ECLI:NL:RBAMS:2025:3831

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
C/13/743592 / HA ZA 23-1118
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige afgifte van stambomen aan fokkers van kortsnuitige honden door de Raad van Beheer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een collectieve actie van Stichting Dier&Recht tegen de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de Raad van Beheer onrechtmatig handelt door stambomen af te geven aan fokkers van kortsnuitige honden zonder dat deze fokkers een dierenartsverklaring of een door een dierenarts ingevuld petscanformulier overleggen. Dit vonnis volgt op een eerder tussenvonnis van 25 september 2024, waarin de rechtbank de ontvankelijkheid van Stichting Dier&Recht in haar vorderingen bevestigde. De rechtbank stelde vast dat de Raad van Beheer, als instantie die verantwoordelijk is voor de afgifte van stambomen, een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft om te zorgen voor het welzijn van honden. De rechtbank oordeelde dat het huidige beleid van de Raad van Beheer niet voldoet aan de handhavingscriteria die zijn opgesteld voor het fokken van kortsnuitige honden, en dat de Raad van Beheer moet eisen dat fokkers een bewijs van geschiktheid van de ouderdieren overleggen voordat stambomen worden afgegeven. De rechtbank legde een dwangsom op van € 2.500 per onrechtmatig afgegeven stamboom, met een maximum van € 250.000, en veroordeelde de Raad van Beheer in de proceskosten van Stichting Dier&Recht.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/743592 / HA ZA 23-1118
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
STICHTING DIERENRECHT,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Stichting Dier&Recht,
advocaat: mr. H.P. Wellenberg,
tegen
RAAD VAN BEHEER OP KYNOLOGISCH GEBIED IN NEDERLAND,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Raad van Beheer,
advocaat: mr. J. Verstoep.

1.De zaak in het kort

1.1.
Stichting Dier&Recht vordert in deze collectieve actie dat de Raad van Beheer stopt met het afgeven van stambomen aan kortsnuitige honden, die zijn gefokt in strijd met het Besluit houders van dieren en de daarvoor in de Beleidsregel brachycephale honden opgenomen handhavingscriteria.
1.2.
In het tussenvonnis van 25 september 2024 heeft de rechtbank beslist dat Stichting Dier&Recht op grond van het collectieve actierecht ontvankelijk is in haar vorderingen.
In dit vonnis zal de rechtbank een inhoudelijke beslissing geven. Eerst volgt een overzicht van de stukken in deze zaak (de procedure). Daarna volgen de feiten, die ook al grotendeels in het tussenvonnis van 25 september 2024 waren opgenomen, maar hier voor de volledigheid en leesbaarheid van dit vonnis worden herhaald en aangevuld. Onder de kop ‘het geschil’ staat de vordering van Stichting Dier&Recht met toelichting en onder de kop ‘de beoordeling’ volgt de beslissing met uitleg van de rechtbank.
1.3.
De rechtbank beslist in dit vonnis dat de Raad van Beheer onrechtmatig handelt door bij de afgifte van stambomen aan kortsnuitige honden niet aan fokkers te vragen om een petscanformulier of dierenartsverklaring te overleggen waaruit blijkt dat beide ouderdieren voldoen aan die handhavingscriteria. De Raad van Beheer zal (binnen twee maanden na dit vonnis) van fokkers van kortsnuitige honden moeten verlangen dat zij wel een dergelijk petscanformulier of dierenartsverklaring overleggen waaruit blijkt dat de ouderdieren voldoen aan die handhavingscriteria, voordat hij een stamboom mag afgeven aan de nakomelingen van deze honden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 december 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 25 september 2024 over de ontvankelijkheid van Stichting Dier&Recht, met de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 april 2025, met de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. Verstoep van 22 mei 2025 naar aanleiding van het proces-verbaal,
- de brief van mr. Wellenberg van 28 mei 2025 in reactie op de brief van mr. Verstoep.
2.2.
Daarna is een datum voor het vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Stichting Dier&Recht is opgericht in 2006 en is een stichting die beoogt de rechtspositie en het welzijn van dieren te bewaken en te verbeteren.
3.2.
