ECLI:NL:RBAMS:2025:4102

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
769083
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing blokkade van zakelijke rekening door ABN AMRO in het kader van onderzoek naar illegale beleggingsdienstverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en ABN AMRO BANK N.V. [eiseres] vorderde de opheffing van de blokkade van haar zakelijke rekening, die door ABN AMRO was ingesteld in het kader van een onderzoek naar mogelijke illegale beleggingsdienstverlening en beleggingsfraude. De blokkade was ingesteld na signalen van andere banken over onregelmatigheden in de transacties van [eiseres]. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2025 heeft [eiseres] haar vordering toegelicht, terwijl ABN AMRO verweer voerde op basis van de noodzaak om de rekening te blokkeren in het belang van het onderzoek en de bescherming van mogelijke slachtoffers van fraude.

De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO voldoende grond had om de rekening te blokkeren en dat de belangen van [eiseres] niet opwogen tegen de belangen van de bank. De voorzieningenrechter concludeerde dat er aanwijzingen waren voor illegale beleggingsdienstverlening en mogelijk beleggingsfraude, en dat de blokkade gerechtvaardigd was. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van € 1.999,00. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van banken en de noodzaak om verdachte transacties te onderzoeken, waarbij de bescherming van de financiële sector en de klanten voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/769083 / KG ZA 25-353 NB/MAH
Vonnis in kort geding van 18 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 19 mei 2025,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. R. Willemsen te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: ABN AMRO,
advocaat: mr. J.W. Achterberg te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 4 juni 2025 heeft [eiseres] de dagvaarding toegelicht. ABN AMRO heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [eiseres] ook een pleitnota.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de kant van [eiseres] : [naam 1] ( [naam functie 1] ) en [naam 2] ( [naam functie 2] ), met mr. Willemsen,
- aan de kant van ABN AMRO: mr. J.M. van Gils (jurist ABN AMRO) met mr. Achterberg.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is opgericht op 20 januari 2022 en heeft sinds 31 januari 2022 een zakelijke betaalrekening bij ABN AMRO. Op de bankrelatie zijn de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) en de Voorwaarden Betaaldiensten Zaken (VBZ) van toepassing. [naam 1] is indirect enig bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres] .
2.2.
Op 15 april 2025 heeft ABN AMRO aan [eiseres] geschreven:
“(…) Op de rekening van [eiseres] (…) hebben transacties plaatsgevonden welke toelichting behoeven. Om die reden hebben wij uw ondernemersrekening en bankpas geblokkeerd. Binnen 5 werkdagen ontvangt u een brief met vragen
over de transacties op uw rekening.”
2.3.
Bij brief van 23 april 2025 heeft ABN AMRO geschreven dat zij bezig is met een onderzoek naar [eiseres] , dat op de ondernemersrekening transacties hebben plaatsgevonden welke toelichting behoeven, dat de rekening daarom is geblokkeerd en dat ABN AMRO dat mag doen volgens artikel 35 ABV. In de brief vraagt ABN AMRO om voor 9 mei 2025 antwoorden op de bijgesloten vragen en onderbouwende documenten aan te leveren, bij gebreke waarvan zij de bankrelatie kan “heroverwegen”. De vragen betreffen 1) het business model van [eiseres] , en 2) specifieke transacties met twaalf klanten (genummerd 2 tot en met 13).
2.4.
Bij brief van 28 april 2025 (die ABN AMRO stelt pas op 12 mei 2025 te hebben ontvangen) heeft mr. Willemsen ABN AMRO gesommeerd de rekening te deblokkeren en beantwoording van de vragen “op de kortst mogelijke
termijn” in het vooruitzicht gesteld. Op 19 mei 2025 heeft ABN AMRO geantwoord niet aan de sommatie te zullen voldoen, dat zij nog geen reactie op de vragen heeft ontvangen, dat zij daarvoor tot 26 mei 2025 uitstel geeft, waarbij zij op de verplichte opzegging op grond van artikel 5 lid 3 Wwft wijst.
2.5.
