ECLI:NL:RBAMS:2025:3587

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
10529423 CV EXPL 23-7765
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake onderwijsovereenkomst en informatieplichten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, betreft het een consumentenzaak met betrekking tot een onderwijsovereenkomst van de Stichting Hogeschool Rotterdam. De eisende partij is verplicht om duidelijkheid te verschaffen over de status van de opleiding: of deze bekostigd is op grond van artikel 7.43 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), waarvoor de gedaagde partij alleen het wettelijk collegegeld verschuldigd is, of dat het gaat om een niet-bekostigde opleiding waarbij het instellingscollegegeld door het instellingsbestuur wordt vastgesteld. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 20 februari 2025 de eisende partij in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen om deze informatie te verduidelijken. De eisende partij heeft op 20 maart 2025 een akte ingediend waarin zij de algemene voorwaarden heeft overgelegd, maar de kantonrechter constateert dat er geen bepalingen over rente en buitengerechtelijke incassokosten in deze voorwaarden zijn opgenomen. Hierdoor kan de eisende partij aanspraak maken op de wettelijke regelingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet duidelijk maakt of de opleiding bekostigd is, en heeft de eisende partij gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken, waaronder de inschrijving in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (croho-code) indien het gaat om een bekostigde opleiding. De zaak is verwezen naar de rol over vier weken voor verdere behandeling. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot dat moment.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10529423 CV EXPL 23-7765
vonnis van: 22 mei 2025
fno.: 506

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

Stichting Hogeschool Rotterdam

gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam
eisende partij
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 20 februari 2025 is eisende partij in de gelegenheid gesteld een akte te nemen zoals in dat vonnis is overwogen. Hieraan heeft eisende partij voldaan.
De zaak staat thans weer voor vonnis.

Gronden van de beslissing

Eisende partij heeft bij akte van 20 maart 2025 de op de onderwijsovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden (Reglement inschrijfproces voor het betreffende studiejaar) overgelegd en gesteld dat in deze voorwaarden geen bepalingen met betrekking tot rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn opgenomen.
De kantonrechter stelt vast dat eisende partij geen (oneerlijke) bedingen over buitengerechtelijke kosten en rente in haar algemene voorwaarden heeft staan, zodat zij aanspraak kan maken op de wettelijke regelingen.
De kantonrechter stelt thans nog het volgende vast.
In de dagvaarding wordt vermeld dat eisende partij een door de overheid bekostigde onderwijsinstelling is als bedoeld in bijvoorbeeld de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHV) Uit deze algemene toelichting in de dagvaarding blijkt niet of hier sprake is van een op grond van art. 7.43 WHW bekostigde opleiding en gedaagde partij alleen het wettelijk collegegeld als bedoeld in art. 7.45 en 7.45a WHW verschuldigd is of een niet bekostigde opleiding, zie HR 31 januari 2025 ECLI:NL:HR:2025:165 waarbij de hoogte van het instellingscollegegeld door het instellingsbestuur wordt vastgesteld (art. 7.46 lid 2 WHW). Eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld hierover duidelijk te geven, waartoe zij in geval sprake is van een regulier bekostigde opleiding de inschrijving in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (croho-code) dient te verschaffen. Indien geen sprake is van een bekostigde opleiding als hiervoor bedoeld, wordt eisende partij in de gelegenheid gesteld toe te lichten en te onderbouwen dat zij heeft voldaan een aan de precontractuele en contractuele informatieplichten. Ook moet eisende partij toelichten of sprake is van het in rekening brengen van uitsluitend het wettelijk collegegeld of dat daarnaast door eisende partij nog andere bedragen worden gevorderd. Indien dit laatste het geval is wordt eisende partij in de gelegenheid gesteld de hoogte daarvan te specificeren, alsmede toe te lichten of en zo ja hoe eisende partij gedaagde partij over deze kosten heeft geïnformeerd voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst.
De zaak wordt hiervoor verwezen naar de rol over vier weken.
Eisende partij dient in het vervolg in iedere afzonderlijke zaak waarbij de gedaagde partij is aan te merken als een consument de hiervoor vermelde informatie bij dagvaarding verschaffen.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
I. verwijst de zaak naar de rol van
donderdag 19 juni 2025te 10.00 uur voor het nemen van een akte door eisende partij zoals hiervoor bedoeld;
II. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.