ECLI:NL:RBAMS:2025:3585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/13/758626 / FA RK 24-7272
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarige met bijzondere curator en betrokken ouders

Op 16 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De procedure is gestart op 25 oktober 2024, toen [minderjarige] verzocht om de zorgregeling te wijzigen. De ouders van [minderjarige] zijn gescheiden en er zijn al lange tijd procedures gaande tussen hen. De huidige zorgregeling, vastgesteld in een ouderschapsplan van 21 februari 2018, voorziet in een weekindeling waarbij [minderjarige] afwisselend bij zijn vader en moeder verblijft. [minderjarige] heeft aangegeven meer vrijheid te willen in het bepalen van zijn verblijfsplaats en heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling.

Tijdens de zittingen is de bijzondere curator benoemd om de belangen van [minderjarige] te behartigen. De moeder en vader hebben beiden hun zorgen geuit over de situatie en de impact op [minderjarige]. De rechtbank heeft op basis van de adviezen van de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming besloten om een voorlopige zorgregeling vast te stellen. Deze regeling houdt in dat [minderjarige] in een week-op-week-af-regeling bij beide ouders verblijft, met als wisselmoment maandag na school. De rechtbank heeft ook een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van drie maanden, om de situatie te monitoren en begeleiding te bieden aan [minderjarige] en zijn ouders.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank benadrukt het belang van een goede samenwerking tussen de ouders en de begeleiding van [minderjarige] in deze zorgregeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie en Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/758626 / FA RK 24-7272
Beschikking van 16 mei 2025 betreffende wijziging zorgregeling
in de zaak van:
[minderjarige] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
en
mr. drs. [bijzondere curator] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [minderjarige] ,
hierna te noemen de bijzondere curator,
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming regio Amsterdam,
hierna te noemen JBRA.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Deze procedure is gestart met een brief van [minderjarige] . Op 25 oktober 2024 heeft [minderjarige] de rechtbank gevraagd om de zorgregeling te wijzigen.
1.2.
Op 12 december 2024 heeft de kinderrechter met [minderjarige] gesproken over dit verzoek.
1.3.
Vervolgens heeft de rechtbank op 7 januari 2025 stukken ontvangen van de moeder.
1.4.
Op 3 februari 2025 heeft de kinderrechter partijen geïnformeerd over haar voornemen een bijzondere curator te benoemen waar partijen beiden positief op hebben gereageerd.
1.5.
Op 11 februari 2025 heeft de kinderrechter de bijzondere curator benoemd.
1.6.
Op 25 februari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij aanwezig waren:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de bijzondere curator.
1.7.
Op 14 april 2025 heeft de bijzondere curator haar verslag uitgebracht waarin zij – kort weergegeven – heeft geadviseerd om de Raad een beschermingsonderzoek uit te laten voeren.
1.8.
Op 6 mei 2025 vond naar aanleiding van het rapport van de bijzondere curator opnieuw een mondelinge behandeling plaats waarbij aanwezig waren:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
- de vader bijgestaan door een tolk Engels;
- de bijzondere curator;
- mevrouw [naam 1] namens de Raad.
1.9.
Op 6 mei 2025 heeft de kinderrechter mondeling een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken over [minderjarige] voor de duur van drie maanden, te weten tot 6 augustus 2025, en zij heeft dit op schrift gesteld op 12 mei 2025.
1.10.
Vervolgens heeft de kinderrechter in deze procedure beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De ouders van [minderjarige] zijn al lange tijd geleden gescheiden. Tussen de ouders spelen al lange tijd veel procedures, waaronder over de oudere broer van [minderjarige] : [naam 2] , die momenteel – zonder toestemming van de moeder – in de Verenigde Staten verblijft.
2.2.
Op 21 februari 2018 hebben de ouders een ouderschapsplan ondertekend waarin de volgende zorgregeling is vastgesteld:
Week A
[minderjarige] is bij de vader van donderdag na school tot zaterdag 11:00 uur. Hij is bij de moeder van zaterdag 11:00 uur tot donderdag naar school.
Week B
[minderjarige] is bij de vader van donderdag na school tot dinsdag naar school. Hij is bij de moeder van dinsdag na school tot donderdag naar school.
2.3.
[minderjarige] heeft via de informele rechtsingang verzocht om de zorgregeling te wijzigen zodat hij van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de moeder verblijft en de overige tijd bij de vader. Ook wil [minderjarige] zelf bepalen hoe en met welke ouder hij zijn vakanties doorbrengt.

3.De beoordeling

3.1.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven meer vrijheid te willen hebben om zelf te bepalen wanneer hij tijd met welke ouder doorbrengt. [minderjarige] voelt de zorgen en spanning die de moeder heeft over de situatie rondom [naam 2] . Bij de vader kan [minderjarige] goed studeren en voelt hij meer rust zodat hij liever meer tijd bij zijn vader doorbrengt. [minderjarige] geeft aan een goede band te hebben met beide ouders. Deze band wil hij graag behouden en om die reden vraagt hij de zorgregeling te wijzigen.
