. Er is lange tijd rust geweest omdat het goed ging met [minderjarige] , ook op school. Een plek bij de GGZ, die de moeder ook wilde, zit er nu niet in. Daarom is het beter te werken aan thuisplaatsing. Wellicht komt die plek er later alsnog. De moeder zal hem ook niet zomaar van de groep afhalen als de machtiging is geëindigd. De moeder heeft goed contact met Levvel.
4.3.
JBRA heeft in de update gesteld dat bij [verblijfplaats 1] twee incidenten zijn geweest met overmatig alcoholgebruik. [minderjarige] is één keer in het ziekenhuis beland. Zijn gedrag is vergelijkbaar met het gedrag dat hij thuis bij de moeder vertoonde. Hij kan moeilijk omgaan met autoriteit en regels en kan dwarsliggen. Uitingen over suïcide en automutilatie hebben zich niet voorgedaan. Wel is er een vermoeden dat alcoholgebruik als zelfbeschadiging wordt ingezet. Bij [verblijfplaats 1] probeert men samen met de moeder en [minderjarige] afspraken te maken over de huisregels. Na één week lukt het hem dan echter niet zich aan de afspraken te houden. Voor de moeder is het lastig om vertrouwen te hebben. Het is JBRA niet gelukt passende hulpverlening voor [minderjarige] te vinden en daar is nu ook geen zicht op. Hij staat ook niet op een wachtlijst, alleen bij Levvel zelf. Levvel heeft echter geen plek en kan hem daarom ook niet overplaatsen. Wel is de [gemeente] betroken en bezig te bekijken welke partij verantwoordelijk is voor plaatsing. Het contact met de moeder verloopt goed. Zij heeft een eigen therapeut en Eigen Plan is bezig haar netwerk te onderzoeken. De moeder heeft een beperkt netwerk. Terugkeer naar huis van [minderjarige] is daarom nu niet haalbaar. JBRA blijft zoeken naar een passende plek voor [minderjarige] , kleinschalig, niet op te grote afstand van de moeder, waar gericht gewerkt wordt aan persoonlijke begeleiding en terugkeer naar huis.
De thuissituatie is nog niet voldoende veranderd om de stress weg te nemen. Er moeten nog veel stappen gezet worden om thuisplaatsing tot een succes te maken. Family Supporters kan 23 mei 2015 aan de gang. Arkin moet een standpunt innemen. Zij willen geen inhoudelijke informatie geven vanwege het medische aspect, ondanks de ondertoezichtstelling. Dat is een nieuwe beleidslijn. Bij te snelle terugkeer naar huis, zal [minderjarige] zichzelf mogelijk nog meer in onveiligheid brengen.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Daarover bestaat ook geen verschil van mening.
5.2.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3.
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
  • [minderjarige] woont op een plek waar hij rust en stabiliteit krijgt, mogelijk ook een plek tot behandeling;
  • Hij zit beter in zijn vel en voelt zich niet meer somber. Hij heeft geen suïcidale gedachten meer. Daarvoor is behandeling nodig voor emotie-regulatie en traumaverwerking;
  • De moeder kan [minderjarige] begrenzen en aansturen en tegelijk voelt [minderjarige] zich geaccepteerd en geliefd door de moeder, zodat er geen escalaties zijn. Daarvoor is individuele hulp nodig en systeemtherapie;
  • Er wordt ingezet op contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder, onder begeleiding;
  • Samen met het netwerk wordt gekeken hoe de moeder ontlast kan worden;
  • Er wordt uitgezocht onder welke voorwaarde thuisplaatsing mogelijk kan zijn;
  • Er wordt uitgezocht of systemische therapie kan worden ingezet en traumatherapie voor [minderjarige] .
De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Er moet een plek voor [minderjarige] worden gevonden waar hij kan verblijven alvorens hij weer bij de moeder kan worden geplaatst. Dit laatste is nu nog niet mogelijk. Bij een thuisplaatsing moet het voor hem en voor de moeder veilig zijn. Er moet worden voorkomen dat het bij een thuisplaatsing toch weer niet goed gaat. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat als de vervolgplek niet wordt gevonden, eerder naar terugplaatsing bij de moeder wordt gestreefd.
5.5.
De kinderrechter merkt nog op dat ter zitting is gebleken dat het vinden van een passende vervolgplek erg moeizaam verloopt. Maar liefst 16 organisaties hebben [minderjarige] inmiddels afgewezen omdat er geen plek is of omdat sprake is van contra-indicaties, waardoor [minderjarige] al veel langer dan wenselijk op een crisisplek verblijft en hij momenteel eerder achteruit dan vooruitgaat. Het is echt noodzakelijk dat nu snel een passende plek wordt gevonden, of dat wordt onderzocht wat [minderjarige] en de moeder nodig hebben om hem weer thuis te kunnen laten wonen. De zoektocht blijkt te worden bemoeilijkt doordat Arkin weigert om inhoudelijke informatie over de behandeling van [minderjarige] te geven. De kinderrechter acht dit buitengewoon onwenselijk en wijst er in dit kader op dat de GI, nu sprake is van een ots, gerechtigd is om op grond van artikel 7:3:11 lid 4 van de Jeugdwet de benodigde informatie bij Arkin op te vragen. Nu de huidige plek van [minderjarige] niet passend is, maar terugkeer naar huis ook nog niet mogelijk is, vindt de kinderrechter het belangrijk om een vinger aan de pols te houden. Zij zal daarom de machtiging verlenen voor drie maanden onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam, Amsterdam, met ingang van 5 mei 2025 tot 5 mei 2026;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 5 mei 2025 tot 5 augustus 2025;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende deel van het verzoek betreffende de machtiging aan tot een zitting die zal plaatsvinden eind juli 2025,
bij voorkeur op een zitting van mr. E.M. Devis. Uiterlijk 10 dagen voorafgaand aan die zitting moet JBRA een schriftelijke update indienen.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. E.M. Devis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.C. van Lavieren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam