ECLI:NL:RBAMS:2025:3813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
13-100420-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met toepassing van artikel 12 OLW

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Gliwice, Polen. Het EAB, dat op 5 december 2024 was uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1996, die op dat moment gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 27 mei 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. van Asselt, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB een verzamelvonnis betreft, met onderliggende vonnissen die onherroepelijk zijn. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vervolgens de grondslagen van het EAB en de toepasselijkheid van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld. Ondanks dat de opgeëiste persoon niet bij alle zittingen aanwezig was, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.

De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn strafbaar in Nederland en voldoen aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-100420-25
Datum uitspraak: 10 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 3 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 december 2024 door de
Regional Court in Gliwicein Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. van Asselt, advocaat in Roosendaal en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een verzamelvonnis, te weten een
aggregate judgement of the District Court in Tarnowskie Góry, VI Criminal Division - Branch in Piekary Śląskie, issued on 13th October 2017met referentie VI K 487/17.
Ten aanzien van dit verzamelvonnis vermeldt het EAB de volgende onderliggende vonnissen:
  • een
  • een
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 5 maanden en 9 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit verzamelvonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Artikel 12 OLW

Inleiding
Zoals hiervoor in rubriek 3 is vastgesteld, betreft het EAB een verzamelvonnis met twee onderliggende vonnissen. Zowel de procedures die tot de onderliggende vonnissen hebben geleid als de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid, vallen onder de reikwijdte van artikel 12 OLW, nu bij de onderliggende vonnissen onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en in het verzamelvonnis de eerder opgelegde straffen zijn samengevoegd tot één straf en de Poolse rechter een beoordelingsmarge heeft met betrekking tot de duur van die straf.
Het verzamelvonnis vanthe District Court in Tarnowskie Góry
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich daarmee ten aanzien van dit vonnis niet voor.
Het onderliggend vonnis met referentie VI K 2019/15
Op 20 mei 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie verstrekt, waarin onderdeel d) van het EAB ook ten aanzien van het vonnis met referentie VI K 2019/15 is ingevuld. Daaruit blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich daarmee ten aanzien van dit vonnis niet voor.
Onderliggend vonnis met referentie VI K 23/16:
Op 20 mei 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit ten aanzien van het vonnis met referentie VI K 23/16 de volgende aanvullende informatie verstrekt:
Regarding case VI K 23/16
(…)
[opgeëiste persoon] :
- was present at the hearing scheduled for 1st of March 2016 (the first hearing in the case), for which he was informed of the next hearing date (12th of April 2016)
- 12th of April 2016 - the convicted person did not appear at the hearing, the next hearing date was set for 17th of May 2016
- 17th of May 2016 - the convicted person was present at the hearing, at which he was informed about the next hearing date (14th of June 2016)
- 14th of June 2016 - the convicted person was not present at the hearing, the next hearing date was set for 11th of August 2016
- 11th of August 2016 the convicted person was not present at the hearing, he was correctly notified about the date, he received notice in person, a verdict was issued in the case.
De rechtbank stelt op basis van de aanvullende informatie vast dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was tijdens iedere inhoudelijke zitting van het proces dat tot dit vonnis heeft geleid, waaronder de zitting waarop het onderzoek ter terechtzitting in de zaak kennelijk is gesloten en naar aanleiding waarvan het vonnis is gewezen. De rechtbank stelt daarom vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op het proces dat tot het vonnis heeft geleid. Ook is niet gebleken dat zich één van de in artikel 12, aanhef en onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin is een garantie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d, OLW verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon wist van de strafrechtelijke procedure, dat hij op een aantal zittingen aanwezig is geweest en dat de data van de zittingen waarop de opgeëiste persoon niet is verschenen telkens in persoon aan de opgeëiste persoon zijn medegedeeld. Ten aanzien van de laatste zitting op 11 augustus 2016, waarop het onderliggende vonnis is gewezen, is de opgeëiste persoon in persoon opgeroepen. Door desondanks niet te verschijnen heeft de opgeëiste persoon naar het oordeel van de rechtbank kennelijk stilzwijgend van zijn aanwezigheidsrecht afstand gedaan.
Conclusie
Artikel 12 OLW staat niet aan de overlevering in de weg.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst enkele van de vermelde strafbare feiten (de rechtbank begrijpt feiten 8, 10, 12, 13, 14 en 15) aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland onder nummer 5 in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de overige feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Ten aanzien van de feiten die in het EAB met nummers 2, 3, 4, 5, 9 en 11 zijn aangeduid:
telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van de feiten die in het EAB met nummers 1, 6 en 7 zijn aangeduid:
telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 3 en 11 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Regional Court in Gliwicein Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en M.C. Danel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.