ECLI:NL:RBAMS:2025:3593

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/13/767530 / FA RK 25-2686
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving kinderen op basisschool in het kader van gezamenlijke gezagsuitoefening

In deze zaak hebben ouders, die verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure, wederzijds vervangende toestemming gevraagd om hun kinderen in te schrijven op een basisschool. De vrouw wenst inschrijving op een internationale school, terwijl de man voor een Nederlandse school pleit. De rechtbank heeft op 30 mei 2025 uitspraak gedaan, waarbij zij de man toestemming verleent om de kinderen in te schrijven op een Nederlandse basisschool, en het verzoek van de vrouw afwijst. De rechtbank overweegt dat, gezien het belang van integratie in de Nederlandse samenleving, de kinderen het meeste baat hebben bij onderwijs in het Nederlands. De ouders zijn het erover eens dat hun toekomst in Nederland ligt, en de rechtbank stelt vast dat de kinderen goed Nederlands moeten leren om in de samenleving te kunnen functioneren. De rechtbank heeft ook een zorgregeling voor de zomervakantie vastgesteld, waarbij de ouders de zorg voor de kinderen gelijk verdelen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank de betrokkenheid van beide ouders in overweging heeft genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/767530 / FA RK 25-2686
Beschikking van 30 mei 2025 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. C.S.M. Ruijgrok te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. M.C. Reichmann te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de moeder, ingekomen op 4 april 2025;
- het verweerschrift van de vader, tevens houdende zelfstandig verzoek, ingekomen op 9 mei 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 mei 2025.
Tijdens de behandeling zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk Engels, mw. Jeffery-Schalkwijk;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk Engels, mw. Vonk.
Van de zijde van de moeder is een pleitnota overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 24 juni 2017 te Londen, Verenigd Koninkrijk. Partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De procedure loopt bij deze rechtbank.
2.2.
Uit het huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2017 (hierna [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2021 (hierna: [minderjarige 2] ).
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
2.4.
De moeder heeft de Franse nationaliteit. De vader heeft de Nieuw-Zeelandse nationaliteit. De kinderen hebben zowel de Franse als de Nieuw-Zeelandse nationaliteit.
2.5.
[minderjarige 1] zit in groep 4 van de [naam school 1] (hierna de [naam school 1] ). [minderjarige 2] zit sinds februari 2025 in groep 1 van de basisschool [naam school 2] .

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de vader te veroordelen om binnen een week na afgifte van deze beschikking samen met de moeder de kinderen voor het schooljaar 2025/2026 aan te melden bij de [naam school 1] en, net als de moeder, 50% van de inschrijf- en schoolfee aan de [naam school 1] te voldoen en, voor het geval de vader hier niet aan voldoet, de moeder vervangende toestemming te verlenen om de kinderen voor het schooljaar 25/26 aan te melden bij de [naam school 1] , onder de verplichting van partijen ieder 50% van de inschrijf- en schoolfee aan de [naam school 1] te voldoen, kosten rechtens.
3.2.
De vader voert verweer. Hij verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans deze af te wijzen. Hij verzoekt zelfstandig te bepalen dat vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige 1] voor het schooljaar 2025/2026 aan te melden op basisschool [naam school 2] en de schoolgang van [minderjarige 2] daar voort te zetten, onder de verplichting dat ieder der partijen 50% van de jaarlijkse inschrijvingskosten van de school voldoet, waarbij de beschikking in de plaats treedt van de toestemming van de moeder. Verder verzoekt hij ten aanzien van de komende zomervakantie te bepalen dat deze bij helfte wordt verdeeld, waarbij de vakantie aanvangt op 12 juli en eindigt op 25 augustus, waarbij de wisselmomenten in [woonplaats] plaatsvinden. . Dit betekent dat de kinderen volgens het verzoek van de vader, ook als de kinderen onderwijs zouden volgen bij de [naam school 1] :
  • van zaterdag 12 juli 12.00 uur tot zondag 27 juli 18.00 uur bij de moeder zijn;
  • van zondag 27 juli 18.00 uur tot zondag 10 augustus 18.00 uur bij de vader zijn;
  • van zondag 10 augustus 18.00 uur tot zondag 17 augustus 18.00 uur bij de moeder zijn;
  • van zondag 17 augustus 18.00 uur tot maandag 25 augustus naar school bij de vader zijn, waarna de reguliere zorgregeling wordt gehanteerd.

