ECLI:NL:RBAMS:2025:3693

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
83.275974.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een rechtspersoon voor belastingfraude met onjuiste aangifte omzetbelasting en valse administratie

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte] B.V., die werd beschuldigd van belastingfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een onjuiste aangifte omzetbelasting heeft gedaan en valse facturen heeft ingediend bij de Belastingdienst. De zaak kwam aan het licht na een boekenonderzoek door de Belastingdienst, waarbij onregelmatigheden in de aangiften van de verdachte werden ontdekt. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2015 opzettelijk onjuist heeft gedaan, wat resulteerde in een te laag opgegeven belastingbedrag. Daarnaast heeft de verdachte valse facturen ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst, wat eveneens in strijd was met de waarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,-, rekening houdend met de ernst van de feiten, de financiële positie van de verdachte en het tijdsverloop sinds de strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 28 mei 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 83.275974.20
Datum uitspraak: 28 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] B.V.,
gevestigd op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T. Lucas, en van wat de vertegenwoordiger van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , en de raadsvrouw van verdachte, mr. E. de Witte, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan
het doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting;
het ter beschikking stellen van een valse administratie aan de Belastingdienst.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt beide tenlastegelegde feiten bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de tenlastegelegde feiten niet bewezen en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken. De verdediging stelt dat in deze zaak overgelegde facturen daadwerkelijke handel van [verdachte] B.V . weergeven. De administratie waarin deze facturen zijn gevoegd is daarom niet vals en de aangiften die op basis van deze facturen zijn ingevuld zijn niet onjuist.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 28 januari 2016 wordt de aangifte omzetbelasting op naam van verdachte via internet ingediend bij de Belastingdienst. [2] In deze aangifte is een bedrag van € 31.542,- aan voorbelasting in mindering gebracht. [3]
Naar aanleiding van deze aangifte omzetbelasting is door de Belastingdienst, in de persoon van de heer [persoon 1] als controlerend ambtenaar, een boekenonderzoek opgestart. [4] Tijdens dit boekenonderzoek stuurt [persoon 2] op 26 juni 2017 de facturen uit de administratie van [verdachte] over 2015 aan de heer [persoon 1] . [5] [persoon 2] heeft verklaard dat zij deze facturen in opdracht van [medeverdachte] heeft verstuurd. [6]
In het dossier zijn een drietal (deel)facturen (met factuurnummers [nummer] ) gevoegd van [bedijf] aan verdachte die volgens de omschrijving zien op een Nokia core network. De totaalprijs bedraagt € 150.000,- exclusief btw en op de facturen is een totaalbedrag aan btw vermeld van € 31.500,-. De facturen moeten voldaan zijn na de eerste succesvolle live-test en niet later dan 18 maanden na levering. [7]
In het controledossier van verdachte bevond zich een koopovereenkomst voor de verkoop van netwerkapparatuur door [bedijf] aan verdachte. De overeenkomst is gedateerd op 11 november 2015. De overeenkomst is ondertekend door [persoon 3] als verkoper en [persoon 4] als vertegenwoordiger van verdachte als koper. In de aanhef van de overeenkomst wordt vermeld dat:
  • koper gebruikte netwerkapparatuur wenst te kopen zoals uiteengezet in de presentatie van 20 augustus 2015; en
  • verkoper de netwerkapparatuur zelf niet kent en dat hij gelet op de herkomst, ouderdom en onbekendheid met de apparatuur geen garantie kan geven.
De partijen zijn overeengekomen dat:
  • gebruikte netwerkapparatuur (ver)kocht wordt waarmee een koper een mobiel netwerk kan exploiteren en waarvan de specificaties zijn beschreven in de presentatie van 2 augustus 2015;
  • de koopprijs € 150.000,- exclusief btw bedraagt; en
  • koper de koopprijs pas is verschuldigd nadat de netwerkapparatuur succesvol is geïnstalleerd en getest. Tenzij de netwerkapparatuur duidelijke defecten vertoont is verkoper verplicht uiterlijk 18 maanden na ontvangst van de netwerkapparatuur de koopprijs te betalen.