De moeder
3.2.
De moeder voelt dat [minderjarige] , net als [naam 2] , uit haar handen glipt en daar maakt zij zich zorgen over. Als [minderjarige] bij de moeder is, hebben zij een leuke tijd samen. [minderjarige] komt en gaat echter wanneer hij wil en de moeder weet dan vervolgens niet waar [minderjarige] is. De vader spreekt lelijk over de moeder tegen [minderjarige] zodat de moeder vermoedt dat daar de angel zit waarom [minderjarige] minder tijd met haar wil doorbrengen. Het is belangrijk dat er een duidelijke regeling komt waarbij de ouders een gelijkwaardige rol in het leven van [minderjarige] spelen en dat zij er beiden voor zorgen dat [minderjarige] zich aan de regeling houdt. De moeder vreest voor ouderverstoting en verzoekt de rechtbank primair te bepalen dat [minderjarige] voorlopig volledig bij haar zal verblijven met een contactverbod voor de vader zodat de band met de moeder kan normaliseren zonder druk vanuit de vader. Van daaruit kan dan worden gewerkt aan het opstarten van omgang met de vader. Indien de rechtbank toch een zorgregeling wenst te bepalen dan verzoekt de moeder een dwangsom te verbinden aan de nakoming ervan. De moeder heeft dan een voorkeur voor een week-op-week-af-regeling met als wisselmoment maandag na school, zodat er zo min mogelijk wisseling is voor [minderjarige] .
De vader
3.3.
De vader acht een zogenoemde week-op-week-af-regeling niet in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] wil rust en hij heeft een duidelijke zorgregeling verzocht. [minderjarige] weet wat hij wil en het voorstel van de moeder is niet conform de wens van [minderjarige] . [minderjarige] is druk met zijn school bezig en het is belangrijk dat hij zich daarop blijft focussen. [minderjarige] moet uit de conflicten tussen de ouders gehouden worden. De vader geeft verder aan [minderjarige] te stimuleren om naar zijn moeder te gaan maar [minderjarige] wil niet zo vaak. Als [minderjarige] naar zijn moeder wil, weerhoudt de vader hem nooit om te gaan. Maar als [minderjarige] niet wil, kan en wil de vader hem ook niet dwingen. [minderjarige] is op een leeftijd dat hij zijn eigen ruimte nodig heeft en dat hij zelf moet kunnen beslissen wanneer hij naar welke ouder toegaat.
De bijzondere curator
3.4.
Het is voor [minderjarige] belangrijk dat er een duidelijk kader wordt geschetst waar een ieder zich aan houdt. De ouders hebben de verplichting jegens elkaar maar ook richting [minderjarige] om te zorgen dat [minderjarige] de afspraken nakomt. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat hij contact houdt met zijn beide ouders. Een week-op-week-af-regeling lijkt in de gegeven situatie op dit moment de best passende regeling die recht doet aan de belangen van [minderjarige] . Het is belangrijk dat de ouders begeleiding krijgen en dat er ook begeleiding voor [minderjarige] komt. [minderjarige] spreekt met een psycholoog en die kan hem hopelijk ook begeleiden in deze zorgregeling. De bijzondere curator geeft aan graag betrokken te willen blijven bij [minderjarige] zodat zij over een aantal maanden verslag kan doen aan de rechtbank hoe het met [minderjarige] gaat.
De Raad
3.5.
De Raad is van mening dat [minderjarige] het meest gebaad is bij een week-op-week-af-regeling. Het is hierbij wel belangrijk dat beide ouders [minderjarige] blijven stimuleren naar de andere ouder te gaan. [minderjarige] is inmiddels 15 jaar zodat hij een eigen wil en mening heeft maar tegelijkertijd nog sturing nodig heeft. Bij een voorlopige ondertoezichtstelling zal de regiehouder ook toezien op naleving van de zorgregeling door de ouders en [minderjarige] en de ouders daarin ook begeleiden. Het is duidelijk dat [minderjarige] klem zit tussen deze ouders en dat het op dit moment niet duidelijk te zeggen is wat de wil van [minderjarige] is of wat er bij de ouders vandaan komt. Als de nieuwe, voorlopige zorgregeling nu wordt opgestart, kan er over drie maanden in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling gekeken worden hoe het gaat en kan er eventueel bijgestuurd worden. Als de voorlopige ondertoezichtstelling wordt uitgesproken en de zorgregeling wordt aangepast, is een beschermingsonderzoek door de Raad op dit moment niet nodig omdat op basis van de stukken voldoende duidelijk is dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders.
