ECLI:NL:RBAMS:2025:3718

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
C/13/759634 / HA ZA 24-1259
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade aan woning door gebrekkige uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde], wegens gebrekkige uitvoering van werkzaamheden aan hun woning. De eisers hebben op 20 september 2017 een aannemingsovereenkomst gesloten met gedaagde voor diverse werkzaamheden aan hun woning, waaronder een aanbouw. Na uitvoering van de werkzaamheden ondervonden eisers lekkageproblemen, waarop gedaagde herhaaldelijk herstelpogingen heeft gedaan, maar zonder succes. Een deskundigenonderzoek heeft aangetoond dat de aanbouw niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Gedaagde is in verzuim geraakt en heeft niet tijdig gereageerd op verzoeken om herstel. De rechtbank oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden door de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 12.178,00 voor herstelkosten, € 3.329,00 voor gevolgschade, en € 1.756,32 voor kosten ter vaststelling van de schade, met wettelijke rente. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/759634 / HA ZA 24-1259
Vonnis bij vervroeging van 4 juni 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers (hierna: [eiser 1] en [eiser 2] ),
advocaat: mr. L.I. Brom,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde (hierna: [gedaagde] ),
advocaat: mr. R.M. van Ommeren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 november 2024 met producties 1 tot en met 17,
- de conclusie van antwoord zonder de daarin aangekondigde producties,
- het tussenvonnis van 26 februari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 mei 2025 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn eigenaren van de woning aan het [adres] . [gedaagde] drijft onder de handelsnaam [handelsnaam] een eenmanszaak in de bouw.
2.2.
Op 20 september 2017 hebben [eiser 1] en [eiser 2] met [gedaagde] een aannemingsovereenkomst gesloten voor de volgende werkzaamheden in de woning:
werkzaamheden
prijs
aanbouw begane grond
€ 20.000
slopen keuken, badkamer en toilet
€ 2.500
vervangen deuren en kozijnen
€ 2.370
leidingwerk
€ 2.500
impregneren en betegelen badkamer en toilet
€ 3.000
totaal
€ 30.370,00
21% btw
€ 6.982
totaal (inclusief btw)
€ 37.352
2.3.
In 2018 is de aanbouw uitgevoerd. Ongeveer een half jaar later ondervonden [eiser 1] en [eiser 2] lekkageproblemen bij de overgang van hun woning naar de uitbouw en deden zij tegenover [gedaagde] een beroep op garanties. [gedaagde] toonde zich bereid om de lekkage te verhelpen, maar ondanks herhaaldelijke herstelpogingen ging het steeds meer lekken.
2.4.
Op 30 oktober 2023 heeft ZNEB Expertise en Taxatie BV, op verzoek van de rechtsbijstandsverzekeraar (DAS) van [eiser 1] en [eiser 2] , een deskundigenonderzoek verricht. [gedaagde] was hierbij op uitnodiging aanwezig. ZNEB adviseerde herstelwerkzaamheden, die zij begrootte op in totaal € 9.686 (inclusief btw).
De conclusie van ZNEB in een rapport van 16 november 2023 luidt onder meer:
‘Het plat dak van de aanbouw is fors doorgezakt waardoor er veel hemelwater op het plat dak blijft staan en de hemelwaterafvoer niet of nauwelijks functioneert. De dakrandafwerking is slecht uitgevoerd. De randstroken zijn niet overal correct in de aluminium daktrim aangebracht. (…) De houten balklaag is onvoldoende draagkrachtig en dient, nadat een statische berekening is gemaakt, te worden vervangen. Een statische berekening zal uitwijzen of de vrije hoogte, zoals [eiser 2] verzoekt, kan worden gehandhaafd. [handelsnaam] had voorafgaand aan de werkzaamheden een statische berekening moeten laten opstellen. [handelsnaam] had dan voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden aan [eiser 2] kunnen mededelen of de uitvoering mogelijk zou zijn zoals [eiser 2] dit had verzocht. Uiteraard dient dan ook het houten dakbeschot en de nat geworden glaswolisolatie te worden vervangen.’
2.5.
Bij brief van 17 november 2023 heeft DAS [gedaagde] gesommeerd om binnen vijftien dagen te zorgen voor kosteloos herstel dan wel vervanging van het dak van de aanbouw. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd.
2.6.
Op 11 januari 2024 heeft DAS een rappel gestuurd met daarin een termijn van tien dagen om over te gaan tot kosteloos herstel. Hierop reageerde [gedaagde] op 17 januari 2024 dat hij tijdig met de herstelwerkzaamheden zou starten vóór 25 januari 2024, mits de weersomstandigheden het zouden toelaten. Op 24 januari 2024, een dag voor het verlopen van de laatst gestelde termijn, verzocht [gedaagde] om toegang tot de woning. [eiser 1] en [eiser 2] hebben dat geweigerd, omdat zij geen vertrouwen meer hadden in herstel door [gedaagde] .