De Raad van Beheer is een vereniging van verenigingen. De leden van de Raad van Beheer zijn rasverenigingen, kynologenclubs en bijzondere verenigingen. De Raad van Beheer is aangesloten bij de Fédération Cynologique Internationale (FCI), een internationale overkoepelende organisatie op het gebied van rashonden. De Raad van Beheer is, als lid van de FCI, belast met de uitgifte van stambomen aan fokkers van rashonden in Nederland. De doelen van de Raad van Beheer staan in zijn statuten:
“(…)
Artikel 2
1. De Raad van Beheer heeft ten doel:
a. de bevordering van de kynologie in Nederland, het stellen van regels met betrekking tot alle vormen van hondensport in Nederland, zomede het bestrijden van alle handelingen die de belangen of het aanzien van de Nederlandse Kynologie kunnen schaden, ongeacht of deze handelingen in of buiten Nederland worden gepleegd;
b. het voeren van een stamboekhouding voor rashonden;
c. de bevordering van de gezondheid en het welzijn van honden en hondenpopulaties;
d. uitvoering van de wettelijke regels en de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften op het gebied van de gezondheid en het welzijn van honden;
e. zorg te dragen voor een optimale maatschappelijke inbedding van de Kynologie binnen de Nederlandse samenleving;
f. het (doen) bijhouden van registraties die betrekking hebben op de in dit artikel genoemde activiteiten, alsmede in voorkomende gevallen de verstrekking van gegevens uit die registraties aan derden-belanghebbenden.
2. (…)”
3.3.
Sinds 2014 is het verboden met honden te fokken op een wijze waarop de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen benadeeld kan worden (artikel 3.4 lid 1 Besluit houders van dieren). Ook is bepaald dat bij het fokken in ieder geval, voor zover mogelijk, wordt voorkomen dat ernstige erfelijke afwijkingen en ziekten, uiterlijke kenmerken die schadelijk zijn voor welzijn of gezondheid en ernstige gedragsafwijkingen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen (artikel 3.4 lid 2 Besluit houders van dieren).
3.4.
Het Besluit houders van dieren beperkt zich tot doelvoorschriften en bevat open normen. In opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Universiteit Utrecht handhavingscriteria opgesteld voor het fokken van kortsnuitige honden. Deze zijn opgenomen in een rapport van 21 januari 2019 genaamd: “Fokken met kortsnuitige honden. Criteria ter handhaving van art. 3.4. Besluit Houders van dieren.
Fokken met Gezelschapsdieren” (hierna ook wel: de handhavingscriteria) [1] en komen op het volgende neer:
Indien de norm wordt overschreden is er een verhoogd risico op BOS/BOAS (brachycephaal obstructief syndroom, BOS, of in het Engels en in de wetenschappelijke literatuur BOAS: brachycephalic obstructive airway syndrome) en mag niet met deze honden worden gefokt.
3.5.
De handhavingscriteria worden sinds de publicatie door de Universiteit Utrecht gebruikt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) als handhavende instantie. Op 24 augustus 2023 zijn de handhavingscriteria ook als beleidsregel in de Staatscourant gepubliceerd (ook wel de Beleidsregel brachycephale honden genoemd).
3.6.
Of een hond voldoet aan de handhavingscriteria kan een dierenarts controleren en vastleggen in een door de Universiteit Utrecht opgesteld petscanformulier, waarop ingevuld kan worden hoe het dier op deze zes criteria scoort en welke conclusie daaruit kan worden getrokken.
3.7.
De Raad van Beheer is het vanaf het begin af aan niet eens geweest met de zes handhavingscriteria en heeft het gebruik van een andersoortige BOAS-test, de zogenaamde Cambridge test, voorgestaan bij het bepalen van de geschiktheid van ouderhonden voor de fok van kortsnuitige honden.
Op 28 november 2024 heeft hij aan zijn leden een nieuwsbrief gestuurd met voor zover relevant de volgend inhoud:
“(…) Rond de kortsnuiten blijkt het ministerie geen aanpassingen te willen doen. Al onze inspanningen en goede bedoelingen ten spijt, het is ons tot op heden niet gelukt om onze visie met betrekking tot de toepassing van de BOAS-test voor de beoordeling van de kortsnuitige rassen door de beoordelende instanties aanvaard te krijgen. Wij moeten ons bij de conclusie neerleggen, dat de fokker met uitsluitend de toepassing van de BOAS-test helaas niet kan voldoen aan de gevraagde inspanning als bedoeld in Art 3.4 Besluit houders van dieren (Bhd).
(…)
Rol en verantwoordelijkheid Raad en fokkers
De Raad van Beheer onderschrijft nadrukkelijk het uitgangspunt dat wij moeten staan en zorgen voor de fok van gezonde honden (…)”
3.8.
Sinds 1 januari 2025 voert de Raad van Beheer nieuw beleid. Bij de dekaangifte dient de fokker via een vinkje in het aanmeldformulier te verklaren dat hij met de aangemelde combinatie van ouderdieren voldoet aan de wettelijke regels en de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften op het gebied van de gezondheid en het welzijn van honden. Dit geldt voor alle rassen en nesten. De fokker kan ‘ja’ of ‘nee’ aanvinken. Indien de fokker ‘nee’ aanvinkt, behandelt de Raad van Beheer de dekaangifte niet en geeft hij geen stamboom af. Ter illustratie een voorbeeld van deze verklaring bij een dekaangifte op de website:

4.De collectieve vorderingen

Eiswijziging
4.1.
Stichting Dier&Recht heeft bij akte van 27 januari 2025 haar eis gewijzigd. De Raad van Beheer heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
4.2.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe een eiswijziging zich verhoudt tot het wettelijke regime van een WAMCA procedure en beantwoordt die vraag als volgt. In een WAMCA procedure wordt de dagvaarding, en daarmee de eis, bekend gemaakt via opname in het centraal register voor collectieve vorderingen (artikel 1018c lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)). De zaak wordt daarna drie maanden aangehouden binnen welke termijn een andere belangenorganisatie een collectieve vordering kan instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen (1018c lid 3 Rv). Het doel van dit register is dus (onder meer) om belanghebbenden te informeren over ingestelde collectieve vorderingen en zodat belangenorganisaties kunnen beslissen of zij voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen ook een collectieve vordering willen instellen. Als tijdens de procedure de eis wordt gewijzigd kan dat worden doorkruist. Dat betekent dat terughoudend moet worden omgegaan met een eiswijziging in een WAMCA procedure en dat die alleen kan worden toegestaan als de belangen van andere belangenorganisaties daardoor niet worden geschaad, of aan die belangen tegemoet wordt gekomen bijvoorbeeld door de gewijzigde vordering in het register op te nemen en opnieuw een termijn van drie maanden te stellen voordat de zaak wordt voortgezet (en voordat een exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen). Als het gaat om ideële vorderingen en niet om schadevergoeding, zal het echter niet vaak voorkomen dat verschillende belangenorganisaties als exclusieve belangenbehartiger willen worden aangewezen.
4.3.
De kans dat in deze zaak de belangen van een andere belangenorganisatie worden geschaad doordat de vordering wordt gewijzigd (en een andere organisatie de kans wordt ontnomen om zich als belangenbehartiger voor de gewijzigde vordering te melden) acht de rechtbank zo klein dat daarmee in deze procedure geen rekening hoeft te worden gehouden. Deze eiswijziging stuit dus niet af op het wettelijke regime van een WAMCA procedure. Er hoeft dan ook geen nadere termijn te worden gesteld voor andere belangenorganisaties om zich desgewenst te kunnen melden voor de gewijzigde vordering.
4.4.
Verder geldt in zijn algemeenheid als uitgangspunt dat Stichting Dier&Recht in beginsel het recht heeft haar eis of de gronden te wijzigen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. De gedaagde partij kan hiertegen bezwaar maken op als zij vindt dat de wijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De Raad van Beheer voert in dit geval aan dat de eiswijziging van Stichting Dier&Recht buiten beschouwing moet worden gelaten omdat dit zorgt voor onredelijke bemoeilijking van de mogelijkheid om verweer te voeren. Dit verweer slaagt niet en de eiswijziging wordt toegestaan, vanwege de volgende redenen.
Materieel is de vordering door de eiswijziging van Stichting Dier&Recht hetzelfde gebleven. Vergeleken met de vordering in de dagvaarding is de gewijzigde eis enkel concreter geworden en na de vragen van de rechtbank op de zitting zijn twee van de drie gevorderde verklaringen voor recht ingetrokken omdat daarbij een zelfstandig belang ontbrak. Van begin af aan is bovendien duidelijk geweest dat het doel van Stichting Dier&Recht is dat de Raad van Beheer geen stambomen afgeeft voor puppy’s van ouderhonden die onvoldoende scoren op de zes handhavingscriteria en dat zij daarmee beoogt op te komen voor het welzijn van dieren. Door de eiswijziging is enkel concreet geworden wat de Stichting Dier&Recht wil dat de Raad van Beheer hiervoor doet en voor welke hondenrassen dat zou moeten gelden. Dat is in dit geval dat de Raad van Beheer geen stambomen meer afgeeft als de fokker ten aanzien van ouderdieren van de in de gewijzigde eis genoemde hondenrassen geen dierenartsverklaring of door een dierenarts ingevuld petscanformulier heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij aan de handhavingscriteria voldoen. Daar moet de Raad van Beheer zich tegen verweren en dat heeft hij ook gedaan (zie onder andere de spreekaantekeningen van de Raad van Beheer randnummer 22-26). Hij wordt daarom geacht niet te zijn geschaad in zijn verdedigingsbelang en krijgt geen gelegenheid om zich bij akte over de gewijzigde eis uit te laten. De Raad van Beheer heeft bovendien onvoldoende duidelijk gemaakt op welk onderdeel van de gewijzigde eis hij zich niet (goed) heeft kunnen voorbereiden.
Tot slot is inderdaad ongelukkig dat Stichting Dier&Recht opnieuw in het petitum had opgenomen dat de Raad van Beheer onrechtmatig handelt ‘jegens Stichting Dier&Recht’, terwijl in het tussenvonnis van 25 september 2024 al is overwogen dat dat niet kan (zie rechtsoverweging 5.8 en 5.23). Dat Stichting Dier&Recht pas ter zitting de woorden ‘jegens Stichting Dier&Recht’ heeft geschrapt, maakt echter nog niet dat ten opzichte van de Raad van Beheer de goede procesorde zou zijn geschonden. Gelet op het tussenvonnis en de van meet af aan kenbare insteek van de procedure, had het de Raad van Beheer al duidelijk moeten zijn dat er sprake was van een vergissing.
De (gewijzigde) vorderingen
4.5.
Met inachtneming van het voorgaande vordert Stichting Dier&Recht – samengevat en na (gecorrigeerde) eiswijziging – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht te verklaren dat de Raad van Beheer onrechtmatig handelt door stambomen af te geven (aan fokkers) voor pups van brachycephale rassen (Franse bulldog, Engelse bulldog, Mopshond, Boston terrier, Pekingees, Shih Tzu, Lhasa Apso, King Charles Spaniël, Cavalier King Charles Spaniël, Yorkshire terrier, Chihuahua, Dwergkeeshond, Maltezer, Japanse spaniel, Affenpincher, Griffon belge, Griffon bruxellois, Petit Brabançon, Staffordshire bull terier, Boxer, Bordeaux dog, Bullmastiff, Mastiff, Mastino Napoletano) zonder dat de fokker een dierenartsverklaring, dan wel een door een dierenarts ingevuld petscanformulier, heeft overgelegd waaruit blijkt dat de beide ouderdieren voldoen aan de criteria uit de Beleidsregel brachycephale honden;
II. de Raad van Beheer te gebieden om het onrechtmatig handelen zoals omschreven onder I. te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 2.500 per onrechtmatig afgegeven stamboom;
III. de Raad van Beheer te veroordelen in de proceskosten.
4.6.
Stichting Dier&Recht legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Honden met kortere snuiten en kleinere neusopeningen dan beschreven in de handhavingscriteria lijden chronisch aan onder andere ernstige benauwdheid, hoofdpijn en oogproblemen.
Stichting Dier&Recht stelt dat de Raad van Beheer onrechtmatig handelt in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – in strijd met de wet dan wel de maatschappelijke zorgvuldigheid – door stambomen af te geven aan kortsnuitige honden waarvan de ouderdieren niet voldoen aan de handhavingscriteria en waarmee dus niet mag worden gefokt. Hierdoor stimuleert dan wel faciliteert de Raad van Beheer dat fokkers de wet overtreden en dat ondermijnt het dierenwelzijn. Stichting Dier&Recht vordert daarom een gebod dat de Raad van Beheer stopt met de afgifte van stambomen als de fokker geen dierenartsverklaring of een door een dierenarts ingevuld petscanformulier heeft overgelegd waaruit blijkt dat beide ouderdieren voldoen aan de handhavingscriteria. Het risico op het doorgeven van erfelijke gezondheidsaandoeningen waar de dieren onder lijden, wordt hiermee beperkt.