Bij [bedijf] zijn door de Belastingdienst facturen waarop door [bedijf] betaalde voorbelasting staat vermeld, opgevraagd. In reactie hierop is namens [bedijf] één factuur opgestuurd waarbij is gemeld dat er maar één factuur is. [9] De bijgevoegde factuur betreft een factuur van [bedrijf 1] aan [bedijf] van 1 december 2015, met betrekking tot de verkoop van een Nokia core network. [10]
De overgelegde factuur is getoond aan de toenmalig financieel controller van [bedrijf 1] . Zij heeft verklaard dat deze factuur niet in de administratie van [bedrijf 1] voorkomt en dat deze factuur volgens haar vals is. Zij merkt op dat het factuurnummer en de omschrijving niet klopt, dat [bedrijf 1] geen netwerk aan [bedijf] heeft verkocht en dat zij het betreffende Nokia core network pas veel later heeft verkocht, aan [bedrijf 2] UK . [11]
[persoon 3] was toentertijd de eigenaar van eenmanszaak [bedijf] . [12] Op 1 december 2015, de datum van genoemde verschillende facturen, stond [persoon 3] niet meer geregistreerd als ondernemer voor de omzetbelasting. [13] Hij heeft verklaard dat hij de factuur van [bedrijf 1] niet kent en dat hij geen Nokia core netwerk bij dit bedrijf heeft gekocht. [14]
De bankrekening van [bedijf] is onderzocht over de periode 1 oktober 2013 tot en met 11 juli 2017. Gezien is daarbij dat in totaal € 180.500 wordt ontvangen van verdachte en dat deze betalingen betrekking hebben op facturen [nummer] . [15] De betalingen hebben plaatsgevonden in de periode van 13 maart 2017 tot en met 20 juni 2017. Per factuurnummer is steeds sprake van meer dan tien deelbetalingen van meestal € 5.000,-. [16] De controlerend ambtenaar heeft geen betalingen aan [bedrijf 1] gezien. [17]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zijn (zelfgekozen) roepnaam ‘ [medeverdachte] ’ is. [18] Met betrekking tot verdachte heeft hij verklaard dat hij eigenlijk alles deed. [19] Hij diende de belastingaangiften, zoals de aangiften omzetbelasting, in. [20] Hij heeft daarbij de naam van zijn (toenmalige) vrouw, [persoon 4] , als contactpersoon vermeld, omdat zij de bestuurder was van verdachte. In het bedrag van € 31.542,- aan voorbelasting dat in de aangifte over het vierde kwartaal van 2015 is opgenomen, is de verschuldigde omzetbelasting van de facturen van [bedijf] aan verdachte begrepen. [21] [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de overeenkomst tussen [bedijf] en verdachte heeft opgesteld. [22]
[medeverdachte] heeft tijdens een verhoor op 22 juni 2020 verklaard dat het Nokia core network in de kelder van het kantoor van verdachte stond. Vervolgens zijn verbalisanten gaan kijken en hebben zij geconstateerd dat zij de door [medeverdachte] omschreven apparatuur niet hebben aangetroffen. [23]
Overwegingen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. Daarvoor is van belang dat de rechtbank het volgende afleidt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden.
Verdachte zou van [bedijf] een Nokia core network hebben gekocht. De btw die haar daarbij in rekening is gebracht, is als voorbelasting in mindering gebracht en de facturen waaruit die aankoop zou blijken, zijn aan de Belastingdienst ter beschikking gesteld. De rechtbank concludeert echter, op basis van de hierboven genoemde feiten uit het dossier en de behandeling ter zitting, dat de gestelde levering niet heeft plaatsgevonden en dat de ter beschikking gestelde facturen vals zijn.
De door [medeverdachte] opgestelde koopovereenkomst bevat verschillende opmerkelijke aspecten. Er is sprake van een zeer lange betalingstermijn van 18 maanden, waarbij de betalingsverplichting afhankelijk is van testresultaten. De overeenkomst is allesbehalve concreet in de omschrijving en de individualiseerbaarheid van het goed dat zou zijn geleverd. Dat de facturen in een (groot aantal) termijnen zou worden betaald is niet in de overeenkomst vastgelegd. Dit maakt al met al dat sprake is van zeer ongunstige verkoopvoorwaarden voor [bedijf] , met grote risico’s dat uiteindelijk niet betaald zou worden. Terwijl het volgens de verklaring van [medeverdachte] ter zitting juist voor verdachte een buitenkansje was om het Nokia core network voor dit relatief zeer lage bedrag te kunnen kopen.
Verdachte heeft in het voorjaar van 2017 de facturen uiteindelijk betaald, terwijl volgens de verklaring van [medeverdachte] ter zitting op dat moment nog niet getest was. [medeverdachte] heeft naar het oordeel van de rechtbank geen geloofwaardige verklaring kunnen geven voor de vragen die deze opmerkelijke gang van zaken opriep.
