ECLI:NL:RBAMS:2025:3948

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
C/13/766122 / KG ZA 25-182
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag en derdenverklaring in kort geding tussen Alcazar Capital Partners en Kalegran B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Alcazar Capital Partners en Kalegran B.V. Alcazar, eiseres, heeft een conservatoir beslag gelegd op de vorderingen van Kalegran op de Kurdistan Regional Government (KRG) en vordert dat Kalegran een volledige derdenverklaring aflegt. De voorzieningenrechter oordeelt dat Kalegran onvoldoende heeft voldaan aan haar mededelingsplicht en gebiedt haar om binnen een week een ondubbelzinnige, volledige en naar waarheid afgelegde derdenverklaring af te leggen, die voldoet aan de vereisten van de artikelen 476a en 476b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor iedere dag dat Kalegran in gebreke blijft. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Alcazar toe, omdat zij een spoedeisend belang heeft bij de verduidelijking van haar verhaalsmogelijkheden jegens KRG. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van derden in het kader van conservatoir beslag en de noodzaak om volledige en transparante informatie te verstrekken aan de beslaglegger.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/766122 / KG ZA 25-182 IHJK/JT
Vonnis in kort geding van 23 april 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
ALCAZAR CAPITAL PARTNERS,
gevestigd te George Town, Grand Cayman, Kaaimaneilanden,
eiseres bij (niet betekende) dagvaarding van 25 maart 2025,
advocaten mr. G.M. Verburg en B.W. Wijnstekers te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KALEGRAN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
vrijwillig verschenen,
advocaten mr. M.H.R.N.Y. Cordewener en mr. H.C.H. Roeleveld te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Alcazar en Kalegran worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2025 heeft Alcazar de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte wijzing eis toegelicht. Kalegran heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een op voorhand ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend. Vonnis is aanvankelijk bepaald op 17 april 2025. Op die dag is aan partijen bericht dat het vonnis op 23 april 2025 zal worden gewezen.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren voor zover van belang aanwezig:
- aan de kant van Alcazar: mr. Verburg (die zowel in de eerste als tweede termijn het woord heeft gevoerd) en mr. Wijnstekers;
- aan de kant van Kalegran: [naam 1] ( [naam functie 1] ) met mr. Cordewener en
mr. Roeleveld.
2. De feiten
2.1.
Bij arrest van 19 april 2022 van het Koeweitse
Court of Appeal of the Ninth Commercial Circuit(hierna: het Koeweitse Gerechtshof) is Kurdistan Regional Government of Iraq (een federaal erkende autonome regio in het noorden van Irak, hierna: KRG) in hoger beroep op vordering van Alcazar bij verstek veroordeeld tot nakoming van een door KRG aan Alcazar afgegeven garantie en tot betaling aan Alcazar van een bedrag van USD 490.077.625,56.
2.2.
Bij arrest van 30 januari 2024 is een door KRG tegen het arrest van 19 april 2022 ingesteld cassatieberoep afgewezen door het Koeweitse Cassatiehof. Bij arrest van 9 juli 2024 heeft het Koeweitse Gerechtshof een door KRG ingediend verzoek tot herroeping van het arrest van 19 april 2022 eveneens afgewezen.
2.3.
Bij vonnis van 6 mei 2024 van de Iraakse
Court of Commercete Erbil (de hoofdstad van Iraaks Koerdistan) is Alcazar op vordering van KRG bij verstek bevolen geen betaling van financiële verplichtingen onder de door KRG aan Alcazar afgegeven garantie te vorderen.
2.4.
Alcazar wenst het arrest van 19 april 2022 in Nederland ten uitvoer te leggen na het doorlopen van een gerechtelijke erkenningsprocedure.
2.5.
Teneinde de nakoming van de verplichtingen van KRG jegens Alcazar in Nederland veilig te stellen hangende de erkenningsprocedure tot aan een eventuele tenuitvoerlegging, heeft Alcazar op 26 november 2024 aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om conservatoir beslag te mogen leggen ten laste van KRG onder een aantal derden, waaronder Kalegran. Diezelfde dag heeft de voorzieningenrechter het gevraagde verlof verleend, met begroting van de vordering op USD 539.415.000,00 (inclusief opslag voor rente en kosten) en met bepaling dat de eis in de hoofdzaak binnen zes weken na het eerstgelegde beslag moet worden ingesteld.
2.6.
Bij deurwaardersexploot van 2 december 2024 is het beslagverlof aan Kalegran betekend. In dat exploot staat dat conservatoir derdenbeslag is gelegd op alle vorderingen en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, die Kalegran onder zich heeft en/of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding zal of mocht verkrijgen, dan wel uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding onder haar berusting heeft, respectievelijk schuldig is of zal worden en/of ten behoeve van en/of voor rekening van KRG. Daarbij is Kalegran bevolen het beslagene onder zich te houden en is Kalegran aangezegd dat zij verplicht is om binnen twee weken een derdenverklaring als bedoeld in artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) af te leggen.
2.7.
Eveneens op 2 december 2024 heeft de deurwaarder een melding gedaan van het conservatoir beslag aan de Minister van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 3a Gerechtsdeurwaarderswet, teneinde de Minister in kennis te stellen van het gelegde beslag, omdat het beslag mogelijk in strijd zou zijn met volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse staat. Op 24 december 2024 heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid meegedeeld geen aanleiding te zien voor een aanzegging op grond van artikel 3a lid 2 Gerechtsdeurwaarderswet.
2.8.