4.De beoordeling

Vervangende toestemming inschrijving school
Standpunt van de moeder
4.1.
De moeder stelt - kort weergegeven - dat de vader niet wil dat de kinderen naar de [naam school 1] (blijven) gaan in verband met de hoge kosten. Deze bedragen ruim € 11.000,- per kind per jaar. De moeder stelt dat partijen deze kosten samen wel op kunnen brengen. Zij kan haar deel voldoen uit een ontvangen erfenis en, wanneer dit noodzakelijk is, kan zij ook de kosten helemaal betalen. Partijen spreken allebei geen Nederlands. Voor ondersteuning met huiswerk en om verbinding te houden met wat de kinderen leren op school is dat een probleem. Op de [naam school 1] wordt in het Frans en Engels gedoceerd maar ook Nederlandse les gegeven. [minderjarige 1] heeft daarnaast ook Nederlandse bijles. [plaats] is een internationale stad waarin veel talen worden gesproken. Het is voor de worteling en integratie niet noodzakelijk dat zij naar een Nederlandse school gaan. De moeder stemt daarnaast in met lessen Nederlands naast school als de vader dat belangrijk vindt. [minderjarige 1] heeft steun van onderwijzers en kinderen op school en het is in haar belang dat geen wijziging van school plaatsvindt. Volgens de moeder kan zij een dergelijke wijziging niet aan, waar er in verband met de scheiding van haar ouders al zoveel in haar leven verandert. Ook voor [minderjarige 2] is het van belang dat hij naar de [naam school 1] gaat. Het was ook de bedoeling van de ouders om beide kinderen aan te melden voor de [naam school 1] toen partijen nog samen waren. Als beide kinderen naar dezelfde school gaan heeft dat bovendien als voordeel dat hun vakanties gelijk lopen, aldus de moeder.
Standpunt van de vader
4.2.
De vader voert verweer. Hij voert aan dat de omstandigheden in 2021 heel anders waren toen de moeder aangedrong op inschrijving bij de [naam school 1] . Er was toen ook niet duidelijk hoe lang partijen in Nederland zouden blijven. Nu partijen gaan scheiden is duidelijk dat zij, zo lang de kinderen nog minderjarig zijn, in Nederland zullen blijven. Volgens de vader is [minderjarige 1] prima in staat tot een wijziging van school. Anders blijft zij ook een buitenstaander in de “Franse bubbel”. De vader stelt dat het voor de worteling van de kinderen, hun integratie en het opbouwen van een sociaal netwerk van belang is dat zij naar een Nederlandse school gaan. Daarnaast is de vader niet meer in staat de kosten van de [naam school 1] te betalen. Deze zijn hoger dan de moeder stelt en nemen toe. Ten slotte stelt de vader dat hij ook meer voorstander is van het Nederlandse onderwijs, dan van het onderwijs op een internationale school. Het Nederlandse onderwijs is van heel goede kwaliteit en biedt ook voor een internationale loopbaan een prima basis.
4.3.
Nu de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken. Artikel 1:253a, eerste lid, BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders -zoals in deze zaak de schoolkeuze- op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. Tijdens de zitting is gebleken dat de standpunten van partijen ver uit elkaar liggen en dat zij niet gezamenlijk een schoolkeuze kunnen maken. De rechtbank zal daarom een beslissing nemen die haar, zoals genoemd artikellid voorschrijft, in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Het tweede lid van het artikel bepaalt onder meer dat de rechtbank eveneens op verzoek een regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag kan vaststellen in de vorm van een zorgregeling.
4.4.
De rechtbank stelt als niet weersproken vast dat de ouders als expats een aantal jaren geleden in Nederland zijn komen wonen en dat in die eerste jaren niet duidelijk was of, en zo ja voor hoelang, zij in Nederland zouden blijven. Die situatie is door hun uiteengaan echter volledig gewijzigd. De ouders zijn het erover eens zijn dat, als gevolg van de echtscheiding, hun toekomst en die van de kinderen in ieder geval gedurende de schooltijd van de kinderen in Nederland ligt.
4.5.
De rechtbank stelt verder vast dat geen van de ouders Nederlands spreekt. De moedertaal van de moeder is Frans en die van de vader is Engels. [minderjarige 1] heeft op de [naam school 1] les in het Frans en Engels en krijgt ook Nederlandse les. Wel verschillen de ouders van mening of zij voldoende lessen Nederlands krijgt op school. De vader heeft inmiddels geregeld dat zij buiten school om ook Nederlandse les krijgt. Zij is nog verlegen om Nederlands te spreken in winkels e.d. maar zij spreekt het wel, aldus de vader. [minderjarige 2] zit op een Nederlandse school en spreekt nu goed Nederlands.
4.6.
