Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
1.De procedure
2.De feiten
Ik heb inzake bovenvermelde kwestie intussen met cliënt gesproken en hij stemter mee in dat wij het gesprek aangaan met de curatoren van Heiploeg om af tetasten wat de mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling c.q. wat de range zoumoeten/kunnen zijn van een dergelijke regeling.’
Zoals mogelijk bij u bekend heeft Heiploeg een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten voor haar bestuurders, waaronder dhr. [eiser] . Vooralsnog heeft dhr. [eiser] nog geen aanspraak gemaakt op deze verzekering. Vanuit de verzekeraar wordt mij nu gevraagd om met u contact op te nemen om af te stemmen of een aanspraak nog zal volgen.
monitoring counselnamens Verzekeraars, aan mr. Hoekstra geschreven:
) haast te willen maken met een eventuele schikking.
Tevens verminderen de Curatoren enige mogelijke vordering ten opzichte van alle andere mogelijke hoofdelijke aansprakelijken met het bedrag dat die andere mogelijke aansprakelijke(n) van de RvB-leden en de RvC-leden zouden hebben kunnen vorderen, zoals bedoeld in artikel 6:14 BW.’
(…) Uit de stukken en verklaringen rijst het beeld op dat de Verzekeraars hebben
Hoewel dekking ontbreekt zijn Verzekeraars graag bereid met u en uw client vangedachten te wisselen of en hoe zij uw client kunnen helpen bij het bereiken van eenschikking met curatoren op acceptabele voorwaarden. Wellicht is het nuttig metcuratoren te delen dat Verzekeraars ook van oordeel zijn dat de vordering verjaardis en niet inzien dat en hoe curatoren het causaal verband kunnen onderbouwen.Mogelijk heeft u nog andere ideeën. Op voorhand merk ik op dat een dergelijkegezamenlijke aanpak niet samengaat met een gelijktijdig dekkingsdebat maar welmet de afspraak “we agree to disagree”, zou uw client het dekkingsstandpunt vanVerzekeraars niet delen.’
3.Het geschil
€ 556.291, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4.De beoordeling
geenaanspraak op dekking wilde maken, valt gelet op het stilzwijgen van [eiser] tot dan toe jegens Verzekeraars te begrijpen. Vervolgens hebben Verzekeraars (zie 4.7) mr. Goossens nog contact laten opnemen met (de advocaat van) [eiser] . Ook hebben Verzekeraars meerdere keren aangeboden te helpen bij het tot stand brengen van een regeling met de curatoren. Zij hebben daartoe ook concrete voorstellen gedaan. In dit verband is nog van belang dat [eiser] wel heeft gesteld dat Verzekeraars wisten dat de curatoren juridische stappen tegen hem wilden ondernemen, maar dat is betwist en vervolgens niet door [eiser] onderbouwd. Ook op dat punt valt Verzekeraars dus niets te verwijten. Verzekeraars hebben er in dit verband tot slot op gewezen dat zij bij de advocaten van de overige voormalige bestuurders en commissarissen hebben aangedrongen om ook voor [eiser] finale kwijting te bedingen en zij hebben er voor gezorgd dat een bepaling in lijn met artikel 6:14 BW in de schikking is opgenomen. Na de schikking resteerde nog 82,5% van de dekking, zodat, als [eiser] aanspraak zou hebben op dekking, er nog een aanzienlijk bedrag resteerde. Dat Verzekeraars op een later moment op grond van de polisvoorwaarden dekking hebben geweigerd, doet daar niet aan af.
een later moment[cursivering rb] aanspraak te maken op de verzekering. Dit bericht kan in redelijkheid niet anders worden opgevat dan dat [eiser] op dat moment juist
geenaanspraak maakte op dekking. Dat mr. Goossens in september 2016 contact opnam met de advocaat van [eiser] getuigt van zorgvuldigheid en betekent, anders dan [eiser] betoogt, niet dat Verzekeraars de e-mail van 25 augustus 2016 hebben opgevat als een omstandighedenmelding. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] pas op 14 juni 2019 voor het eerst aan Kröller Boom heeft laten weten dat [eiser] ‘alsnog’ aanspraak maakte op dekking. Vast staat dat Verzekeraars op 30 januari 2020 een dekkingsstandpunt hebben ingenomen. Niet gezegd kan worden dat Verzekeraars daarmee niet tijdig een dekkingsstandpunt hebben ingenomen.