3.6.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is het met de bijzondere curator en de Raad eens dat het belangrijk voor [minderjarige] is dat hij contact blijft houden met beide ouders. Met de voorlopige ondertoezichtstelling die is uitgesproken op 6 mei 2025 kan er regie gevoerd worden en kunnen de ouders en [minderjarige] hulp krijgen. Het is belangrijk dat de ouders [minderjarige] stimuleren in het contact met de andere ouder en dat zij hem daadwerkelijk aanzetten tot het nakomen van de zorgregeling. Het is belangrijk dat [minderjarige] duidelijke kaders krijgt waar hij zich aan dient te houden. Beide ouders hebben het beste met [minderjarige] voor maar zij hebben beiden een andere visie op de beste aanpak om contact met de andere ouder te stimuleren. Het is belangrijk dat [minderjarige] daar niet de dupe van wordt. Bij een week-op-week-af regeling waarbij het wisselmoment op maandag uit school plaatsvindt, zal [minderjarige] evenveel tijd bij beide ouders doorbrengen en zullen er zo min mogelijk wisselmomenten plaatsvinden. Op die manier krijgt [minderjarige] hopelijk de rust die hij nodig heeft maar ook de duidelijke kaders die belangrijk zijn. Beide ouders zijn woonachtig in [woonplaats] zodat [minderjarige] makkelijk vanuit beide ouders naar school en andere activiteiten kan gaan. Het is belangrijk dat JBRA in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling regie neemt en de ouders en [minderjarige] begeleidt in deze zorgregeling. Over drie maanden zal worden geëvalueerd hoe de zorgregeling verloopt. Er zal daartoe een nieuwe zitting worden bepaald. De bijzondere curator kan de rechtbank voor die tijd verslag uitbrengen hoe het met [minderjarige] gaat. Tijdens de mondelinge behandeling kan met partijen, de Raad, JBRA en de bijzondere curator geëvalueerd worden hoe de zorgregeling verloopt.
3.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met de ouders besproken dat [minderjarige] door de kinderrechter zelf zal worden geïnformeerd. De kinderrechter zal [minderjarige] daartoe de volgende brief sturen.
Beste [minderjarige] ,
Vorig jaar oktober heb jij de rechtbank zelf een brief geschreven en gevraagd om een nieuwe zorgregeling waarbij jij twee dagen in de week bij je moeder wil verblijven en de overige dagen bij je vader. Zoals je weet, is mevrouw [bijzondere curator] sindsdien al met jou en je ouders in gesprek om tot een regeling te komen waarvan mevrouw [bijzondere curator] denkt dat die het meest in jouw belang is.
Op 6 mei 2025 hebben we wederom een zitting gehad op de rechtbank en daarin heeft niet alleen mevrouw [bijzondere curator] haar zorgen over jouw ontwikkeling geuit maar ook de Raad voor de Kinderbescherming. Beide deskundigen vinden het van groot belang dat je met zowel je vader als je moeder een evenwichtig en goed contact blijft houden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft tijdens de mondelinge behandeling daarom verzocht om tot een voorlopige ondertoezichtstelling van drie maanden te komen zodat jij en je ouders begeleiding zullen krijgen bij dit contact.
Ik heb besloten om voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling een voorlopige zorgregeling vast te stellen waarbij je evenveel bij je vader als bij je moeder zal verblijven. Het wordt een zogenoemde “week op week af regeling” waarbij je de ene week bij je moeder zal verblijven en de andere week bij je vader met een wisselmoment op maandag uit school.
Ik realiseer mij dat dit niet is wat je mij hebt verzocht maar de deskundigen denken dat dit in jouw belang is en ik heb besloten de deskundigen hierin, in elk geval voorlopig, te volgen. Er zal een nieuwe zitting worden gepland over ongeveer drie maanden om de zorgregeling en de ondertoezichtstelling te evalueren.
Mevrouw [bijzondere curator] zal contact met jou houden want zij blijft als jouw belangenbehartiger aangesteld. Zij zal mij voor de volgende zitting over drie maanden verslag doen over hoe het met je gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat als voorlopige zorgregeling zal gelden:
dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009, in een week-op-week-af-regeling om en om bij de vader en de moeder zal verblijven met als wisselmoment maandag uit school of – indien er geen school is – maandag in de loop van de dag maar voor het avondeten; de regeling gaat in op 19 mei 2025. [minderjarige] zal tot 26 mei 2025 bij zijn vader zijn, vanaf 26 mei 2025 uit school tot 2 juni 2025 bij zijn moeder en zo verder;
vakanties zullen onder regie van JBRA bij helfte worden gedeeld;
- verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de behandeling omtrent de definitieve zorgregeling wordt voortgezet op de mondelinge behandeling van
29 juli 2025 te 10.30 uur, en houdt iedere verdere beslissing aan;
- wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M. Overmars, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Roggeveen, griffier, op 16 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).