Op 17 december 2024 heeft Kalegran een (op 16 december 2024 ondertekende) derdenverklaring afgegeven. In het daarvoor bestemde formulier heeft Kalegran voor zover hier van belang het volgende verklaard:
“(…) dat er tussen ondergetekende[Kalegran, vzr]
en de schuldenaar[KRG, vzr.]
een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft op nog te vorderen kan krijgen. Deze rechtsverhouding betreft:(…)enige andere overeenkomst of anderszins (nadere invulling onder 4)(…)4. Tussen ondergetekende en de schuldenaar bestaat(n) (nog) de volgende rechtsverhouding(en): Production Sharing AgreementAan de schuldenaar zijn de volgende bedragen verschuldigd: There are no monies owed to KRG currently. KRG currently owes Kalegran substantial sums, such that in the event any monies were to become due in future, they would be set off against sums owed to Kalegran.”
2.9.
Bij brief van 19 december 2024 heeft de deurwaarder aan Kalegran geschreven dat overeenkomstig artikel 720 Rv jo. artikel 476b lid 2 Rv een derdenverklaring zo veel mogelijk dient te worden vergezeld van “tot staving dienende bescheiden” en heeft de deurwaarder Kalegran verzocht om de Production Sharing Agreement (ook genoemd Production Sharing Contract; hierna: de PSA) en eventuele andere relevante documenten die dienen ter staving van de verklaring derdenbeslag aan hem te verstrekken.
2.10.
Bij beschikking van 8 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek van Alcazar de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (die op 13 januari 2025 zou aflopen) verlengd met 21 dagen. Bij deurwaardersexploot van 10 januari 2025 is de verlengingsbeschikking van 8 januari 2025 aan Kalegran betekend.
2.11.
Bij brief van 13 januari 2025 heeft Kalegran voor zover hier van belang het volgende aan de deurwaarder geschreven:
“(…) Kalegran BV is (…) required to hold the Production Sharing Agreement ("Agreement") in strict confidence, based on a confidentiality clause included in the Agreement. We are willing to provide a suitably redacted copy of the Agreement in the event a Dutch court would order us to do so. Kindly advise whether Alcazar Capital Partners Company ("Alcazar") intends to seek such an order.
Alternatively, to indicate our cooperation, Kalegran BV is prepared to provide a redacted version of the Agreement, which removes commercially sensitive information from the Agreement. Please inform us whether this is a suitable solution for Alcazar. However, and in any event, the Agreement will not assist Alcazar as it merely sets out the terms and conditions under which Kalegran BV together with Gulf Keystone Petroleum International Limited is permitted to explore for and exploit hydrocarbons. We wish to reiterate that Kalegran BV does not currently owe any monies to the Kurdistan Regional Government of Iraq ("KRG"). KRG conversely, currently owes Kalegran BV circa $42 million in overdue receivables for the sale of crude. (…)”
2.12.
Alcazar heeft op 31 januari 2025 jegens KRG een gerechtelijke erkenningsprocedure op de voet van artikel 431 Rv. aanhangig gemaakt door betekening van een dagvaarding aan KRG. De roldatum voor het aanbrengen van die dagvaarding is 7 mei 2025.
2.13.
Bij deurwaardersexploot van 4 februari 2025 is de dagvaarding van
31 januari 2025 (de eis in de op het beslag volgende hoofdzaak) aan Kalegran als derde overbetekend.
2.14.
Bij e-mail van 17 februari 2025 heeft de deurwaarder namens Alcazar voor zover hier van belang het volgende aan Kalegran geschreven:
“(…) Alcazar takes the view that a confidentiality obligation between Kalegran B.V. and KRG could
not be invoked against a creditor who levies pre-judgment third party attachment (conservatoir
derdenbeslag). The statutory obligation to provide the third-party declaration and the obligation to substantiate said declaration with written evidence (schriftelijk bewijs) must in any event be observed by Kalegran B.V. Alcazar does not accept the refusal to provide the underlying documents on the basis of a confidentiality obligation between Kalegran B.V. and KRG.
Alcazar requests and summons Kalegran B.V. to provide the underlying agreement in unredacted form within seven days from the date of this email. In the event Kalegran B.V. refuses to do so, Alcazar might start summary proceedings (kort geding) in order to obtain the underlying documents. (…)”
2.15.
Bij brief van 24 februari 2025 heeft Kalegran voor zover hier van belang het volgende aan de deurwaarder geschreven:
“(…) With respect we don't agree with Alcazar's assertion that the confidentiality obligation between Kalegran and the Kurdistan Regional Government is irrelevant. The PSC contains commercially sensitive information which would not be of any assistance to your client, having no bearing on its claim. In any event, in our third party declaration issued on 16 December 2024 we have informed you that we do not hold any funds due to KRG, and that ought to be an end to the matter. Despite our confirmation in the third party declaration that Kalegran doesn't owe any monies to KRG based on the PSC and that, conversely, KRG currently owes Kalegran ca. $42 million based on the PSC resulting from overdue receivables for the sale of crude, we were nevertheless served with a writ of service (exploot van betekening) by Modero Gerechtsdeurwaarders Amsterdam, confirming that the garnishee order levied against us on 2 December 2024 remains in place. Considering that no monies are due to KRG on the basis of the PSC, we consider the garnishee order without effect. (…)”
2.16.