Dat er door [bedijf] geen Nokia core network is geleverd, vindt steun in de omstandigheid dat [persoon 3] ontkent het Nokia core network ingekocht te hebben bij [bedrijf 1] en dat inkoop niet terug te zien is op de bankrekening van [bedijf] . Ook vanuit [bedrijf 1] wordt verklaard dat het Nokia core network niet aan [bedijf] is verkocht en/of geleverd.
Dat de FIOD geen apparatuur heeft aangetroffen die voldeed aan de door verdachte gegeven omschrijving van het Nokia core network, ondersteunt eveneens de stelling dat er niet is geleverd. De omstandigheid dat door de verdediging foto’s uit april 2025 zijn overgelegd waaruit zou moeten blijken dat verdachte (nog steeds) over het Nokia core network beschikt maakt dit niet anders. De rechtbank heeft op basis van deze foto’s geen mogelijkheid om vast te stellen dat het voorwerp op de foto’s het voorwerp is dat volgens de koopovereenkomst en facturen voor in totaal € 150.000,- exclusief btw zou zijn (ver)kocht.
Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het Nokia core network niet aan verdachte is geleverd, de door verdachte ter beschikking gestelde facturen vals zijn en de door verdachte ingediende aangifte onjuist is. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen in redelijkheid aan verdachte worden toegerekend, zodat bewezen is dat verdachte deze strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank acht daarbij niet bewezen dat verdachte deze feiten als medepleger heeft begaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
op 28 januari 2016, in Nederland,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte omzetbelasting op naam van [verdachte] B.V. betreffende het aangiftetijdvak vierde kwartaal 2015 (DOC-017) onjuist heeft gedaan,
immers heeft [verdachte] B.V . opzettelijk in het naar de Belastingdienst in Nederland gezonden aangiftebiljet omzetbelasting over het vierde kwartaal 2015, een te laag bedrag aan belasting opgegeven,
terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
Feit 2
op 26 juni 2017in Nederland,
als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze in valse vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld aan een ambtenaar van de Belastingdienst,
immers heeft [verdachte] B.V. alstoen aldaar opzettelijk valse facturen, te weten:
- Facturen van [bedijf] gericht aan [verdachte] B.V . (DOC-003, DOC-004 en DOC-005),
aan een ambtenaar van de Belastingdienst ter beschikking gesteld,
bestaande de valsheid hierin dat op die geschriften, in strijd met de waarheid, is vermeld dat er levering van goederen heeft plaatsgevonden, terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van was,
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 14.000,-.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een onvoorwaardelijke geldboete op van € 5.000,-. Daarvoor vindt de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende ongeveer twee jaar schuldig gemaakt aan belastingfraude. Zij heeft ten onrechte voorbelasting teruggevraagd en met haar handelen heeft zij de samenleving volgens de berekening van de Belastingdienst € 31.500,- benadeeld. Daarnaast zijn er – om de fraude te verhullen – valse facturen aan de Belastingdienst ter beschikking gesteld. Alhoewel de feiten ernstig zijn en een forse boete rechtvaardigen heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de geldboete rekening gehouden met het tijdsverloop sinds de strafbare feiten zijn gepleegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de financiële positie van verdachte en de omstandigheid dat sprake is van beperkte conservatoire beslagen van waaruit een geldboete voldaan kan worden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
- opzettelijk een bij de belastingdienst voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Feit 2
- als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze in valse vorm voor dit doel beschikbaar stellen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] B.V., daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 5.000,-(vijfduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. van Hall, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2025.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste (document)nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.DOC-016-4, pag. 0746 (een geschrift).
3.DOC-017-3, pag. 0749 (een geschrift).
4.AMB-007, pag. 0178.
5.DOC-052, pag. 0816-0817 (een geschrift).
6.G-006-01, pag. 1120.
7.DOC-003/004/005, pag. 0730-0732 (geschriften).
8.AMB-151, pag. 0696 en DOC-069, pag. 0847-0848 (een geschrift).
9.AMB-007, pag. 0178-0179 en DOC-001a, pag. 0727 (een geschrift).
10.DOC-002, pag. 0729 (een geschrift).
11.G-004-01, pag. 1102.
12.AMB-007, pag. 0175.
13.AMB-007, pag. 0178.
14.V-001-02, pag. 1145.
15.AMB-002, pag. 0154.
16.AMB-002, bijlage 2, pag. 0159-0161.
17.AMB-007, pag. 0179.
18.V-005-01, pag. 1184.
19.V-005-01, pag. 1191.
20.V-005-01, pag. 1194.
21.V-005-02, pag. 1209.
22.Verklaring van de vertegenwoordiger van verdachte ter terechtzitting.
23.AMB-118, pag. 0615-0616.