In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, betreft het een consumentenzaak met betrekking tot een onderwijsovereenkomst van de Stichting Hogeschool Rotterdam. De eisende partij is verplicht om duidelijkheid te verschaffen over de status van de opleiding: of deze bekostigd is op grond van artikel 7.43 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), waarvoor de gedaagde partij alleen het wettelijk collegegeld verschuldigd is, of dat het gaat om een niet-bekostigde opleiding waarbij het instellingscollegegeld door het instellingsbestuur wordt vastgesteld. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 20 februari 2025 de eisende partij in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen om deze informatie te verduidelijken. De eisende partij heeft op 20 maart 2025 een akte ingediend waarin zij de algemene voorwaarden heeft overgelegd, maar de kantonrechter constateert dat er geen bepalingen over rente en buitengerechtelijke incassokosten in deze voorwaarden zijn opgenomen. Hierdoor kan de eisende partij aanspraak maken op de wettelijke regelingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet duidelijk maakt of de opleiding bekostigd is, en heeft de eisende partij gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken, waaronder de inschrijving in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (croho-code) indien het gaat om een bekostigde opleiding. De zaak is verwezen naar de rol over vier weken voor verdere behandeling. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.