ECLI:NL:RBAMS:2025:4071

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
C/13/758739 / HA ZA 24-1190
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vrijwaringsincident in een geschil na overname van aandelen

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Amsterdam, hebben de holdingvennootschappen, bestaande uit zes B.V.'s, een vordering ingesteld tegen Beryllium B.V. naar aanleiding van de verkoop van aandelen in Star Apple Holding B.V. De holdingvennootschappen vorderen onder andere betaling van een bedrag van € 4.173.548,- en schadevergoeding, alsook inzage in bescheiden met betrekking tot een earn-out regeling. Beryllium, de gedaagde, heeft in het incident verzocht om de natuurlijke personen achter de holdingvennootschappen in vrijwaring op te roepen, omdat zij zouden hebben gehandeld in strijd met de afspraken in de Share Purchase Agreement (SPA). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van Beryllium tot oproeping in vrijwaring niet toewijsbaar zijn, omdat de argumenten die Beryllium aanvoert ook in de hoofdzaak tegen de holdingvennootschappen kunnen worden ingediend. De rechtbank heeft de vordering tot oproeping in vrijwaring afgewezen en Beryllium veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal verdergaan met een conclusie van antwoord van Beryllium.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/758739 / HA ZA 24-1190
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3.
[eiser 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
4.
[eiser 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
5.
[eiser 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 4] ,
6.
[eiser 6] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 5] ,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
hierna: de holdingvennootschappen,
advocaat: mr. M. Goorts te Eindhoven,
tegen
BERYLLIUM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna: Beryllium,
advocaat: mr. Y. Borrius te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 oktober 2024,
- de akte overlegging producties,
- de incidentele conclusie houdende een verzoek tot oproeping in vrijwaring, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident tot vrijwaring,
- het tussenvonnis van 19 maart 2025, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 april 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
De holdingvennootschappen hielden gezamenlijk aandelen in Star Apple Holding B.V. Star Apple en haar dochtervennootschappen exploiteren ondernemingen die zich bezighouden met zakelijke bemiddeling in de IT-sector.
2.2.
De holdingvennootschappen hebben elk een natuurlijk persoon als enig aandeelhouder en bestuurder. Van [eiser 1] B.V. is dat [naam 1] , van [eiser 2] B.V. [naam 2] , van [eiser 3] B.V. [naam 3] , van [eiser 4] B.V. [naam 4] , van [eiser 5] B.V. [naam 5] en van [eiser 6] B.V. [naam 6] .
2.3.
Beryllium is een ‘acquisitieholding’ die onderdeel uit maakt van de HeadFirst Groep, een HR-dienstverlener.
2.4.
Op 9 november 2022 hebben de holdingvennootschappen de aandelen Star Apple verkocht en overgedragen aan Beryllium. Beryllium heeft een deel van de koopprijs direct betaald. Een ander deel van de koopprijs zou zij later betalen als ‘earn-out’, indien Star Apple vooraf bepaalde financiële doelstellingen zou behalen in de jaren 2022 en 2023.
2.5.
De natuurlijke personen achter de holdingvennootschappen zijn na de overdracht als managers in dienst gebleven bij Star Apple.
2.6.
Ten tijde van de transactie over Star Apple was Beryllium ook in onderhandeling met IceLake Capital, een investeerder, over een verkoop van Beryllium.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
De holdingvennootschappen vorderen dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Beryllium veroordeelt tot betaling van € 4.173.548,- te vermeerderen met contractuele rente vanaf 21 september 2024;
Beryllium veroordeelt tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met contractuele rente vanaf 18 oktober 2024;
Beryllium veroordeelt tot betaling van € 8.127.421,42 als voorschot op de schadevergoeding, te vermeerderen met contractuele rente vanaf 18 oktober 2024;
Voor recht verklaart dat de holdingvennootschappen aanspraak kunnen maken op een “IceLake earn-out” en dat Beryllium gehouden is tot betaling op basis van de IceLake earn-out;
Beryllium gebiedt om binnen twee weken na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis inzage in of afschrift van de in de dagvaarding gespecificeerde bescheiden over de IceLake earn-out te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor iedere dag of dagdeel dat Beryllium niet aan deze veroordeling voldoet;
Beryllium veroordeelt tot betaling van de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der volledige betaling;
Beryllium veroordeelt tot betaling van de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der volledige betaling.
3.2.
De holdingvennootschappen stellen daartoe dat Beryllium:
geen earn-out over het jaar 2023 heeft betaald, terwijl zij daartoe op grond van de Share Purchase Agreement (SPA) verplicht was;
de afspraak om certificaten van aandelen in Beryllium, althans de topholding van Beryllium, over te dragen niet is nagekomen;
de afspraak dat de holdingvennootschappen zouden meedelen in de earn-out van Beryllium na verkoop van Beryllium aan IceLake Capital niet is nagekomen.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Beryllium vordert dat haar wordt toegestaan [naam 1] , [naam 2] ,
[naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] (hierna samen: de managers) in vrijwaring op te roepen.
4.2.
Beryllium stelt daartoe dat de managers de afspraken vastgelegd in de SPA hebben geschonden, onrechtmatig hebben gehandeld jegens Beryllium en op grond van artikel 2:249 Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk zijn jegens Beryllium vanwege misleidende financiële verslaglegging. De managers zouden Star Apple na de overname op onzorgvuldige wijze hebben bestuurd. Daarnaast hebben de managers, als spreekbuis van de holdingvennootschappen, Beryllium niet volledig en juist geïnformeerd ten tijde van de overname van Star Apple. Tot slot hebben de managers boekhoudkundige kunstgrepen toegepast om het financiële resultaat van het jaar 2023 te manipuleren, zodat de holdingvennootschappen aanspraak zouden kunnen maken op een earn-out over dat jaar.
4.3.
De holdingvennootschappen voeren verweer. Volgens hen ligt in de gestelde feiten geen verplichting voor de managers tot vrijwaring van Beryllium besloten. Daarnaast heeft Beryllium geen belang bij oproeping van de managers in vrijwaring (artikel 3:303 BW), omdat zij alles wat zij de managers verwijt ook als verweer tegen de holdingvennootschappen kan aanvoeren in de hoofdzaak. Tot slot maakt Beryllium misbruik van haar recht om dit incident op te werpen (artikel 3:13 BW), omdat zij er alleen mee beoogt de procedure te vertragen, haar bewijspositie te verbeteren en de holdingvennootschappen, althans de managers, onder druk te zetten en tegen elkaar uit te spelen.

