ECLI:NL:RBAMS:2025:355

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/13/749345 / FA RK 24-2506
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • C. M. Mellema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatie ten behoeve van jongmeerderjarige met inachtneming van schuldenlast

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van de wijziging van de alimentatie voor een jongmeerderjarige. De zaak betreft een verzoek van de bewindvoerder, die optreedt namens de vader, om de kinderalimentatie te verlagen van € 213,21 naar € 25,- per maand, met ingang van 11 april 2024. De vader, die sinds 2011 een WIA-uitkering ontvangt, heeft aangegeven dat hij door schuldenlast niet in staat is om de eerder vastgestelde alimentatie te betalen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften, en heeft op 17 december 2024 een mondelinge behandeling gehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader in 2008 is verplicht om € 150,- per maand te betalen, een bedrag dat door indexering is verhoogd. De vader heeft echter nooit eerder om een wijziging van de alimentatie gevraagd, wat door de jongmeerderjarige werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de vader, ondanks zijn WIA-uitkering, een verdiencapaciteit heeft die gelijk is aan zijn inkomen in 2011, geïndexeerd naar 2024. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de schuldenlast van de vader, waaronder achterstallige alimentatie, en heeft geconcludeerd dat de vader een draagkracht heeft van € 25,- per maand.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beschikking van 10 juli 2008 gewijzigd en de alimentatie vastgesteld op € 25,- per maand, met ingang van 11 april 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter C. M. Mellema en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier S.J. van der Veen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/749345 / FA RK 24-2506 (CM/SV)
Beschikking van 17 januari 2025 betreffende wijziging van alimentatie
in de zaak van:
[bewindvoerder] , h.o.d.n. [bedrijf],
in zijn hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van [de vader] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen de bewindvoerder,
advocaat mr. H.L. Thiescheffer, gevestigd te Leeuwarden,
tegen
[jongmeerderjarige] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [jongmeerderjarige] ,
advocaat mr. B.F.M. Bos, gevestigd te Nijmegen .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de bewindvoerder, ingekomen op 11 april 2024;
  • het verweerschrift van [jongmeerderjarige] , ingekomen op 16 juli 2024;
  • het aanvullend verweerschrift van [jongmeerderjarige] , ingekomen op 25 november 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van 5 december 2024 van de zijde van de bewindvoerder;
  • het F9-formulier met bijlagen van 13 december 2024 van de zijde van de bewindvoerder.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 december 2024.
Verschenen zijn: de advocaat van de bewindvoerder, de heer [de vader] en de advocaat van [jongmeerderjarige] .

2.De feiten

2.1.
[jongmeerderjarige] is op [geboortedatum] 2005 geboren uit het huwelijk tussen [de vader] (hierna: de vader) en [de moeder] . Bij echtscheidingsbeschikking van 10 juli 2008 van de rechtbank Arnhem is onder meer bepaald dat de vader als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [jongmeerderjarige] € 150,- per maand zal betalen met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
2.2.
Door indexering bedraagt de door de vader te betalen onderhoudsbijdrage in 2024 € 213,21 per maand.
2.3.
De vader ontvangt sinds 2011 een WIA-uitkering. Deze bedraagt thans € 1.512,11 netto per maand. Sinds 2011 heeft er geen herkeuring plaatsgevonden.
2.4.
De kantonrechter heeft op 30 maart 2022 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van de vader wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden met benoeming van de bewindvoerder als bewindvoerder.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De bewindvoerder verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de vader ter zake van kinderalimentatie aan [jongmeerderjarige] dient te voldoen een bedrag van € 25,- per maand bij vooruitbetaling te voldoen, zulks vanaf de dag van indiening van dit verzoekschrift, althans een zodanig bedrag vast te stellen als de rechtbank juist acht.
3.2.
De bewindvoerder voert aan dat er gewijzigde omstandigheden zijn sinds de vaststelling van de kinderalimentatie. De vader ontvangt sinds 2011 een WIA-uitkering en heeft daarnaast veel schulden. De beschikking van 10 juli 2008 dient daarom te worden gewijzigd. De vader heeft een minimale draagkracht van € 25,- per maand.
3.3.
[jongmeerderjarige] verzoekt de rechtbank om de bewindvoerder niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoek af te wijzen. De vader heeft de overeengekomen en vastgestelde bijdrage nimmer uit eigen beweging en vrijwillig voldaan. De moeder van [jongmeerderjarige] heeft gedurende haar minderjarigheid daarom het LBIO ingeschakeld. Bij gebrek aan wetenschap betwist [jongmeerderjarige] dat de vader nu een lager inkomen heeft dan destijds. Daarnaast ontvangt de vader al jaren een WIA-uitkering en heeft hij nooit eerder om een wijziging gevraagd. Om dat nu na zoveel jaren alsnog te doen is in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid en ook in strijd met de rechtszekerheid.
Het kan zijn dat de vader nu schulden heeft, maar op het overgelegde overzicht staan ook de schulden van zijn partner vermeld. Bovendien dient de onderhoudsverplichting van de vader jegens haar voor te gaan op het aflossen van deze schulden. De vader had in zijn uitgavenpatroon rekening moeten houden met de onderhoudsverplichting jegens [jongmeerderjarige] . De schulden zijn ontstaan nadat de onderhoudsbijdrage is vastgesteld. Daarnaast betwist [jongmeerderjarige] dat de vader geen verdiencapaciteit meer heeft. Als hij blijvend arbeidsongeschikt zou zijn dan zou hij een IVA-uitkering ontvangen en geen WIA-uitkering. Ook bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% kan nog een marge worden aangenomen waarbinnen de vader werkzaamheden kan verrichten waarmee hij enig inkomen kan verwerven. De verdiencapaciteit van vader is gelijk aan zijn inkomen uit 2011 na indexatie. De bewindvoerder moet aantonen dat dit niet zo is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – ingegaan.

