In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, staat de eisende partij, Stichting Hogeschool Utrecht, tegenover een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een onderwijsovereenkomst en de vraag of de eisende partij een bekostigde opleiding aanbiedt volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 25 februari 2025 de eisende partij de gelegenheid gegeven om een akte in te dienen. De eisende partij heeft op 25 maart 2025 de relevante algemene voorwaarden overgelegd, waarin geen bepalingen over rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn opgenomen. De kantonrechter concludeert dat de eisende partij recht heeft op de wettelijke regelingen, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de status van de opleiding. De eisende partij moet verduidelijken of het gaat om een bekostigde opleiding, waarvoor alleen wettelijk collegegeld verschuldigd is, of om een niet-bekostigde opleiding, waarbij het instellingscollegegeld door het instellingsbestuur wordt vastgesteld. De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de benodigde informatie te verstrekken en heeft de zaak verwezen naar de rol over vier weken. De verdere beslissingen zijn aangehouden tot de volgende zitting op 24 juni 2025.