Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het heimelijk opnemen van gesprekken en het openbaar maken van deze opnames. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging van feit 4, omdat dit feit is verjaard. De verdachte is vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3. De rechtbank concludeert dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte, waardoor de verdachte een beroep kan doen op de exceptie van de artikelen 139a en 139b van het Wetboek van Strafrecht. Het handelen van de verdachte is niet strafbaar, omdat niet is bewezen dat hij in strijd met deze artikelen heeft gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden, maar dit leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en komt tot de conclusie dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.