4.De beoordeling

formele procespartij
4.1.
In geval van een beschermingsbewind vertegenwoordigt ingevolge artikel 1:441 BW
de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. Dit betekent dat de bewindvoerder procesrechtelijk in beeld komt als de procedure het onder bewind gestelde vermogen betreft. In familierechtelijke zaken betreft dat met name alimentatie- en boedelzaken. De bewindvoerders zijn de formele procespartijen (zie ook Hoge Raad, 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). Voor de leesbaarheid van deze beschikking zal de verzoekende partij hierna worden aangeduid als de vader.
ontvankelijkheid
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat indien een verzoeker stelt dat zich sinds de rechterlijke uitspraak waarvan wijziging wordt verzocht een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW heeft voorgedaan die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigt, de verzoeker in zoverre ontvankelijk is in zijn verzoek. In het geval de rechter vervolgens vaststelt dat geen sprake is van een (rechtens relevante) wijziging van omstandigheden, dient een afwijzing van het verzoek te volgen. Aangezien de vader aan zijn inleidend verzoek ten grondslag heeft gelegd dat sprake is van relevante gewijzigde omstandigheden sinds de beschikking van de rechtbank van 10 juli 2008, kan hij worden ontvangen in zijn verzoek. Dit maakt dat de kinderalimentatie opnieuw moet worden beoordeeld.
wijziging van omstandigheden
4.3.
Niet elke wijziging van omstandigheden is voldoende voor wijziging van de onderhoudsbijdrage. Alleen die wijzigingen waardoor het aanvankelijk vastgestelde bedrag niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet, zijn in dit opzicht rechtens relevant.
4.4.
Tussen partijen is allereerst in geschil of uit dient te worden gegaan van een gewijzigde inkomenssituatie van de man. De vader ontvangt sinds 2011 een WIA-uitkering. Bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige komt het niet alleen aan op het inkomen dat hij verwerft, maar ook op het inkomen dat hij moet worden geacht zich redelijkerwijs te kunnen verwerven. De man wordt geacht zich in het kader van de op hem rustende onderhoudsverplichting zich in te spannen een inkomen te verwerven. De enkele omstandigheid dat de vader inmiddels een WIA-uitkering ontvangt betekent daarom niet zonder meer dat de vader geen draagkracht heeft. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van de vader in 2011 was 100%. Er heeft sinds 2011 geen herkeuring plaatsgevonden. Hoewel de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven nog altijd niet te kunnen werken, heeft hij dit niet met stukken onderbouwd. Het had, gelet op het verweer van [jongmeerderjarige] , op de weg van de vader gelegen deze stelling met recente (medische) stukken te onderbouwen. De rechtbank gaat daarom uit van een verdiencapaciteit gelijk aan het inkomen van de vader in 2011. In 2011 had de vader een bruto inkomen van € 24.118,49. Geïndexeerd naar 2024 houdt de rechtbank daarom rekening met een verdiencapaciteit van de vader van € 31.967,90.
4.5.
Tussen partijen is verder in geschil of rekening moet worden gehouden met de door de vader gestelde schulden bij het vaststellen van zijn draagkracht. Bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige dient rekening te worden gehouden met alle uitgaven die voor de bepaling van die draagkracht in redelijkheid van belang kunnen zijn. Op de draagkracht zijn in beginsel alle schulden van de onderhoudsplichtige van invloed, ook schulden die zijn ontstaan na het tijdstip waarop de onderhoudsplicht is komen vast te staan en ook schulden waarop niet wordt afgelost (zie bijv. HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1843, NJ 2008/402). De rechter kan redenen aanwezig oordelen om in afwijking van deze hoofdregel aan bepaalde schulden geen of minder gewicht toe te kennen. In dit verband valt te denken aan schulden die na het vaststellen van de onderhoudsplicht onnodig werden aangegaan, of aan schulden ten aanzien waarvan de onderhoudsplichtige de mogelijkheid heeft zich te bevrijden of een regeling te treffen (zie HR 29 september 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6360, NJ 1979/143). Voor zover [jongmeerderjarige] heeft betoogt dat schulden wegens achterstallige (kinder)alimentatie zich naar hun aard ertegen verzetten dat daarmee rekening wordt gehouden bij het bepalen van de draagkracht, is het blijkens het bovenstaande gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting.
4.6.
Rekening houdende met een verdiencapaciteit van de vader van € 31.967,90 en een schuldenlast van (minimaal) € 20.192,03 + € 11.5569,94, zijnde de schulden van de vader bij het LBIO, zal de rechtbank aan de man een draagkracht toekennen van € 25,-.
Conclusie
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beschikking van 10 juli 2008 wijzigen en de door de vader aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [jongmeerderjarige] met ingang van 11 april 2024 vaststellen op € 25- per maand.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Arnhem van 10 juli 2008 in zoverre:
- bepaalt dat de vader met ingang van 11 april 2024 € 25- per maand dient te betalen aan [jongmeerderjarige] als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. M. Mellema, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.J. van der Veen, griffier, op 17 januari 2025 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).