Als bijlage bij een brief van 26 maart 2025 heeft de advocaat van Kalegran alsnog een kopie van de PSA (waarin delen zijn zwartgelakt) aan de advocaat van Alcazar doen toekomen. In die PSA is Kalegran Limited (met wie Kalegran stelt te zijn gefuseerd) als een van de contractors genoemd. In die brief heeft de advocaat van Kalegran voor zover hier van belang het volgende geschreven:
“(…) Despite the confidentiality regime included in the PSA, Kalegran has offered to provide Alcazar
with a redacted version of the PSA, but this offer has been rejected.(…)The reason to submit the redacted version of the PSA is to show that the PSA is nothing more than an operating or exploration agreement (exploitative-overeenkomst) on the basis of which:(a) KRG has granted the Contractors (including Kalegran) the exclusive right and authority to conduct all Petroleum Operations within the Contract Area (all as defined in the PSA) Article 2.1 last paragraph);
(b) the Contractor conducts the Petroleum Operations at its own costs and risk and is responsible for the implementation of all Technical Services, Financial Services and Administrative Services (Article 2.3);
(c) the Contractor is responsible for the conduct of the Petroleum Operations within the Contract Area (Article 2.4) and is responsible for the conduct, management, control and administration of Petroleum Operations (Article 16.2);
(d) the Contractor has been given the exclusive right – if it considers that a Discovery of Crude Oil and any Associated Natural Gas is a Commercial Discovery - to develop and produce such Commercial Discovery (Article 2.10).
The Contractor discovered, developed and is currently producing crude oil from the crude oilfield
known as the Shaikan Field.
In short, the Contractor is responsible for the full exploration, financing and management of the Petroleum Operations and is entitled to recover its costs and share in the profits of the venture with the KRG through the sale of Available Crude Oil produced from the Contract Area (on its own behalf) calculated in accordance with the formulae set out in the PSA.
Available Crude Oil is the volume of oil that is available after payment of the Royalty payable to KRG, which is 10% of the total volume of crude oil available for export and sale (Article 24.4(a)). KRG has the option to have Royalty paid in cash or in kind, ie barrels of crude oil to be sold by
KRG, It has opted to receive Royalty in kind therefore the Contractor does not pay Royalty in cash.
Available Crude Oil is allocated, firstly, for recovery of the Contractor’s costs (“Cost Oil”) pursuant to Article 25 of the PSA, and, secondly, to be shared between KRG and the Contractor as the profit of the venture (“Profit Oil”) in accordance with the profit sharing formula set out in Article 26 of the PSA. KRG takes and sells its share of Profit Oil. No monies due to KRG from the sale of its Profit Oil or Royalty Oil are ever in the hands of Kalegran.
Although there were certain monies due to KRG under the PSA, such as for instance the Exploration Rental mentioned in Article 6.3) and various bonuses (Signature Bonus, Capacity Building Bonus and Production Bonuses). All of these payments have been made and nothing is outstanding from Kalegran.By setting out all of the above, we trust we have provided you with sufficient evidence that Kalegran’s statement is correct that it doesn’t owe KRG any money under the PSA. (…)”
2.17.
Bij brief van 31 maart 2025 heeft de advocaat van Alcazar aan de advocaat van Kalegran – zakelijk weergegeven – geschreven dat: (i) de toegestuurde deels zwartgelakte PSA geen aanleiding geeft tot het intrekken van dit kort geding; (ii) de toegestuurde PSA is gesloten tussen KRG en Kalegran Limited (een andere entiteit dan Kalegran), terwijl van een fusie tussen Kalegran Limited en Kalegran niet is gebleken; (iii) voor zover de verstrekte PSA al relevant zou zijn geldt dat de PSA door de zwartgelakte passages geen inzicht geeft in de huidige en toekomstige geldstromen van Kalegran aan KRG; (iv) de opvatting van Kalegran dat er op het moment van beslaglegging geen geld verschuldigd was door Kalegran blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omdat de derdebeslagene inzicht moet geven in toekomstig verschuldigde bedragen aan KRG uit hoofde van een reeds bestaande rechtsverhouding; (v) gezien de verschuldigde huurpenningen ex artikel 6.3 PSA, royalties ex artikel 24 PSA, opbrengsten van de verkoop van olie ex artikel 28 PSA en het toekennen van bonussen ex artikel 32 PSA er sprake is van (toekomstige) vorderingen van KRG op Kalegran, zodat geen oordeel kan worden geveld of er gelden overblijven na verrekening met de huidige (door Alcazar betwiste) vordering van Kalegran op KRG van € 42 miljoen, zodat Alcazar betwist dat er in de toekomst nooit gelden verschuldigd zullen worden door Kalegran aan KRG; (vi) over de verschuldigde royalties die worden voldaan in natura dient te worden opgemerkt dat op grond van artikel 475 lid 1 Rv ook roerende zaken (zoals olie in vaten) die door Kalegran aan KRG moeten worden afgedragen onder het gelegde derdenbeslag vallen; (vii) voor zover Kalegran blijft weigeren een ongeschoonde versie van de PSA te verstrekken dit kort geding zal worden voortgezet.
2.18.