4.7.
De Raad van Beheer voert verweer. De Raad van Beheer concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Stichting Dier&Recht, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Stichting Dier&Recht in de kosten van deze procedure.
De Raad van Beheer heeft ten eerste aangevoerd dat de handhavingscriteria ongeschikt zijn als invulling van de norm van artikel 3.4 Besluit houders dieren. Een ademhalingstest op basis van de zogenoemde ‘Cambridge methode’ volstaat om de gezondheid van kortsnuitige honden te toetsen. Daarnaast voert de Raad van Beheer aan dat het niet aan hem is om de wet- en regelgeving te handhaven. De normadressaat van het Besluit houders van dieren en de handhavingscriteria is de fokker. Het toezicht op de naleving en handhaving is overgelaten aan overheidsinstanties: de NVWA , LID (Landelijke Inspectie Dierenwelzijn) en RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). De Raad van Beheer heeft ten aanzien van de afgifte van stambomen slechts de functie van een administratiekantoor en hoeft niet toe te zien op de naleving van de wet- en regelgeving.
Bovendien verlangt Stichting Dier&Recht een onmogelijke prestatie. De Raad van Beheer is niet in staat alle ouderdieren te controleren. Door het verplicht stellen van het overleggen van een petscanformulier of dierenartsverklaring wordt de discussie over het voldoen van de ouderdieren aan de handhavingscriteria naar de Raad van Beheer gehaald die hier, zoals toegelicht, niet over gaat. Bovendien zal er weinig effect van uitgaan op de populatie van kortsnuitige honden gelet op het relatief kleine aandeel stamboomhonden, waardoor Stichting Dier&Recht ook geen belang heeft bij haar vordering.
Tot slot doet de Raad van Beheer middels zijn gewijzigde beleid van 1 januari 2025 al (onverplicht) meer dan nodig is, door aan de fokker te vragen of de combinatie van ouderdieren voldoet aan de wettelijke regels en de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften op het gebied van de gezondheid en het welzijn van honden.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Voldoende belang
5.1.
In het kader van de ontvankelijkheidsvereisten van de WAMCA is in het tussenvonnis van 25 september 2024 al geoordeeld dat de rechtsvorderingen van Stichting Dier&Recht strekken tot bescherming van het algemeen belang, namelijk dierenwelzijn, en dat dit een rechtmatig belang is (zie tussenvonnis rechtsoverweging 5.11). Het verweer van de Raad van Beheer dat Stichting Dier&Recht onvoldoende materieel dan wel processueel belang heeft bij haar vorderingen gaat dan ook niet op. In welke mate de Raad van Beheer invloed heeft op de hondenpopulatie in Nederland door de hoeveelheid afgegeven stambomen staat niet in de weg aan het ideële belang dat Stichting Dier&Recht bij haar vorderingen heeft.
Normadressaat van de wet en de uitvoeringsregels
5.2.
Artikel 3.4 Besluit houders dieren verbiedt honden te fokken op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of nakomelingen kan worden benadeeld. De open norm van dit artikel wordt ingevuld met de handhavingscriteria opgesteld voor het fokken van kortsnuitige honden. Door opname van deze handhavingscriteria in de Beleidsregel gepubliceerd in de Staatscourant, worden deze nu ter handhaving door de NVWA gebruikt (zie 3.3-3.5). De rechtbank gaat voorbij aan de inhoudelijke betwisting van de handhavingscriteria door de Raad van Beheer. Hoewel de Raad van Beheer in zijn conclusie van antwoord heeft betoogd dat de handhavingscriteria niet geschikt zijn om te toetsen of met een kortsnuitige hond gefokt mag worden, heeft hij ter zitting verklaard zich, gezien de opstelling van het ministerie en de NVWA, hierbij (kort gezegd) neer te leggen. Daarom is niet in te zien welk belang de Raad van Beheer nog heeft bij instandhouding van de verweren die zien op invulling van de norm van artikel 3.4 Besluit houders dieren. De rechtbank gaat in het vervolg dus uit van de handhavingscriteria.
5.3.