2.7.
Op 25 januari 2024 heeft DAS aan [gedaagde] geschreven dat in plaats van nakoming in de vorm van kosteloos herstel of vervanging, aanspraak werd gemaakt op vervangende schadevergoeding. In deze brief is de schade van [eiser 1] en [eiser 2] voorlopig begroot op € 9.686, te vermeerderen met € 1.756,32 aan expertisekosten. [gedaagde] werd verzocht om het totaal van € 11.442,32 binnen vijftien dagen te betalen.
2.8.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben offertes opgevraagd voor het herstellen van de aanbouw. Drie verschillende bouwbedrijven hebben deze werkzaamheden geoffreerd voor bedragen van respectievelijk € 30.189,50, € 29.342,50 en € 29.029,11 (steeds inclusief btw). [eiser 1] en [eiser 2] hebben daarop aan ZNEB gevraagd om haar kostenberekening te heroverwegen, waarna ZNEB in een aangepast rapport van 17 april 2024 de totale herstelkosten heeft begroot op € 12.178,00.
2.9.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben herstelwerkzaamheden door derden laten uitvoeren om verergering van schade te voorkomen. Er is € 2.400 (exclusief btw) gefactureerd voor reparatie van een lekkage in het dak, herstellen van opstanden, dichten van open plekken, isolatie en afwerking. Daarnaast is € 425 (inclusief btw) gefactureerd voor het plaatsen van lood en het kitten van een raam, een luik en een metalen rand. Opgeteld is dit € 3.329 (inclusief btw).

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door de werkzaamheden van [gedaagde] veroorzaakte schade, zoals volgt uit het expertiserapport van 17 april 2024,
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 29.029,11, althans € 12.178,00 aan herstelkosten, met wettelijke rente daarover vanaf 9 februari 2024, althans de dag van de dagvaarding,
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 3.329,00 aan gevolgschade, met wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding,
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.756,32 aan kosten ter vaststelling van de schade, met wettelijke rente daarover vanaf 9 februari 2024, althans de dag van de dagvaarding,
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten, en de buitengerechtelijke kosten van € 1.065,29 met wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
Daartoe stellen [eiser 1] en [eiser 2] dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en daarom schadeplichtig is.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van deze procedure. Hij voert ter betwisting van zijn verzuim aan dat hij zijn verantwoordelijkheden nimmer uit de weg is gegaan. Hij wijst daarbij op de eigen verantwoordelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] om tijdig naar bouwtekeningen te vragen en meent dat zij de samenwerking eerder hadden moeten staken. Verder bepleit [gedaagde] dat de omzetting in vervangende schadevergoeding strijdig is met de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde] betwist ook de hoogte van de schade, omdat een eenmaal omgezette verbintenis niet naderhand zou kunnen worden opgehoogd via een nieuw deskundigenrapport. Dat [eiser 1] en [eiser 2] nu kiezen voor aannemers met hogere garantiekosten, komt voor hun eigen rekening en risico. [gedaagde] betwist tot slot dat de schadebeperkende maatregelen noodzakelijk en proportioneel waren en verweert zich tegen de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.

4.De beoordeling

4.1.
De aanbouw voldoet niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De rapporten van ZNEB, die in zoverre niet door [gedaagde] worden betwist, tonen dit aan. Bovendien hebben [eiser 1] en [eiser 2] video’s in het geding gebracht, waarop is te zien hoe de houten balken in het opengemaakte dak van de aanbouw en de muren zijn aangetast door vocht. [gedaagde] is dus tekortgeschoten in zijn verplichting uit de aannemingsovereenkomst om een deugdelijke aanbouw te vervaardigen. Dit wordt niet anders doordat [gedaagde] in eerste instantie zijn verantwoordelijkheid nam en meerdere herstelpogingen heeft gedaan.
4.2.
[gedaagde] is in verzuim geraakt na het verstrijken van de vijftiendagen termijn uit de brief van DAS van 17 november 2023 (artikel 6:82 lid 1 BW). Dit verzuim heeft hij niet meer goed gemaakt, ook niet nadat [eiser 1] en [eiser 2] hem opnieuw aanmaanden. Een dag voor het verstrijken van de allerlaatste termijn toegang vragen voor het brengen van materiaal om de volgende dag aan het werk te kunnen gaan, kon na een jarenlange geschiedenis van mislukte pogingen tot reparatie en niet nagekomen afspraken niet worden gezien als een serieuze poging tot tijdig herstel. Onder deze omstandigheden is van strijd met redelijkheid en billijkheid geen sprake en heeft de omzettingsverklaring effect gesorteerd, wat betekent dat [gedaagde] verplicht is tot schadevergoeding in plaats van nakoming (artikel 6:87 lid 1 BW).
