ECLI:NL:RBAMS:2025:3943

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
10598352 \ CV EXPL 23-9617
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en proceskosten in verband met bedrijfsmatige autohuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Maurits Autoverhuur B.V. en een gedaagde partij. De eiseres, Maurits Autoverhuur B.V., gevestigd te Zwanenburg, vorderde betaling van een schadevergoeding en proceskosten van de gedaagde partij, die de auto bedrijfsmatig had gehuurd. De procedure begon met een tussenvonnis op 28 februari 2025, waarin de gedaagde partij in de gelegenheid werd gesteld om zijn stelling dat hij de auto bedrijfsmatig huurde nader te onderbouwen. De gedaagde partij heeft echter niet gereageerd op de akte van de eiseres.

De eiseres heeft in haar akte voldoende onderbouwd dat de gedaagde partij de auto bedrijfsmatig heeft gehuurd, onder andere door bewijsstukken zoals een beeldschermafdruk van haar website en een uittreksel van het Handelsregister. De rechter concludeerde dat de gedaagde partij de auto in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf had gehuurd, waardoor ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht niet aan de orde was. De vordering van de eiseres werd toegewezen, en de gedaagde partij werd in het ongelijk gesteld.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.861,64, vermeerderd met wettelijke rente, en € 718,08 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten van € 1.095,84. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10598352 \ CV EXPL 23-9617
Vonnis van 6 juni 2025
in de zaak van
MAURITS AUTOVERHUUR B.V,
gevestigd te Zwanenburg,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 februari 2025,
- de akte van eisende partij.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft gedaagde partij niet gereageerd op de akte van eisende partij.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Eisende partij is bij voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld haar stelling dat gedaagde partij de auto die beschadigd is geraakt bedrijfsmatig huurde nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.2.
Eisende partij in haar akte gemotiveerd toegelicht en onderbouwd dat gedaagde partij de auto bedrijfsmatig heeft gehuurd. Eisende partij heeft, onder overlegging van een beeldschermafdruk van haar website, toegelicht dat zij zich juist richt op het verhuren van voertuigen bestemd voor taxiwerkzaamheden. Op de website staat bijvoorbeeld: “Alle voertuigen zijn taxi-klaar en voorzien van blauwe kentekens en een boordcomputer.” Gedurende de huurperiode stond het door gedaagde partij gehuurde voertuig ook geregistreerd met een blauw kenteken. Dat blijkt uit de schadefoto’s en uit een overgelegd uittreksel van de RDW. Ten tijde van het huren van de auto was gedaagde partij ook ingeschreven in het Handelsregister met zijn eenmanszaak ‘ [naam eenmanszaak] ’. Een uittreksel van het Handelsregister heeft eisende partij overgelegd. Voordat gedaagde partij de auto met blauw kenteken kon huren heeft hij ook verplicht een chauffeurskaart moeten overleggen. Een kopie van de chauffeurskaart van gedaagde partij heeft eisende partij overgelegd.
2.3.
Uit één en ander blijkt voldoende duidelijk dat gedaagde partij de auto in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf heeft gehuurd van eisende partij. De gegeven toelichting en onderbouwing is door gedaagde partij ook niet weersproken. Gevolg hiervan is dat ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht niet aan de orde is.
2.4.
De vordering is met inachtneming van het voorgaande, als zijnde niet (voldoende) weersproken toewijsbaar.
2.5.
Gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.095,84

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 6.861,64, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 30 november 2022, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 718,08 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten van € 1.095,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.
991