De normadressaat van deze handhavingscriteria is in beginsel de fokker. De NVWA kan naleving daarvan handhaven door te controleren of de fokkers hieraan voldoen. Deze norm kan echter ook invulling geven aan hoe het volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt als het gaat om het fokken van honden. Nu handelen of nalaten in strijd met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt onrechtmatig is, strekt deze norm zich ook uit tot de Raad van Beheer. Hiertoe is het volgende relevant.
5.4.
De Raad van Beheer profileert zich – onder meer in zijn statuten en in publieke uitingen – als instantie die door middel van stamboomafgifte niet alleen instaat voor de afstamming van de pup maar ook voor de kwaliteit van de fokker en diens werkwijze en daarmee voor de gezondheid van de pups. De Raad van Beheer neemt hiermee een maatschappelijke positie in die een bepaalde mate van verantwoordelijkheid met zich brengt. Blijkens de statuten van de Raad van Beheer is een van de doelen de gezondheid en het welzijn van honden (zie 3.2). De Raad van Beheer plaatst verder filmpjes op zijn website, die gericht zijn op potentiële kopers van honden en die uitlatingen van de Raad van Beheer bevatten over de gezondheid van een stamboomhond. Het gaat dan om teksten als: “
met een stamboomhond weet je zeker dat het met dierenwelzijn allemaal goed zit”, “
het zijn fokkers die gezonde pups fokken” en “
een stamboomhond wordt met veel zorg gefokt. De afstamming, de voorouders, de resultaten van gezondheidsonderzoeken, deze belangrijke informatie over de pup is online te vinden.” In het midden kan blijven of voornoemde campagne op het internet op dit moment nog live is, zoals Stichting Dier&Recht stelt en de Raad van Beheer betwist, omdat de Raad van Beheer hier in elk geval nooit afstand van heeft genomen. Daarbij staan ook op zijn website uitlatingen die een verband leggen tussen een stamboom en de gezondheid van de hond, zoals “
met zorg werken aan gezonde en sociale honden uit een goed nest”, en “
bij het bepalen welke reu een teef mag dekken, houden fokkers rekening met de gezondheid, het karakter en het uiterlijk van beide ouderdieren”. Met het doen van dergelijke uitlatingen doet de Raad van Beheer het in het maatschappelijk verkeer voorkomen alsof een stamboom veel meer is dan enkel een bewijs van afstamming en alsof hij ervoor instaat dat stamboompups gezonder zijn dan pups zonder stamboom. Dit maakt dat hij zich niet achter de fokkers kan verschuilen, maar op hem een eigen verantwoordelijkheid rust ten aanzien van het mitigeren van (het risico op) erfelijk overdraagbare gezondheidsproblemen bij rashonden. Dit klemt te meer nu de Raad van Beheer onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken het standpunt van Stichting Dier&Recht dat een stamboom in het algemeen waardevermeerderend werkt en dus het fokken van stamboompups stimuleert. Dat dit anders is voor een ras dat via social media wordt gehyped waardoor men vooral bereid is veel te betalen voor een pup die snel beschikbaar is, wat bij stamboompups niet het geval is, doet daaraan niet af. Dit is immers tijdelijk van aard.
5.5.
Nu verder niet in geschil is dat er ernstige gezondheidsafwijkingen bestaan bij de in de vordering genoemde kortsnuitige honden en dat die grotendeels erfelijk zijn, brengt die verantwoordelijkheid mee dat van de Raad van Beheer in het maatschappelijk verkeer verwacht kan worden dat hij waar hij kan
bijdraagtaan de naleving van de voorschriften die gelden om met ouderdieren te mogen fokken.
De Raad van Beheer handelt onrechtmatig
5.6.
Vervolgens is de vraag of de Raad van Beheer met zijn huidige beleid – aan de fokker wordt gevraagd via een vinkje te verklaren dat de combinatie van ouderdieren voldoet aan de wettelijke regels en de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften – voldoet aan wat van hem in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord.
5.7.
Hoewel men er in het maatschappelijk verkeer in beginsel vanuit moet kunnen gaan dat fokkers het daartoe bestemde hokje alleen aanvinken als zij menen dat de ouderdieren daadwerkelijk voldoen aan de wettelijke regels en uitvoeringsvoorschriften, zijn er in dit geval omstandigheden die maken dat niet enkel hierop kan worden vertrouwd.
Het is in de eerste plaats onduidelijk wat de fokker verklaart als hij de optie “ja” aanvinkt. Er staat immers niet expliciet vermeld aan welke wet- en regelgeving de ouderdieren in dat geval voldoen. Hierbij is van belang dat volgens de Raad van Beheer deze wet- en regelgeving heel lang iets anders inhield, namelijk of de kortsnuitige honden aan de zogenaamde Cambridge test voldoen en dus niet aan handhavingscriteria. Dat hij zich inhoudelijk niet kan vinden in de handhavingscriteria heeft de Raad van Beheer ook lange tijd gecommuniceerd, en communiceert hij nog steeds aan zijn leden (zie onder meer 3.7). Daarom kan in dit geval niet worden volstaan met de enkele verklaring van een fokker dat beide ouderdieren voldoen aan de wet- en regelgeving op het gebied van de gezondheid en het welzijn van honden.
5.8.
De Raad van Beheer zal zich gelet op de op hem rustende verantwoordelijkheid op een andere wijze ervan moeten vergewissen dat de ouderdieren waarmee is gefokt voldoen aan de handhavingscriteria. De vordering van Stichting Dier&Recht dat de Raad van Beheer alleen stambomen afgeeft als er een petscanformulier of dierenartsverklaring is bijgevoegd voorziet hierin, omdat hieruit duidelijk volgt hoe de ouderdieren scoren op de handhavingscriteria én daaruit een conclusie volgt of zij voldoen om mee te mogen fokken of niet. Dit oordeel geldt als objectief en betrouwbaar omdat de dierenarts die het petscanformulier invult, deskundig wordt geacht en is onderworpen aan toezicht via de voor hem of haar geldende beroeps- en gedragsregels.
5.9.
De Raad van Beheer heeft aangevoerd dat deze maatregel niet effectief zal zijn, omdat slechts een klein deel van honden in Nederland stamboomhonden zijn. De rechtbank begrijpt het verweer zo dat de Raad van Beheer betwist dat dit bij zal dragen aan het bevorderen van dierenwelzijn. Dit snijdt geen hout. Uitgangspunt is wat de Raad van Beheer in zijn eigen campagnes promoot: het verkrijgen van een stamboom is van belang voor fokkers van rashonden en voor mensen die rashonden willen kopen. Als er alleen nog stambomen zullen worden afgegeven aan pups van ouderdieren die voldoende scoren op de handhavingscriteria, is het te verwachten effect dat fokkers niet meer gaan fokken met honden die geen stamboompups zullen ‘opleveren’. Daardoor zal het aantal rashonden dat niet voldoet aan de handhavingscriteria afnemen, wat bijdraagt aan het gemiddelde welzijn van dat ras. Om welke aantallen per jaar dit gaat, doet er niet toe.
5.10.
Het laatste verweer van de Raad van Beheer is dat deze maatregel niet uitvoerbaar is. Ook daaraan gaat de rechtbank voorbij. Het verkrijgen van een door een dierenarts ingevuld petscanformulier of dierenartsverklaring is iets waar de fokkers zorg voor moeten dragen. De taak van de Raad van Beheer is beperkt tot een controle van het petscanformulier of de dierenartsverklaring, voordat hij een stamboom afgeeft. Niet is in te zien dat dit zoveel extra werk oplevert dat het niet uitvoerbaar is en de Raad van Beheer heeft ook niet voldoende concreet onderbouwd waarom dat tot een onevenredige werklastverzwaring zou leiden die niet van hem zou mogen worden gevergd. Bovendien speelt, in het kader van een belangenafweging mee dat een groter gewicht moet worden toegekend aan het verkleinen van het risico op honden met ernstige gezondheidsafwijkingen en daarmee bevordering van dierenwelzijn – een belang dat de Raad van Beheer ook zegt na te streven – dan aan het belang van de Raad van Beheer om zijn werklast te beperken.
Dat het voorgaande mogelijk betekent dat de Raad van Beheer een dergelijke controle ook voor andere rassen moet doen, maakt deze conclusie niet anders.
5.11.
De conclusie is dat de Raad van Beheer op grond van hoe het fokken van honden in het maatschappelijk verkeer betaamt fokkers bij het aanmelden voor een stamboom voor kortsnuitige pups moet opdragen een dierenartsverklaring dan wel een door een dierenarts opgemaakt petscanformulier te overleggen inhoudend dat beide ouderdieren voldoen aan de handhavingscriteria. Door dit niet te doen handelt de Raad van Beheer onrechtmatig.