4.3.
De omvang van de vervangende schadevergoeding is gelijk aan de waarde van de prestatie. De prestatie omvat het afronden van de aanbouw tot goed en deugdelijk werk, zoals [eiser 1] en [eiser 2] dat op basis van de aannemingsovereenkomst van [gedaagde] tegen de daarvoor afgesproken prijs van € 20.000 mochten verwachten. De waarde van de prestatie hadden [eiser 1] en [eiser 2] met hun omzettingsbrief voorlopig begroot op € 9.686,00. Daarmee hebben zij echter geen afstand gedaan van een hogere definitieve waardering.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de door ZNEB laatstelijk begrote herstelwerkzaamheden van € 12.178,00 toewijsbaar zijn. Dit bedrag komt reëel voor om de aanbouw te herstellen tot een aanbouw zoals die ook van [gedaagde] had mogen worden verwacht. Een belangrijke oorzaak van het prijsverschil met andere aannemers moet, gezien de schadebetwisting door [gedaagde] , worden gezocht in het feit dat deze andere aannemers met andere voorwaarden en kwaliteitsnormen werken. [eiser 1] en [eiser 2] hebben ervoor gekozen om met een relatief goedkope aannemer in zee te gaan, zodat de waarde van de prestatie niet gelijkgesteld kan worden aan die van (veel) duurdere aannemers. Daarom is het meerdere boven € 12.178,00 niet toewijsbaar. De gevorderde rente vanaf 9 februari 2024 is vanwege het verzuim toewijsbaar.
4.5.
De verplichting van [eiser 1] en [eiser 2] tot beperking van hun schade wordt begrenst door de redelijkheid, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Deze maatstaf is een uitvloeisel van artikel 6:101 BW. Gezien de aanhoudende lekkageproblemen was het aan [eiser 1] en [eiser 2] om schadebeperkend te handelen, te meer nu de herstelpogingen van [gedaagde] geen oplossing boden. [eiser 1] en [eiser 2] hebben toegelicht dat de schade steeds groter werd en dat op enig moment na regenval ook water via spotjes de woning inliep. Zij zagen zich daarom genoodzaakt herstelkosten tot een bedrag van € 3.329,00 te maken voor een tijdelijke oplossing. Onder de gegeven omstandigheden zijn deze kosten ter beperking van verdere schade redelijk en daarom toewijsbaar met wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding. Dit is gebaseerd op artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder a BW.
4.6.
De kosten ter vaststelling van de schade van € 1.756,32 voor het deskundigenonderzoek van ZNEB zijn zoals gevorderd toewijsbaar met wettelijke rente daarover vanaf 9 februari 2024. Vanaf deze datum liep immers de termijn voor betaling uit de omzettingsverklaring af. Deze kosten zijn in redelijkheid gemaakt om de schade te kunnen begroten en vinden daarmee hun grondslag in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW.
4.7.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 1.065,29 zien uitsluitend op incassohandelingen ten behoeve van de vervangende schadevergoeding. Deze vordering valt daarmee onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiser 1] en [eiser 2] hebben voldoende toegelicht dat zij incassohandelingen hebben verricht. Een bedrag van € 12.178,00 aan toewijsbare vervangende schadevergoeding levert volgens het besluit een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op van € 896,78. Dit laatste bedrag zal dan ook worden toegewezen, met de gevorderde rente daarover zoals vermeld onder de beslissing.
4.8.
[gedaagde] is op hoofdpunten in het ongelijk gesteld en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.867,72
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.10.
De verhouding tussen [eiser 1] en [eiser 2] als consumenten tegenover [gedaagde] als natuurlijke persoon die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, leidt in dit geval niet tot een ander (ambtshalve) oordeel over het meer of anders gevorderde.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade van [eiser 1] en [eiser 2] voor zover die is begroot op € 12.178,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] en [eiser 2] van € 12.178,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 9 februari 2024 tot aan de algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] en [eiser 2] van € 3.329, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 7 november 2024 tot aan de algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] en [eiser 2] van € 1.756,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 9 februari 2024 tot aan de algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] en [eiser 2] van € 896,78, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de algehele voldoening,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] tot op heden begroot op € 2.867,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in deze rechtbank, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.