ECLI:NL:RBAMS:2025:3807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
13-080640-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met verwerping gelijkstellingsverweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de Staatsanwaltschaft Leoben in Oostenrijk. Het EAB, dat op 13 maart 2025 was uitgevaardigd, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1980. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 27 mei 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de vereisten voor gelijkstelling met een Nederlander, zoals gesteld in artikel 6 van de Overleveringswet (OLW). De raadsman had verzocht om gelijkstelling, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland had verbleven, aangezien hij tussen augustus 2020 en maart 2022 in Roemenië verbleef. De rechtbank heeft het verzoek tot gelijkstelling afgewezen en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-080640-25
Datum uitspraak: 10 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 4 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 maart 2025 door de officier van justitie bij de
Staatsanwaltschaft Leobenin Oostenrijk – met goedkeuring van het
Landesgericht Leobenin Oostenrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) – en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een lastgeving tot aanhouding van het Openbaar Ministerie Leoben van
13 maart 2025 met gerechtelijke goedkeuring van het
Landesgericht Leoben.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Oostenrijks recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland onder nummer 18 in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De standpunten van de partijen
De raadsman verzoekt de rechtbank – onder verwijzing van de stukken die eerder zijn ingediend in het kader van een verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie – om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering aan de uitvaardigende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
Volgens de officier van justitie komt de opgeëiste persoon niet voor gelijkstelling in aanmerking, nu uit de beschikbare stukken en het in het dossier gevoegde uittreksel van de Basisregistratie Personen (BRP) niet blijkt dat de opgeëiste persoon vijf jaar onafgebroken in Nederland heeft verbleven. De opgeëiste persoon heeft zich voor het eerst in 2017 in Nederland ingeschreven, maar heeft Nederland tussen 27 augustus 2020 en 30 maart 2022 verlaten en in Roemenië ingeschreven gestaan.
Het oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW moet onder meer zijn voldaan aan het vereiste dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet aan dit vereiste is voldaan. De opgeëiste persoon heeft zich voor het eerst in 2017 in Nederland ingeschreven, maar heeft in de periode tussen 27 augustus 2020 en 30 maart 2022 in Roemenië ingeschreven gestaan, hetgeen ook blijkt uit het BRP uittreksel. De opgeëiste persoon heeft tijdens de zitting verklaard dat hij gedurende deze periode inderdaad in Roemenië verbleef in verband met een medische procedure en het herstel daarvan.
Het verzoek tot gelijkstelling wordt daarom afgewezen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Landesgericht Leobenin Oostenrijk voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.