ECLI:NL:RBAMS:2025:3976

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
11401982 \ CV EXPL 24-14534
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor gemist loon door burn-outklachten van werknemer

In deze zaak vordert de eiseres, werkzaam bij de Gemeente Amsterdam, volledige loondoorbetaling tijdens haar ziekteperiodes als gevolg van burn-outklachten. Eiseres stelt dat haar klachten zijn veroorzaakt door schadelijke werkomstandigheden bij de Gemeente Amsterdam. De procedure begon met een dagvaarding op 29 oktober 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 mei 2025. Tijdens de behandeling heeft eiseres haar standpunt toegelicht, terwijl de Gemeente Amsterdam haar verweer voerde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1 juli 2016 in dienst is bij de Gemeente Amsterdam en dat zij zich in 2017 en 2021 ziek heeft gemeld. Eiseres vordert onder andere het gemiste loon en een 13e maand, maar de Gemeente Amsterdam betwist dat de klachten van eiseres zijn ontstaan door de werkomstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat niet is aangetoond dat de klachten van eiseres het gevolg zijn van schadelijke omstandigheden op de werkvloer. Hierdoor wordt de vordering van eiseres afgewezen. Eiseres wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 679,50.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kanton
Zaaknummer: 11401982 \ CV EXPL 24-14534
Vonnis van 10 juni 2025 van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
GEMEENTE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, hierna te noemen: de Gemeente Amsterdam,
gemachtigde: mr. C.M. Wijmans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 oktober 2024, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het instructievonnis van 31 december 2024,
  • de dagbepaling van de mondelinge behandeling,
  • de akte aanvullende producties, tevens wijziging van eis van [eiseres] .
1.2.
Op 1 mei 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiseres] is in persoon (met een belangstellende) verschenen. De gemachtigde van [eiseres] heeft, op eigen verzoek, de zitting digitaal bijgewoond. Namens de Gemeente Amsterdam zijn mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.
1.3.
De gemachtigde van de Gemeente Amsterdam heeft een pleitnota voorgedragen. Partijen zijn vervolgens gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern

2.1.
[eiseres] is sinds 1 juli 2016 werkzaam bij de Gemeente Amsterdam. [eiseres] heeft zich in 2017 en in 2021 (langdurig) ziekgemeld met burn-outklachten. Volgens [eiseres] heeft het werk bij de Gemeente Amsterdam deze klachten veroorzaakt. Zij vordert in deze procedure dat de Gemeente Amsterdam vanaf de eerste ziektedatum het volledige loon doorbetaalt; zij vordert het bedrag dat tijdens haar afwezigheid door ziekte in mindering is gebracht op haar loon, vermeerderd met de wettelijke (handels-)rente, naast buitengerechtelijke incassokosten, de kosten voor de psycholoog en de proceskosten. Bij wijziging van eis vordert [eiseres] daarnaast nog dat de Gemeente Amsterdam haar tijdens de ziekteperiode een 13e maand uitbetaalt. De Gemeente Amsterdam betwist dat de klachten van [eiseres] zijn ontstaan door de (schadelijke) werkomstandigheden.
2.2.
Volgens de kantonrechter is niet aannemelijk geworden dat [eiseres] werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk waren voor haar gezondheid. Bij gebreke van dergelijke schadelijke werkomstandigheden heeft de Gemeente Amsterdam haar zorgplicht ook niet geschonden. Ook overigens heeft de Gemeente Amsterdam haar zorgplicht jegens [eiseres] niet geschonden. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af.