Bij brief van 19 mei 2025 (die de advocaat van ABN AMRO stelt op 21 mei 2025 te hebben ontvangen) heeft [eiseres] de vragen beantwoord, met bijvoeging van twaalf – deels zwartgelakte – documenten. Bij de antwoorden over klanten genummerd 9 tot en met 13 staat: “De betreffende partij heeft geen toestemming gegeven om deze gegevens te delen.” Bij klant nr. 6 staat dat correspondentie omtrent enkele stortingen nog volgt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert om ABN AMRO, samengevat, te gebieden om de bankrekening van [eiseres] , met bijbehorende bankpas, te deblokkeren en gedeblokkeerd te houden, op straffe van dwangsommen en met veroordeling van ABN AMRO in de proceskosten met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt, samengevat, het volgende aan haar vordering ten grondslag. ABN AMRO handelt onrechtmatig, althans disproportioneel, door zonder hoor
en wederhoor de blokkades door te voeren. Naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid heeft zij ook niet tot deze maatregelen kunnen komen. Waar het tot een belangenafweging zou moeten komen is het belang van [eiseres] bij opheffing van de maatregelen groter dan het belang van ABN AMRO bij handhaving ervan. De onderneming van [eiseres] is platgelegd door de blokkade.
3.3.
ABN AMRO voert, samengevat, het volgende verweer. Zij is in april 2025 een klantonderzoek naar [eiseres] gestart nadat twee andere Nederlandse banken begin april contact hadden opgenomen met ABN AMRO in het kader van
een onderzoek naar grootschalige illegale beleggingsdienstverlening en beleggingsfraude door (onder andere) [eiseres] . Al vrij snel concludeerde ABN AMRO dat sprake is van onregelmatigheden in het klantprofiel
van [eiseres] , niet passend rekeninggebruik en ongebruikelijke en mogelijk frauduleuze transacties (in overeenstemming met de conclusies die de andere banken op dat moment al hadden getrokken).
295 verschillende particuliere en zakelijke rekeninghouders uit (met name) Nederland hadden in nog geen drie jaar (van juni 2022 tot en met april 2025) in totaal € 7.604.842,80 (in 661 transacties) overgemaakt naar [eiseres] , onder vermelding van omschrijvingen als "Project SMA, eerste storting, extra inleg forex, (extra) storting voor belegging, project EMI, IDXs, project AEX en project Happy20 beleggen". In ongeveer dezelfde periode is in totaal € 4.725.655,04 (zo'n 62% van het totaal ontvangen bedrag) in 570 transacties overgeboekt naar 211 verschillende particuliere rekeninghouders onder vermelding van onder andere "'opname
project EI, project EMI opname, IDX project, opname SMA, opname Happy 20,
uitbetaling/opname AEX”. Slechts een fractie van de totaal ontvangen gelden, namelijk € 763.300,00 (zo'n 10%), is overgeboekt naar een online trading platform, AVA Trade EU Ltd. Een soortgelijk bedrag is overgeboekt naar 19 particuliere rekeninghouders onder vermelding van "salaris" en er vinden diverse privé-uitgaven plaats. Op grond van dit ongebruikelijke transactiepatroon heeft de ABN AMRO het zeer sterke vermoeden dat sprake is van grootschalige illegale beleggingsdienstverlening in combinatie met beleggingsfraude. Het patroon, met de omschrijvingen bij de transacties, duidt mogelijk op een 'Ponzi-fraude'. Daarom heeft ABN AMRO de rekening geblokkeerd en haar klantonderzoek voortgezet. Zij is tot blokkering gerechtigd en verplicht. Zij wil en mag frauduleuze transacties niet faciliteren en niet meewerken aan witwassen door frauduleus verkregen gelden te laten overboeken of te laten opnemen, waarna de gelden in het reguliere geldcircuit verdwijnen (artikel 3:10 Wft en de Wwft). Daarbij heeft de bank een zorgplicht jegens mogelijke slachtoffers (om de gelden veilig te stellen en onttrekking voor verhaal te voorkomen), maar ook jegens potentiële toekomstige slachtoffers. Er zijn concrete aanwijzingen dat blokkering van de betaalrekening noodzakelijk is om te voorkomen dat de gelden worden weggesluisd voordat het onderzoek is afgerond. ABN AMRO heeft, kortom, recht en belang om de rekening te blokkeren en geblokkeerd te houden, teneinde haar onderzoek te voltooien en vervolgens eventuele nadere maatregelen te treffen, zoals de beëindiging van de bancaire relatie met [eiseres] (of het hele klantcomplex).
