ECLI:NL:RBAMS:2025:4019

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
11523049 \ KK EXPL 25-64
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot veroordeling in de proceskosten na intrekking kort geding door Prologis Management B.V.

In deze zaak heeft Prologis Management B.V. (hierna: Prologis) een kort geding ingesteld tegen een gedaagde partij, met als doel dat de gedaagde meewerkt aan een onderzoek naar vertrouwelijke bedrijfsdocumenten. Echter, kort voor de zitting op 13 mei 2025 heeft Prologis het kort geding ingetrokken. De gedaagde heeft vervolgens verzocht om Prologis te veroordelen in de werkelijke proceskosten, stellende dat Prologis misbruik heeft gemaakt van procesrecht door een kansloze procedure te starten. Prologis heeft hierop gereageerd en betwist dat haar vorderingen kansloos waren.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Prologis op voorhand had moeten begrijpen dat haar vorderingen kansloos waren. Prologis heeft voldoende onderbouwd dat zij belang had bij het instellen van de procedure, gezien het risico op ongeoorloofde verspreiding van vertrouwelijke documenten. De kantonrechter heeft ook verwezen naar een arrest van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat een partij die een procedure intrekt niet gelijkgesteld kan worden aan een in het ongelijk gestelde partij. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de gedaagde om Prologis te veroordelen in de proceskosten afgewezen.

Dit vonnis is uitgesproken op 12 juni 2025 door de kantonrechter J.H.J. Evers.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11523049 \ KK EXPL 25-64
Vonnis in kort geding van 12 juni 2025
in de zaak van
PROLOGIS MANAGEMENT B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Prologis,
gemachtigde: mr. M. Benbrahim,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D.G. Veldhuizen.

1.De procedure

1.1.
Prologis heeft het kort geding ingetrokken kort voordat de zaak op de zitting van 13 mei 2025 zou worden uitgeroepen. Dezelfde dag heeft [gedaagde] per e-mail meegedeeld dat zij wenst dat de kantonrechter Prologis veroordeelt in de werkelijke proceskosten. Prologis heeft op hierop gereageerd bij e-mail van 19 mei 2025. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
1.2.
In het kort geding vorderde Prologis – kort gezegd – dat [gedaagde] meewerkt aan onderzoek om vast te stellen over welke vertrouwelijke bedrijfsdocumenten [gedaagde] beschikt en om mee te werken aan het verwijderen ervan.
1.3.
[gedaagde] voert aan dat hij zijn communicatiemiddelen heeft ingeleverd voor onderzoek en hij aan dit onderzoek volledig heeft meegewerkt. Omdat Prologis desondanks een zittingsdatum heeft gevraagd, en omdat (een deel van) de vordering evident kansloos was, heeft zij misbruik gemaakt van procesrecht en onrechtmatig gehandeld jegens hem. Prologis moet daarom de daadwerkelijk gemaakte proceskosten van [gedaagde] betalen. Subsidiair wil [gedaagde] dat Prologis wordt veroordeeld in de proceskosten conform het toepasselijke liquidatietarief omdat zij als in het ongelijk gestelde partij als bedoeld in artikel 237 Rv heeft te gelden.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] heeft zijn verzoek tijdig ingediend, want het is binnengekomen binnen de daarvoor gestelde termijn van veertien dagen na de dag van de zitting. Door de indiening van het verzoek is het kort geding nog steeds aanhangig.
2.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet gebleken is dat sprake is van een kansloze procedure. [gedaagde] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Prologis op voorhand al behoorde te begrijpen dat haar vorderingen in dit kort geding kansloos waren. Prologis heeft voldoende onderbouwd dat zij belang had bij het instellen en aanhangig houden van onderhavige procedure, omdat zij niet volledig kan uitsluiten dat [gedaagde] nog steeds beschikt over vertrouwelijke documenten van Prologis, welke tevens bedrijfsgeheimen kunnen bevatten, met een risico op ongeoorloofde verspreiding ervan.
2.3.
Prologis verwijst verder terecht naar het arrest van de Hoge Raad [1] , waarin is geoordeeld dat een partij die een procedure intrekt niet gelijkgesteld kan worden aan een in het ongelijk gestelde partij als bedoeld in artikel 237 Rv.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat Prologis niet tegen beter weten in een kansloze procedure is gestart. Er is daarom geen grond voor toewijzing van een veroordeling in de (werkelijke) proceskosten op de grond dat Prologis haar procesbevoegdheid onrechtmatig heeft uitgeoefend.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering van [gedaagde] om Prologis te veroordelen in de werkelijke proceskosten, althans in de proceskosten conform het liquidatietarief, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2025.
57327

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087.