Gevolgen voor de vorderingen
5.12.
Het voorgaande betekent dat de door Stichting Dier&Recht gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. Ook het gebod om dit onrechtmatig handelen – het afgeven van stambomen zonder dat een dierenartsverklaring dan wel een door een dierenarts opgemaakt petscanformulier is bijgevoegd – te staken, wordt toegewezen.
5.13.
De rechtbank ziet aanleiding om daarbij een dwangsom op te leggen aan de Raad van Beheer van € 2.500 per onrechtmatig afgegeven stamboom, met een maximum van € 250.000. De Raad van Beheer krijgt een termijn van twee maanden na betekening vonnis voor het inrichten van het proces (op zijn website) en om zijn leden te informeren.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.14.
De Raad van Beheer heeft verweer gevoerd tegen directe uitvoerbaarheid van het vonnis.
5.15.
In beginsel is een vonnis meteen uitvoerbaar. Als hiertegen verweer wordt gevoerd, moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. De maatstaf daarbij is of het belang van degene die de uitvoerbaarheid bij voorraad vordert, zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of op een eventueel rechtsmiddel is beslist. [2]
5.16.
Het door de Raad van Beheer aangevoerde belang dat het hoogst onzeker is of door hem betaalde dwangsommen terug gehaald kunnen worden is onvoldoende tegenover het belang van Stichting Dier&Recht bij directe uitvoerbaarheid. Voor het terugbetalen van dwangsommen bestaat immers geen aanleiding als de Raad van Beheer aan de veroordeling voldoet. Stichting Dier&Recht hoeft daarom niet met stukken te onderbouwen dat zij financieel in staat is om dwangsommen terug te betalen. Overigens heeft Stichting Dier&Recht in het kader van de ontvankelijkheidseisen enig inzicht gegeven in haar financiële status en is er geen aanleiding om te denken dat zij over onvoldoende vermogen beschikt. Het belang van Stichting Dier&Recht om een direct uitvoerbaar vonnis te krijgen omdat dit een groot maatschappelijk probleem is, dat al te lang doorgaat weegt daarom in dit geval zwaarder.
Proceskosten
5.17.
De Raad van Beheer is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stichting Dier&Recht worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.535,00
(2,5 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.518,14

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat de Raad van Beheer onrechtmatig handelt door stambomen af te geven (aan fokkers) voor pups van brachycephale rassen (Franse bulldog, Engelse bulldog, Mopshond, Boston terrier, Pekingees, Shih Tzu, Lhasa Apso, King Charles Spaniël, Cavalier King Charles Spaniël, Yorkshire terrier, Chihuahua, Dwergkeeshond, Maltezer, Japanse spaniel, Affenpincher, Griffon belge, Griffon bruxellois, Petit Brabançon, Staffordshire bull terier, Boxer, Bordeaux dog, Bullmastiff, Mastiff, Mastino Napoletano) zonder dat de fokker een dierenartsverklaring dan wel een door de een dierenarts ingevuld petscanformulier heeft overgelegd waaruit blijkt dat de beide ouderdieren voldoen aan de criteria uit de Beleidsregel brachycephale honden,
6.2.
gebiedt de Raad van Beheer om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis het onrechtmatig handelen zoals omschreven onder 6.1 te staken en gestaakt te houden,
6.3.
veroordeelt de Raad van Beheer om aan Stichting Dier&Recht een dwangsom te betalen indien hij niet aan de veroordeling onder 6.2 voldoet, van € 2.500,00 per onrechtmatig afgegeven stamboom, tot een maximum van € 250.000,00 is bereikt,
6.4.
veroordeelt de Raad van Beheer in de proceskosten van € 2.518,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Raad van Beheer niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.M. Visser, mr. L. Voetelink en mr. Q.R.M. Falger, rechters, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.

Voetnoten

1.Fokken met kortsnuitige honden; criteria ter handhaving van art. 3.4. Besluit Houders van dieren; Dr. Marjan AE van Hagen (Departement Dier in Wetenschap en Maatschappij en het Expertisecentrum Genetica Gezelschapsdieren), in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, p. 26
2.Hoge Raad 29 november 1996, NJ 1997,684