3.De beoordeling

Achtergrond
3.1.
Op 1 juli 2016 is [eiseres] in dienst getreden bij Gemeente Amsterdam als mede-werker administratie D (afdeling Bedrijfsbureau) op basis van een aanstelling voor 36 uur per week, tegen een loon van € 3.280,- bruto per maand exclusief toeslag(en). De aanstelling van [eiseres] is per 1 januari 2020 door de Gemeente Amsterdam omgezet in een arbeids-overeenkomst van onbepaalde tijd. Vanaf dat moment zijn de Cao Gemeenten en de Cao Amsterdam van toepassing op de arbeidsovereenkomst. Op enig moment is [eiseres] op eigen verzoek 40 uur per week gaan werken, waartegenover zij extra vakantiedagen kon sparen.
3.2.
Op 20 juli 2017 heeft [eiseres] zich ziekgemeld met burn-outklachten. In maart 2018 is zij begonnen met re-integreren en op 15 juni 2020 werd zij hersteld geacht. In juli 2020 heeft [eiseres] haar volledige werkzaamheden hervat.
3.3.
Op 25 januari 2021 heeft [eiseres] zich opnieuw ziekgemeld, wederom met burn-outklachten. Deze ziekteperiode heeft geduurd tot 15 juli 2024. Inmiddels werkt [eiseres] weer fulltime, in haar eigen functie.
3.4.
[eiseres] vordert volledige loondoorbetaling tijdens haar ziekteperioden, en uitbetaling van een (gemiste) 13e maand. Zij heeft haar vorderingen gebaseerd op zowel artikel 7:658 BW, als op artikel 7.1.3. lid 4 van Personeelsregeling Gemeente Amsterdam (oud), waarin is opgenomen dat een werknemer recht heeft op volledige salarisbetaling indien de arbeidsongeschiktheid door de dienst is ontstaan. Zij stelt daartoe dat de werkdruk waaronder zij haar werkzaamheden moest verrichten structureel te hoog en daardoor allesbehalve gezond was. Er was sprake van een ernstig personeelstekort waardoor vaak overgewerkt moest worden. Ondanks dat zij haar bezwaren kenbaar heeft gemaakt, werden haar klachten volledig genegeerd, aldus [eiseres] . Zij stelt de Gemeente Amsterdam aansprakelijk voor de schade, die bestaat uit de gemiste 30% loon tijdens ziekte.
3.5.
De Gemeente Amsterdam betwist dat de ziekte van [eiseres] een rechtstreeks gevolg is van de werkomstandigheden. Er was volgens Gemeente Amsterdam geen sprake van een verplichting om over te werken en/of van structureel te veel werk. De Gemeente Amsterdam heeft in elk geval [eiseres] niet gevraagd om overwerk te verrichten. Na haar uitval hebben enkele collega’s haar werkzaamheden erbij genomen. [eiseres] kon binnen bepaalde kaders zelf haar werkuren bepalen en werkte op eigen initiatief, ondanks waarschuwingen van de Gemeente Amsterdam, vaak langer dan noodzakelijk. Zij is bovendien op eigen verzoek 40 uur per week gaan werken zodat zij verlof kon sparen voor extra vakantiedagen, zo stelt de Gemeente Amsterdam.
Zorgplicht
3.6.
Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW rust op de werkgever de zorgplicht om die maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt. Schiet de werkgever daarin tekort, dan is hij tegenover de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden daardoor lijdt. Dit geldt ook bij arbeidsomstandigheden die psychisch ziekmakend zijn.
3.7.
Het is daarbij aan de werknemer om te stellen en bij betwisting te bewijzen, dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat er sprake is van causaal verband tussen de werkzaamheden en de schade. Daartoe moet de werknemer niet alleen stellen en zo nodig bewijzen, dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor (kunnen) zijn veroorzaakt. Daarnaast geldt dat - als het gaat om een arbeidsongeschiktheid die in sterke mate van psychische aard is - de in het werk of werkomstandigheden gelegen bijzondere factoren die de arbeidsongeschiktheid zouden hebben veroorzaakt, geobjectiveerd moeten worden.
3.8.
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stellingen verwezen naar de verslagen van de bedrijfsarts, het deskundigenrapport en de verslagen omtrent haar re-integratie. Hoewel uit die stukken volgt dat de klachten van [eiseres] “werk-gerelateerd” zijn, volgt er niet uit dat de werkomstandigheden zodanig waren dat die dergelijke klachten hebben kunnen veroorzaken. Ook blijkt uit de stukken niet dat door de artsen enig onderzoek is gedaan naar de feitelijke werkomstandigheden van [eiseres] of de werkgever van [eiseres] over de werkzaamheden c.q. werkdruk is gesproken. De kantonrechter kan daardoor niet vaststellen dat de klachten van [eiseres] een rechtstreeks gevolg zijn van haar werkomstandigheden, nog los van de vraag of deze werkomstandigheden ook objectief de klachten van [eiseres] hebben kunnen veroorzaken.
3.9.
Nu niet aannemelijk is geworden dat de klachten van [eiseres] zijn veroorzaakt door haar werkzaamheden, wordt niet toegekomen aan de vraag of de Gemeente Amsterdam haar zorgplicht heeft geschonden. Niet is komen vast te staan dat de klachten door de dienst zijn ontstaan. De voor omkering van de bewijslast bestaande ‘ondergrens’ wordt niet gehaald. De kantonrechter zal derhalve de loonvordering van [eiseres] (op beide grondslagen) afwijzen. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten en kosten van de psycholoog zullen worden afgewezen.
Afhandeling met klachten van [eiseres]
3.10.
De klachten van [eiseres] over de wijze waarop de Gemeente Amsterdam met haar klacht is omgegaan, stranden ook op het bovenstaande, nog los van het feit dat volgens de Gemeente Amsterdam er bij [eiseres] meerdere keren is aangedrongen het rustiger aan te doen.
Dertiende maand
3.11.
[eiseres] vordert nog dat de Gemeente Amsterdam haar over de ziekteperiode een 13e maand betaalt. De Gemeente Amsterdam heeft op de zitting toegelicht dat [eiseres] recht heeft op een Individueel Keuze Budget (IKB), dat vergelijkbaar is met een 13e maand, waardoor een vaste 13e maand is vervallen. Volgens de Gemeente Amsterdam is het IKB gedurende de ziekteperiode opgebouwd en in december 2024 gewoon aan [eiseres] uitbetaald. Partijen hebben ter zitting besproken dat [eiseres] zal onderzoeken of zij inderdaad het IKB heeft ontvangen en dat, indien zij het opgebouwde IKB niet heeft uitgekeerd gekregen, de Gemeente Amsterdam dit alsnog aan [eiseres] zal betalen. Aangezien de kantonrechter geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de toezegging van de Gemeente Amsterdam en [eiseres] niet gemotiveerd heeft betwist het OKB te hebben ontvangen, zal ook deze vordering van [eiseres] worden afgewezen.
Proceskosten
3.12.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en zal daarom de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van Gemeente Amsterdam worden begroot op € 679,50, bestaande uit salaris gemachtigde (€ 204,00 x 3 punten) en nakosten (€ 67,50).

4.BESLISSING

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente Amsterdam begroot op € 679,50, eventueel te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 10 juni 2025.
64183.MVU