5.De beoordeling

in het incident:
5.1.
De maatstaf voor de toewijsbaarheid van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is of de partij in de hoofdzaak voldoende onderbouwd heeft gesteld dat de in vrijwaring op te roepen derde (de waarborg) krachtens zijn rechtsverhouding tot hem (de gewaarborgde) verplicht is de nadelige gevolgen van een verlies door de gewaarborgde van de hoofdzaak te dragen. Het daadwerkelijk bestaan van de gestelde rechtsverhouding hoeft nog niet vast te staan. Dat zal in de eventuele vrijwaringszaak moeten worden onderzocht. Als aan de vereisten voor het toestaan van oproeping in vrijwaring is voldaan, moet de rechter nog onderzoeken of de belangen van partijen of de eisen van een doelmatige procesvoering aan het toestaan van de vrijwaring in de weg staan, bijvoorbeeld omdat daarvan onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten is (Hoge Raad 10 april 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0567).
5.2.
De vorderingen iv en v in de hoofdzaak, een verklaring voor recht en een gebod om inzage in of afgifte van bij Beryllium aanwezige bescheiden te verstrekken, zijn naar hun aard niet geschikt om daarop een waarborg aan te spreken. De overige vorderingen hebben een ‘earn-out’ karakter, zij het dat onder ii en iii inmiddels geen nakoming meer wordt verlangd, maar vervangende schadevergoeding wordt gevorderd. Dit wil zeggen dat deze vorderingen pas toewijsbaar zijn, indien en voor zover de waardering waarop de koopprijs in de SPA was gebaseerd vervolgens ook bewaarheid is geworden.
5.3.
Beryllium verwijt de natuurlijke personen achter de holdingvennootschappen, kort gezegd, dat zij een te gunstig beeld van de over te nemen vennootschap, Star Apple, hebben gegeven, dat zij zich na de verkoop onvoldoende hebben ingespannen om de onderneming succesvol te doen blijven en dat zij cijfers die van belang zijn voor de berekening van de earn-out hebben gemanipuleerd.
5.4.
Het leeuwendeel van deze argumenten kan Beryllium ook aanvoeren in de hoofdzaak. Voor zover die argumenten opgaan, zullen de vorderingen van de holdingvennootschappen worden afgewezen en valt er niets te vrijwaren. Voor zover die argumenten niet opgaan, zullen ze dat ook niet doen in een vrijwaringszaak.
Kortom, Beryllium heeft in zoverre geen belang bij de verzochte vrijwaring.
5.5.
Voor zover bepaalde argumenten niet in de hoofdzaak zouden kunnen worden aangevoerd, valt niet in te zien waarom de natuurlijke personen achter de holdingvennootschappen verplicht zouden zijn om de nadelige gevolgen voor Beryllium van het behalen van de earn-out doelen te dragen. In zoverre voldoet de vordering niet aan de maatstaf voor de toewijsbaarheid van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring.
5.6.
Dit betekent dat de vordering tot oproeping in vrijwaring wordt afgewezen.
Proceskosten
5.7.
Beryllium zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van dit incident. De proceskosten van de holdingvennootschappen worden begroot op:
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.892,00
in de hoofdzaak:
5.8.
De holdingvennootschappen hebben verzocht de incidentele conclusie van Beryllium aan te merken als een conclusie van antwoord in de zin van artikel 128 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en Beryllium het recht te ontzeggen een (aanvullende) conclusie van antwoord te nemen. Dit omdat Beryllium zeventien weken heeft gehad om een conclusie van antwoord te nemen en de incidentele conclusie meer stellingen, verweren en producties bevat dan nodig om een oproeping in vrijwaring in te kleden. Volgens de holdingvennootschappen heeft Beryllium daarom haar recht verspeeld om verweren en excepties op te werpen, behoudens de verweren die zij al in de incidentele conclusie heeft opgeworpen.
5.9.
Beryllium moest haar incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring instellen voor alle weren. Daarbij had zij de keuze om dat te doen in een aparte incidentele conclusie of aan het begin van een conclusie van antwoord. Beryllium heeft voor de eerste optie gekozen. Dat zij haar incidentele conclusie heeft ingeleid met een uitvoerig feitenrelaas en voorzien van producties maakt niet dat zij haar recht om een conclusie van antwoord te nemen heeft verspeeld.
5.10.
Gezien het verloop van deze procedure tot dusver, de zeventien weken die Beryllium heeft gehad voor het nemen van de incidentele conclusie en het feit dat tussen het nemen van de incidentele conclusie en de mondelinge behandeling van het incident nogmaals tien weken zijn verstreken, is een termijn van vier weken na de datum van dit vonnis passend en voldoende voor de conclusie van antwoord.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt Beryllium in de kosten van het incident, aan de zijde van de holdingvennootschappen begroot op € 8.892,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als holdingvennootschappen niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 juni 2025voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in deze rechtbank, bijgestaan door mr. R.D. Lok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.