Op 2 april 2025 heeft [naam 2] (de [naam functie 2] for Kurdistan Region of Iraq, werkzaam bij MOL Hungarian Oil and Gas Public Limited Company) namens Kalegran een schriftelijke verklaring gegeven. Daarin staat voor zover hier van belang het volgende:
“(…) Kalegran BV. is an indirect wholly owned subsidiary of MOL. (…)(…)Pursuant to the Shaikan PSC, crude oil produced and saved from the Contract Area, after deduction of crude oil due for Royalty is considered to be "Available Crude Oil". The scheme for calculation of Royalty is set out in Article 24, but in layman’s terms a royalty of ten per cent (10%) of the crude oil produced and available for export and sale (after deduction of any crude oil used in operations) is due by the Contractor to the KRG. Royalty can be paid in cash or in kind but under the Shaikan PSC the Royalty is paid in kind, in such a way that 10% of the crude oil available for export is delivered to the KRG, together with its share of Profit Oil, for onward transportation at sale. The Contractor does not ever remit funds to the KRG for payment of Royalty.After deduction of the Royalty, the Contractor is entitled to recover its investments (“Petroleum Costs”). The Petroleum Costs recovery scheme is set out in Article 25. In short, the Contractor is entitled to recover all the legitimate costs that it has incurred from up to forty per cent (40%) of Available Crude Oil in any calendar year.(…)Kalegran is still due circa $42 million in receivables (excluding interest) from the KRG for sales in 2022 and 2023I confirm that Kalegran does not make any payments to KRG under the Shaikan PSC either directly or via the operator, Gulf Keystone Petroleum International. Royalty is paid in kind as described above. The Capacity Building Payments that were introduced in the First Amendment to the Shaikan PSC are paid exclusively by Gulf Keystone Petroleum International/Texas Keystone. All land rentals and bonus payments mentioned in the Shaikan PSC have already been settled in full in the past. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Alcazar vordert – na vermeerdering van eis – om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. Kalegran te gebieden om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis een ondubbelzinnige, volledige en naar waarheid afgelegde derdenverklaring af te leggen, die voldoet aan de vereisten van artikel 476a Rv en artikel 476b Rv, waaronder in ieder geval de onderdelen zoals genoemd in randnummer 15 van de dagvaarding en de afspraken tussen Kalegran en KRG over betalingen in natura,
op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000 voor iedere niet-nakoming van dit gebod, te vermeerderen met een dwangsom van € 100.000 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze niet-nakoming voortduurt, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. Kalegran te gebieden om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis een ongecensureerde versie van de PSA en eventueel andere bescheiden te overleggen, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000 voor iedere niet-nakoming van dit gebod, te vermeerderen met een dwangsom van
€ 100.000 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat deze niet-nakoming voortduurt, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
III. Kalegran te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Alcazar stelt daartoe – samengevat – het volgende.
3.2.1.
Kalegran blijft, ook na sommatie daartoe, in gebreke met het afleggen van een volledige derdenverklaring. Op grond van artikel 720 Rv jo. artikel 476a Rv jo. artikel 476b Rv dient de derdenverklaring een met reden omklede opgave te bevatten van alles wat Kalegran aan KRG verschuldigd is of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding zal worden en zo veel als mogelijk vergezeld te gaan van een afschrift van tot staving dienende bescheiden. Alcazar vordert om Kalegran op grond van artikel 194 Rv jo. artikel 195 Rv te veroordelen om de ongecensureerde versie van de PSA en eventueel andere onderliggende bescheiden te verstrekken. Kalegran heeft onvoldoende aan haar wettelijke verklaringsplicht voldaan door onder andere de onderdelen zoals opgesomd in randnummer 15 van de dagvaarding niet te vermelden / verstrekken. De wettelijke verplichting om een volledige verklaring af te leggen is een uit de wet voortvloeiende verbintenis waarvan in kort geding nakoming kan worden gevorderd. Alcazar heeft, in verband met het beoordelen van haar verhaalsmogelijkheden, een redelijk en door de wetgever erkend belang bij een ondubbelzinnige, volledige en naar waarheid afgelegde derdenverklaring door Kalegran. Alcazar heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen, nu zij er belang bij heeft om, ruim voor de roldatum waarop zij de dagvaarding in de erkenningsprocedure moet aanbrengen
(7 mei 2025), duidelijkheid te hebben over haar verhaalsmogelijkheden jegens KRG.
3.2.2.
De door Kalegran aangevoerde argumenten op grond waarvan zij meent dat zij geen voorwaarden van haar overeenkomst met KRG hoeft te delen en geen kopie van de ongecensureerde PSA hoeft over te leggen, gaan niet op. Kalegran miskent dat op grond van artikel 476a lid 2 sub a Rv alle gelden die Kalegran op het moment van beslaglegging verschuldigd is én alle gelden die zij in de toekomst verschuldigd zal worden aan KRG op grond van bestaande rechtsverhoudingen onder het beslag vallen. Het standpunt dat het beslag geen effect heeft omdat KRG op het moment van beslaglegging niets van Kalegran te vorderen heeft, is pertinent
onjuist. Het alleen bevestigen van een bestaande rechtsverhouding, in de vorm van de PSA, is onvoldoende om te voldoen aan de verklaringsplicht. Kalegran moet gemotiveerd verklaren en uitgebreid opening van zaken geven van hetgeen door het beslag is getroffen. Een gecensureerde versie van de PSA delen is onvoldoende. Een globale derdenverklaring volstaat niet. Dat er door Alcazar mogelijk grote vorderingen te verhalen zijn op KRG via een onder Kalegran (op den duur executoriaal) gelegd derdenbeslag op basis van de PSA, is niet ondenkbaar. Kalegran is een grote speler in de Koerdische olie-industrie in Irak. Het standpunt van Kalegran dat zij op moment van beslaglegging USD 42 miljoen van KRG te vorderen had, en dat er derhalve geen geldstromen beschikbaar zouden komen voor Alcazar, is op basis van openbare informatie omtrent de olieproductie in KRG in ieder geval zeer discutabel. Bij gebrek aan bewijs betwist Alcazar de vordering van USD 42 miljoen en het gestelde verrekeningsrecht. De door Kalegran ingebrachte verklaring van de [naam functie 2] van MOL is onvoldoende, aldus steeds Alcazar.
3.3.
Kalegran voert daartegen – samengevat – het volgende verweer.
3.3.1.
Kalegran heeft niets te verbergen en heeft ook in aanloop van dit kort geding aan Alcazar iedere noodzakelijke medewerking verleend teneinde haar in de gelegenheid te stellen haar juridische positie te bepalen. Kalegran heeft op meerdere manieren (en bij herhaling) geprobeerd aan Alcazar duidelijk te maken dat Kalegran in het geheel niets aan KRG verschuldigd is. Het beslag heeft geen doel getroffen, zoals zij in haar verklaring derdenbeslag ook met zoveel woorden heeft gemeld. Wat Kalegran betreft, liggen de vorderingen van Alcazar daarmee voor afwijzing gereed. De gevorderde termijn waarbinnen Kalegran zou moeten verklaren is overigens te kort en zou in geval van een veroordelend vonnis ten minste vier weken moeten zijn. De gevorderde dwangsommen zijn onredelijk en gelet op de coöperatieve houding van Kalegran onnodig nu uit niets blijkt dat Kalegran niet vrijwillig aan een eventueel toewijzend vonnis zal voldoen. De vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van Alcazar in de proceskosten, vermeerderd met de nakosten en met de wettelijke rente.
3.3.2.
Kalegran is in 2015 een grensoverschrijdende fusie aangegaan met de Cypriotische vennootschap Kalegran Limited, waarbij Kalegran Limited de verdwijnende rechtspersoon was en Kalegran de verkrijgende rechtspersoon. Dit is te verifiëren in het handelsregister van de KvK. De PSA is niet meer dan een exploitatiecontract waarin aan Kalegran (en de andere contractors) het exclusieve recht is gegeven de olie- en gasvelden uit het Shaikan-veld te ontwikkelen en te exploiteren. KRG had op grond van artikel 32 van de PSA recht op bepaalde bonus betalingen. De laatste bonus betaling onder PSA is echter al in 2018 aan KRG voldaan. Op grond van artikel 26 van de PSA wordt de uit het olieveld gewonnen ruwe olie (na aftrek van de royalty en (een deel van) de investeringskosten) verdeeld tussen Kalegran, Keystone (een andere contractor) en KRG. Het deel waar KRG op grond van de PSA recht op heeft, wordt door levering in natura (“in kind”) voldaan. Behalve de royalty verplichting (die niet vatbaar is voor beslag), is Kalegran op grond van de PSA in het geheel niets verschuldigd aan KRG. Voor zover KRG in de toekomst nog een vordering op Kalegran zou hebben, bestaat deze uit royalties in de vorm van ruwe olie. KRG heeft echter in 2022 en 2023 voor in totaal USD 42 miljoen aan facturen van Kalegran onbetaald gelaten. Het is juist Kalegran die een significante vordering van USD 42 miljoen heeft op KRG.
3.3.3.
Alcazar heeft deze procedure ingestoken als ware het een
verklaringsprocedure in de zin van artikel 477a (lid 2) Rv. Op grond van de schakelbepaling in artikel 720 Rv is dat artikel echter niet van toepassing in het geval van een conservatoir beslag. Een wel afgelegde maar naar het oordeel van de beslaglegger ondeugdelijke verklaring zal moeten worden betwist in een verklaringsprocedure zodra het beslag executoriaal is geworden. In de conservatoire fase kan een derdebeslagene wel worden veroordeeld tot het afleggen van een verklaring, maar dat zal vooral het geval zijn wanneer er in het geheel niet is verklaard of wanneer aan de afgegeven verklaring zodanige (formele) gebreken kleven dat deze de beslaglegger geen enkel houvast biedt bij de beoordeling of zijn beslag doel heeft getroffen. Die situatie doet zich in dit geval echter niet voor.
De vorderingen in dit kort geding, lopen te veel vooruit op de verklaringsprocedure terwijl met onvoldoende zekerheid kan worden gesteld dat Kalegran tot afgifte van de gevorderde informatie gehouden is. De eerste vordering (zoals weergegeven onder 3.1 sub I.) moet om die reden alleen al worden afgewezen. Overigens heeft Kalegran middels haar derdenverklaring (en de daaropvolgende correspondentie en de overgelegde in verband met een geheimhoudingsplicht minimaal gecensureerde PSA) inmiddels ruimschoots voldaan aan de op haar rustende verplichting om te verklaren, aldus steeds Kalegran.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om een geval waarin conservatoir derdenbeslag is gelegd, de derdebeslagene tijdig een verklaring heeft afgelegd als bedoeld in artikel 476a Rv en de beslaglegger niet de juistheid van deze verklaring betwist, maar wel de volledigheid daarvan. Volgens Alcazar (zo blijkt uit de opsomming in randnummer 15 van de dagvaarding) heeft de derdebeslagene Kalegran onvoldoende aan haar verklaringsplicht voldaan door onder meer in de verklaring niet te vermelden:
(a) informatie over de voorwaarden die van toepassing zijn op de gestelde rechtsverhouding tussen Kalegran en KRG, daaronder begrepen de verdeling van winbare reserves, de productieverdelingsformule, de voorwaarden van de exploitatierechten, de duur van de overeenkomst en de voorwaarden voor verrekening tussen gemaakte kosten en gedane investeringen;
( b) informatie over andere rechten en plichten voortvloeiend uit de gestelde rechtsverhouding die de (vorderingen van KRG op Kalegran (negatief en positief) zouden kunnen beïnvloeden in de toekomst, waaronder onder andere gerekend kunnen worden de verschuldigdheid van royalties, belastingen, bonussen, exploitatiekosten, milieuheffingen en infrastructuurkosten;
( c) informatie over eventuele zekerheden die zijn verstrekt aan KRG door Kalegran of andere derden ter verzekering van de rechtsverhouding tussen partijen;
( d) informatie of de vorderingen van KRG op Kalegran zijn onderworpen aan (eerdere) beslag(en) en/of zekerheidsrechten van derde partijen, met vermelding van de desbetreffende partijen;
( e) overige informatie die dienstig is voor het vaststellen van de rechten van partijen;
( f) het overleggen van een kopie van de ongecensureerde versie van de PSA aangevuld met kopieën van eventuele andere documentatie die het bovenstaande nader onderbouwt.
Beoordelingskader
4.2.
Ter inleiding van de beoordeling van de vorderingen wordt het volgende overwogen. Ingevolge artikel 720 Rv zijn de (voor het executoriale derdenbeslag geschreven) artikelen 476a en 476b Rv van overeenkomstige toepassing in geval van conservatoir beslag onder derden. Deze laatstgenoemde bepalingen passen in het stelsel van de wet, dat de mogelijkheid voor derden opent om vrijwillig aan de executie mee te werken zonder instemming van de geëxecuteerde. De derde moet in beginsel zijn verklaring kunnen afleggen zonder dat hij zich van juridische bijstand behoeft te voorzien om niet zelf in moeilijkheden te komen. In dit licht is in artikel 476a lid 2 Rv een opsomming gegeven van de gegevens betreffende de beslagen vordering ten aanzien waarvan een mededelingsplicht rust op de derdebeslagene tegenover de beslaglegger. Voldoening door de derdebeslagene aan deze mededelingsplicht door middel van een ondubbelzinnige verklaring is voor de beslaglegger van wezenlijk belang om zich de vereiste kennis van en inzicht in hetgeen door het beslag is getroffen te verwerven, en aan de hand daarvan zijn verdere verhaalstrategie te bepalen.
4.3.
Voor het geval de derdebeslagene in gebreke blijft met verklaren, bevat artikel 477a Rv voor het executoriale derdenbeslag een specifieke regeling. Deze komt erop neer dat de derdebeslagene dan niet wordt veroordeeld alsnog een juiste en volledige opgave te doen, maar dat hij wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar, onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn. Artikel 477a Rv is in artikel 720 Rv (uiteraard) niet mede van toepassing verklaard in het geval van conservatoir derdenbeslag.
4.4.
De vraag of een vordering als in dit geding aan de orde – die ertoe strekt dat de derdebeslagene alsnog een ondubbelzinnige, volledige en naar waarheid afgelegde derdenverklaring doet – in het licht van artikel 477a Rv in strijd is met het stelsel van het beslagrecht, wordt ontkennend beantwoord. In de conservatoire fase heeft de beslaglegger, om de hiervoor in 4.2 genoemde redenen, een redelijk, en door de wetgever erkend, belang erbij dat de derdebeslagene ondubbelzinnig, volledig en naar waarheid aan zijn mededelingsplicht voldoet. Nakoming van deze mededelingsplicht is, binnen de door de wet getrokken grenzen, rechtens afdwingbaar. De omstandigheid dat, indien de derdebeslagene in zoverre tekortschiet, de wetgever in de executoriale fase voor een sanctie van andere aard heeft gekozen (zie artikel 477a Rv voornoemd) is klaarblijkelijk mede bedoeld om de derdebeslagene een prikkel te geven om een juiste en volledige verklaring af te leggen. Zij strekt dus niet ertoe om afbreuk te doen aan de mededelingsplicht die in de conservatoire fase bestaat, maar strekt juist ter versterking daarvan. De vraag is dus of Kalegran als derdebeslagene aan haar voormelde mededelingsplicht heeft voldaan.
4.5.
Kalegran wordt mede gelet op het voorgaande niet gevolgd in haar formele verweer dat Alcazar deze procedure heeft ingestoken als ware het een verklaringsprocedure in de zin van artikel 477a lid 2 Rv. Alcazar betwist immers niet de juistheid van de verklaring, maar stelt zich slechts op het standpunt dat de afgegeven derdenverklaring met daarbij inmiddels een gecensureerde PSA, haar onvoldoende aanknopingspunten biedt om haar verhaalpositie in kaart te brengen, nu die PSA (onder meer) geen inzicht biedt in de toekomstige gelden die Kalegran aan KRG verschuldigd zal (kunnen) worden.
Ongecensureerde versie PSA?4.6. Kalegran betwist dat Alcazar recht heeft op een ongecensureerde versie van de PSA. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Artikel 194 Rv is hier niet van toepassing. Alleen een partij die zelf partij is bij een rechtsbetrekking, heeft tegenover degene die beschikt over bepaalde gegevens over die specifieke rechtsbetrekking, recht op inzage. In dit kader is de voor Alcazar relevante rechtsbetrekking, de relatie tussen KRG en Alcazar. De PSA heeft echter geen betrekking op ‘bepaalde gegevens over die rechtsbetrekking’ tussen KRG en Alcazar. De PSA is in geen enkel opzicht gerelateerd aan de rechtsbetrekking tussen KRG en Alcazar. Aan de verplichting op grond van artikel 476b lid 2 Rv om haar derdenverklaring te staven met zo veel mogelijk tot staving dienende bescheiden is door Kalegran ruimschoots voldaan. Alcazar beschikt inmiddels over een kopie van de gecensureerde PSA, waarin slechts enkele onderdelen die bedrijfsgevoelige informatie bevatten – zoals percentages en bedragen – zijn zwartgelakt. Tezamen met de door [naam 2] afgelegde verklaring en de gegeven uitleg over de werking van de PSA, moet Alcazar in staat zijn om een inschatting te maken van de verhaalbaarheid van haar vorderingen jegens KRG in Nederland. Bovendien leent dit kort geding zich niet om een afweging te maken ten aanzien van de vertrouwelijkheid en bedrijfsgevoeligheid van de zwartgelakte passages die thuishoren in de verklaringsprocedure van artikel 477a Rv. Uit een vonnis van de Amsterdamse voorzieningenrechter van 1 april 2019 blijkt dat het verstrekken van volledige kopieën, terwijl de derdebeslagene zich beroept op de vertrouwelijkheid van de desbetreffende informatie en de daarin besloten bedrijfsgeheimen, voorshands te ver gaat in kort geding. Dit geldt ook in de onderhavige zaak. De vorderingen tot overlegging van aanvullende stukken en/of informatie (al dan niet tezamen met een aangepaste verklaring) dienen pas in een eventuele verklaringsprocedure ex artikel 477a Rv beoordeeld te worden, aldus steeds Kalegran.
4.7.
Alcazar heeft daar het volgende tegenover gesteld. Aan de vereisten van artikel 194 Rv is voldaan. Kalegran weigert desgevraagd de informatie te verstrekken, terwijl zij daartoe wettelijk verplicht is. Alcazar heeft dan ook een voldoende belang bij verstrekking van de ongecensureerde versie van de PSA. Geen van de in artikel 194 lid 2 Rv genoemde weigeringsgronden doen zich voor. Kalegran heeft geen verschoningsrecht op grond van haar ambt, beroep of betrekking en er zijn geen gewichtige redenen die rechtvaardigen dat Kalegran niet aan de inzagevorderingen van Alcazar hoeft te voldoen. De in de in artikel 36 PSA opgenomen geheimhoudingsclausule staat niet in de weg aan het delen van een gemotiveerde verklaring door Kalegran over hetgeen door het beslag is getroffen. Het beroep van Kalegran op het vonnis van 1 april 2019 kan haar niet baten, gezien de afkeurende reactie in de literatuur op de overweging met betrekking tot het beroep op geheimhouding. Het is ongewis hoeveel KRG in de toekomst uit hoofde van de PSA van Kalegran te vorderen zal hebben. De afgelakte onderdelen uit de verstrekte PSA zijn júist van doorslaggevend belang om de toekomstige vordering van KRG op Kalegran in kaart te brengen. Het betreft onder andere de hoogte en momenten van het verschuldigd worden van bonussen, de berekenwijze van de winst die KRG toekomt, de omvang en huurkosten voor het productiegebied en de hoogte van de royalties die Kalegran aan KRG dient af te staan. Om een volledig beeld te krijgen van wat partijen op verschillende gronden zijn overeengekomen, dient de gehele PSA, zonder afgelakte delen, aan Alcazar te worden verstrekt. De contractuele geheimhoudingsplicht geldt niet ten aanzien van informatie die door toedoen van een contractspartij onderdeel is geworden van het publieke domein. In het openbaar beschikbare model PSA staat in artikel 24.4 dat het royaltypercentage voor
export crude oil10% bedraagt. Het percentage in deze bepaling is door Kalegran in de verstrekte PSA echter zwart gelakt. De advocaat van Kalegran heeft in haar brief van 26 maart 2025 gesteld dat het royaltypercentage voor
export crude oil10% bedraagt. Gelet daarop en nu het modelcontract PSA en twee wijzigingsovereenkomsten van een dochter-/zustervennootschap van Kalegran vrij inzichtelijk zijn op het internet, bestaat er geen valide argument meer waarom Kalegran blijft weigeren de ongecensureerde PSA aan te verstrekken in het kader van het voldoen aan de op Kalegran rustende wettelijke verplichting, aldus steeds Alcazar.
4.8.
Geoordeeld wordt als volgt. Voor zover Alcazar haar vordering baseert op artikel 194 Rv geldt het volgende. Hoewel voorshands sprake lijkt te zijn van voldoende belang bij verstrekking van de ongecensureerde versie van de PSA en, zoals Alcazar terecht stelt, geen van de in artikel 194 lid 2 Rv genoemde weigeringsgronden aan de orde lijken te zijn, lijkt er voorshands niet te zijn voldaan aan het rechtsbetrekking-vereiste. Het enkele feit dat Alcazar derdenbeslag onder Kalegran heeft gelegd construeert nog geen rechtsbetrekking tussen hen in de zin van artikel 194 Rv. Nog niet duidelijk is of het beslag heeft doel getroffen en evenmin is duidelijk of de op het beslag volgende vordering in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Een op artikel 194 Rv gebaseerde vordering zou wel mogelijk zijn in geval Alcazar gronden zou hebben om een vordering op grond van onrechtmatige daad jegens Kalegran in te stellen, maar dat is op dit moment (voor zover bekend) niet het geval.
4.9.
Evengoed wordt Kalegran niet gevolgd in haar standpunt dat Alcazar geen recht heeft op een ongecensureerde versie van de PSA. Alcazar heeft belang bij de gevraagde informatie om een inschatting te kunnen maken van de verhaalbaarheid van haar vordering na het afronden van de erkenningsprocedure. De verplichting tot het afleggen van een derdenverklaring op grond van artikel 476a Rv geldt ook voor de derdebeslagene die gebonden is aan een (contractuele) geheimhoudingsplicht. Het maatschappelijk belang van het effectief doen kunnen leggen van (conservatoir) beslag, althans het verkrijgen van een volledige en voldoende onderbouwde derdeverklaring, prevaleert boven het belang dat is gediend met een beroep op de geheimhoudingsplicht. Zonder inzicht in de mogelijkheden van verhaal wordt het leggen van (conservatoir) derdenbeslag een illusoir recht. Door Alcazar is voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zonder inzage in de thans nog zwartgelakte delen van de PSA de (eventuele) toekomstige vordering van KRG op Kalegran niet in kaart zal kunnen brengen. Daarbij komt dat Kalegran, die in de stukken percentages noemt welke zij eerder had zwart gelakt, het zelf kennelijk niet zo nauw neemt met de naleving van haar geheimhoudingsplicht.
Betaling in natura
4.10.
Kalegran heeft aangevoerd dat zij behalve de royalty verplichting op grond van de PSA in het geheel niets verschuldigd is aan KRG. De ruwe olie die zich in Irak bevindt en door KRG wordt aangewend om haar royalty in natura te ontvangen, valt volgens Kalegran niet onder het beslag. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betalingen in natura zijn naar hun aard niet vatbaar voor beslag. Alcazar miskent dat de werking van het Nederlandse beslag- en executierecht slechts beperkt is tot het grondgebied in Nederland. De ruwe olie waarop KRG aanspraak maakt, bevindt zich echter in Irak. Alcazar heeft bovendien op geen enkele manier onderbouwd dat de ruwe olie die via een pijpleiding in Irak wordt opgepompt en vervoerd, vatbaar is voor beslag. Het beslag strekt zich dus niet uit tot het aandeel van de aan KRG toekomende ruwe olie onder de PSA, aldus steeds Kalegran.
4.11.
Of Kalegran daadwerkelijk, zoals zij aanvoert, niets verschuldigd is of in de toekomst zal worden aan KRG, kan binnen het bestek van dit kort geding onvoldoende worden beoordeeld. Volgens Kalegran worden de royalties uitbetaald in ruwe olie, een goed. Anders dan Kalegran meent is op dit moment niet uit te sluiten dat de ruwe olie vatbaar is voor beslag. Gelet op de omschrijving in het beslagexploot strekt het beslag zich immers ook uit tot toekomstige vorderingen op grond van een bestaande rechtsverhouding voor het leveren van een goed (zoals ruwe olie). Zoals Alcazar terecht heeft aangevoerd dienen de stellingen van Kalegran over de territoriale werking of beperking van het beslag ten aanzien van levering van ruwe olie pas aan de orde te komen in de executiefase. Dit maakt echter niet dat Alcazar op dit moment geen belang heeft bij het kunnen kennisnemen van specifieke percentages en/of bedragen.
Reeds voldaan?
4.12.
Kalegran voert aan dat zij gelet op het navolgende inmiddels ruimschoots aan de onderdelen zoals opgesomd in randnummer 15 van de dagvaarding heeft voldaan:
- ad a en b: Met het verstrekken van een kopie van de (beperkt gecensureerde) PSA heeft Alcazar inmiddels inzicht in die voorwaarden, rechten en plichten;
- ad c: Naast hetgeen bepaald is in de PSA, zijn er geen zekerheden door Kalegran aan KRG verstrekt. Logischerwijs zijn deze ook niet opgenomen in de derdenverklaring. Of andere derden zekerheden aan KRG hebben verstrekt, is Kalegran niet bekend, maar is ook irrelevant;
- ad d: Er zijn geen eerdere beslagen ten laste van KRG onder Kalegran gelegd, waardoor Kalegran hierover niets heeft te verklaren. Hetzelfde geldt voor vermeende zekerheidsrechten van derden;
- ad e en f: Alcazar heeft geen recht op een ongecensureerde versie van de PSA nu zij daar verder geen belang (meer) bij heeft. Kalegran heeft reeds een kopie
van de PSA aan Alcazar verstrekt waarin slechts specifieke percentages en bedragen zijn zwartgelakt. Gelet op de toelichting dat Kalegran niets verschuldigd is aan KRG en in de toekomst ook niets aan KRG verschuldigd zal zijn, ontbreekt Alcazar enig belang bij inzage in die specifieke percentages en/of bedragen;
aldus steeds Kalegran.
4.13.
Geoordeeld wordt als volgt. De in de dagvaarding onder randnummer 15 opgenomen opsomming van punten (zie 4.1) waarover Kalegran volgens Alcazar in haar derdenverklaring moet verklaren, is in lijn met de in artikel 476a lid 2 sub a t/m f Rv genoemde opgaves/gegevens die de verklaring dient te bevatten. De door Kalegran gegeven toelichting (zie 4.12) laat onverlet dat haar op 16 december 2024 ondertekende derdenverklaring op de punten zoals genoemd in randnummer 15 van de dagvaarding tekortschiet. Kalegran dient haar derdenverklaring daar dan ook alsnog aan te laten voldoen. Ook de afspraken tussen Kalegran en KRG over betalingen in natura dient Kalegran daarbij te vermelden.
Slotsom
4.14.
Kalegran heeft onvoldoende voldaan aan haar mededelingsplicht in haar tot dusver afgelegde derdenverklaring, nu zij op belangrijke punten nog geen of onvoldoende informatie heeft verschaft. Dit maakt dat de vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub I. zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld. De vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub II. is toewijsbaar (zie 4.9), maar behoeft niet apart te worden toegewezen, nu deze vordering wordt geacht onderdeel uit te maken van de vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub I.
4.15.
Een termijn van één kalenderweek na betekening van dit vonnis wordt redelijk geacht om aan het gebod te kunnen voldoen. Als prikkel tot nakoming zal aan het gebod een dwangsom worden verbonden. De gevorderde dwangsom zal echter worden beperkt en gemaximeerd op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
4.16.
Kalegran zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Alcazar worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten
178,00
Totaal € 1.999,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt Kalegran om binnen één kalenderweek na betekening van dit vonnis een ondubbelzinnige, volledige en naar waarheid afgelegde derdenverklaring af te leggen, die voldoet aan de vereisten van artikel 476a Rv en artikel 476b Rv, waaronder in ieder geval de onderdelen zoals genoemd in randnummer 15 van de dagvaarding, en de afspraken tussen Kalegran en KRG over betalingen in natura,
5.2.
veroordeelt Kalegran om aan Alcazar een dwangsom te betalen van € 25.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan het in 5.1 uitgesproken gebod voldoet, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt Kalegran in de proceskosten, aan de zijde van Alcazar tot op heden begroot op € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met – indien dit vonnis wordt betekend – € 92,00 en de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt Kalegran tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.E. Tiddens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025. [1]

Voetnoten

1.type: JT