De rechtbank acht het in het kader van een goede integratie van de kinderen in de Nederlandse samenleving van belang dat de kinderen goed Nederlands (leren) spreken om zo in staat te zijn om in het dagelijks leven in het Nederlands te kunnen communiceren. Dit geldt met name voor [minderjarige 1] die al naar groep 5 gaat en dus over drie jaar naar de middelbare school overstapt. Hoewel ook op de [naam school 1] lessen Nederlands worden gegeven, is dit niet de hoofdtaal waarin onderwijs wordt gegeven, maar zijn dit de Franse en Engelse taal. De kinderen beheersen deze talen echter en zij spreken die met hun ouders. Daarnaast acht de rechtbank het in het kader van de integratie van belang dat de kinderen ook Nederlandse vrienden krijgen die hier, in het algemeen, ook langdurig wonen. Op een internationale school is die kans, gelet op het aantal expats dat na een aantal jaren weer verhuisd, minder groot. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat de kinderen voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling – mede gelet op hun leeftijd – het meeste baat hebben bij een Nederlandse school waar Nederlands de hoofdtaal is.
4.7.
De stelling van de moeder dat zij bang is dat zij, wanneer de kinderen naar een Nederlandse school gaan, minder verbinding zal hebben met wat zij daar leren en hen minder zal kunnen ondersteunen, legt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht in de schaal. De rechtbank maakt uit hetgeen op de zitting is besproken op dat beide ouders zeer betrokken zijn bij hun kinderen. Nu beide kinderen ook goed Frans en Engels spreken kunnen zij door middel van die talen met hun ouders communiceren over school en kunnen de ouders hun kinderen ondersteunen bij hun schooltaken, voor zover dat nu al nodig zou zijn.
4.8.
Tussen partijen is de financiering van de aan de [naam school 1] verbonden kosten in discussie. Waar echter is vastgesteld dat de kinderen voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling het meest gebaat zijn bij een Nederlandse school waar Nederlands de hoofdtaal is, kan die discussie gelaten worden voor wat die is.
4.9.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij vanaf komend schooljaar naar een Nederlandse school zullen gaan, zodat zij Nederlands onderwijs zullen krijgen, mede ter voorbereiding op het Nederlands voortgezet onderwijs. De moeder voert aan dat zij geen voorstander is van basisschool [naam school 2] omdat er laatst een incident is geweest waarbij [minderjarige 2] ongemerkt naar huis was gegaan. De vader heeft echter onweersproken aangevoerd dat er daarna een goed gesprek door de ouders met de school is gevoerd. Gesteld noch gebleken is dat het hier gaat om een meer structureel probleem bij [naam school 2] . De rechtbank verleent de vader dan ook vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op basisschool [naam school 2] . Weliswaar zal [minderjarige 1] aan de nieuwe school moeten wennen, maar niet gebleken is dat zij een schoolwissel niet aan zou kunnen. Wat daarbij wellicht helpt, is dat het dezelfde school is als waar [minderjarige 2] al naar toe gaat en waar hij het naar zijn zin lijkt te hebben.
4.10.
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader om beide partijen te verplichten ieder 50% van de inschrijfkosten te voldoen. Dit verzoek zal worden toegewezen, zodat ook in zoverre duidelijk is wat van partijen wordt verwacht.
4.11.
Het voorgaande betekent dat de verzoeken van de moeder zullen worden afgewezen.
Zorgregeling rond de zomervakantie
4.12.
Ervan uitgaande dat de kinderen het komende schooljaar naar [naam school 2] gaan, is tijdens de zitting gebleken dat de ouders het eens zijn over de door de vader voorgestelde zorgregeling tijdens en rondom de komende zomervakantie. De rechtbank zal deze regeling dan ook vastleggen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verleent aan de vader toestemming om [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats 1] , Frankrijk, voor het schooljaar 2025/2026 aan te melden op basisschool [naam school 2] en de schoolgang van [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats 2] , op basisschool [naam school 2] voort te zetten, welke toestemming die van de moeder vervangt;
- verplicht beide partijen ieder 50% van de jaarlijkse inschrijvingskosten van basisschool [naam school 2] te voldoen;
- bepaalt dat de komende zomervakantie bij helfte wordt verdeeld, waarbij de vakantie aanvangt op
12 juli en eindigt op 25 augustus, waarbij de wisselmomenten tussen de ouders in [woonplaats] plaatsvinden. Daarnaast wordt de reguliere zorgregeling gehanteerd. Dit betekent dat de kinderen:
- van zaterdag 12 juli 12.00 uur tot zondag 27 juli 18.00 uur bij de moeder zijn;
- van zondag 27 juli 18.00 uur tot zondag 10 augustus 18.00 uur bij de vader zijn;
- van zondag 10 augustus 18.00 uur tot zondag 17 augustus 18.00 uur bij de moeder zijn;
- van zondag 17 augustus 18.00 uur tot maandag 25 augustus naar school bij de vader zijn, waarna de reguliere zorgregeling wordt gehanteerd;.
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. J. Kloosterhuis, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, op 30 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).