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding/spoedeisend belang
4.1.
De rekening is geblokkeerd en [eiseres] kan niet bij haar geld. Daarmee is het spoedeisend belang bij de vordering gegeven en kan deze in kortgeding worden beoordeeld.
4.2.
De inhoudelijke beoordeling leidt echter niet tot toewijzing van de vorderingen, kort gezegd omdat ABN AMRO voldoende grond heeft om de rekening en bankpas te (blijven) blokkeren en de belangen van [eiseres] bij opheffing niet zwaar genoeg wegen. Dat wordt hierna toegelicht.
Toetsingskader
4.3.
Bij de beoordeling komt enerzijds gewicht toe aan de in artikel 2 lid 1 ABV neergelegde zorgplicht, op grond waarvan de bank bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht dient te nemen en daarbij naar beste vermogen met de belangen van de klant rekening dient te houden. Anderzijds is de klant ingevolge artikel 2 lid 2 ABV verplicht rekening te houden met de belangen vande bank, die op haar beurt moet kunnen voldoen aan haar verplichtingen jegens toezichthouders op grond van onder meer de Wft (Wet financieel toezicht) en de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terroristische activiteiten). Zo bepaalt artikel 3:10 Wft dat een bank gehouden is om een adequaat beleid te voeren dat de integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt en onder meer tegengaat dat wegens haar klanten het vertrouwen in de bank of de financiële sector kan worden geschaad. (Ook) ingevolge artikel 3 Wwft is de bank verplicht om cliëntenonderzoek te verrichten. Als zij niet aan haar onderzoeksverplichting kan voldoen, moet zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft de bankrelatie beëindigen. Op grond van artikel 5 lid 1 Wwft is het de bank verboden om transacties voor een cliënt te verrichten zolang het cliëntenonderzoek niet met succes kan worden voltooid. Daarnaast is van toepassing artikel 4.3 VBZ, dat luidt, voor zover van belang:
“4.3 Niet-uitvoering
De bank mag de uitvoering van een opdracht altijd weigeren of uitstellen - dan wel de betaalrekening blokkeren - als daar volgens de bank geldende voorwaarden reden voor is. Bijvoorbeeld bij (een vermoeden van) fraude of misbruik. Als hier sprake van is de bank een opdracht niet uitvoert, dan zal de bank u dat laten weten. (…)”
Overwegingen
4.4.
ABN AMRO wijst er terecht op dat het klantonderzoek door ABN AMRO in april 2025 niet zomaar is gestart. Twee andere Nederlandse banken hadden begin april contact hadden opgenomen met ABN AMRO in het kader van een onderzoek naar grootschalige illegale beleggingsdienstverlening en beleggingsfraude door (onder andere) [eiseres] .
4.5.
De voorzieningenrechter is het met ABN AMRO eens dat de – concrete en niet onredelijke – vragen van ABN AMRO door [eiseres] (te) summier, onjuist of geheel niet zijn beantwoord. Dat bevreemdt ook omdat [eiseres] stelt dat zij door de blokkade niet aan haar verplichtingen ten opzichte van personeel en crediteuren kan voldoen en dat de nood hoog is.
4.6.
Verder is van belang dat de feitelijke bedrijfsactiviteiten en het aantal werknemers van [eiseres] niet overeenkomen met hetgeen in het Handelsregister staat (en bij de bank bekend was). Volgens het overgelegde KvK-uittreksel heeft [eiseres] geen werknemers en als activiteiten: organisatieadviesbureaus en overige dienstverlening, “Het adviseren en ondersteunen van organisaties en betreffende afdelingen op het gebied van zakelijke dienstverlening. Het verhuren van locatie(s) voor evenementen”. Op de vraag van ABN AMRO waaruit de bedrijfsactiviteiten bestaan heeft [eiseres] geantwoord: “Trading activiteiten op de Forex markt”. