ECLI:NL:RBAMS:2025:4073
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.L. Bolkestein
- R.D. Lok
- Rechtspraak.nl
Aflossing hypothecaire lening en onderlinge verhouding hoofdelijke schuldenaren
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om de aflossing van een hypothecaire lening en de onderlinge verhouding tussen hoofdelijke schuldenaren. De eisende partij, aangeduid als [eiser], heeft samen met de gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde], in 1994 een lening van 207.500 gulden afgesloten, die aflossingsvrij was gedurende de looptijd van 30 jaar. Beide partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de lening. In een eerdere uitspraak van 24 februari 2015 heeft de kantonrechter bepaald dat [eiser] 68% van de kosten van het pand moet dragen, terwijl [gedaagde] 32% moet bijdragen. De hypothecaire lening liep op 1 juni 2024 af, en [eiser] heeft een deel van de lening afgelost, terwijl [gedaagde] een lager bedrag heeft betaald. [eiser] vordert nu dat [gedaagde] het resterende bedrag van € 16.968,69 aan hem betaalt, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde] verzet zich tegen deze vordering en stelt dat de eerdere uitspraak van de kantonrechter ook geldt voor de aflossing van de lening.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verhouding van de hypothecaire schuld tussen [eiser] en [gedaagde] niet is gewijzigd door de eerdere uitspraak. De oorspronkelijke verhouding van 51,81% voor [eiser] en 48,19% voor [gedaagde] blijft van kracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] niet het gevorderde bedrag van € 16.968,69 te veel heeft betaald, maar € 15.244,40. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op € 927,44, en [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 4 juli 2025.