In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Gliwice, Polen. Het EAB, dat op 5 december 2024 was uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1996, die op dat moment gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 27 mei 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. van Asselt, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB een verzamelvonnis betreft, met onderliggende vonnissen die onherroepelijk zijn. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vervolgens de grondslagen van het EAB en de toepasselijkheid van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld. Ondanks dat de opgeëiste persoon niet bij alle zittingen aanwezig was, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn strafbaar in Nederland en voldoen aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.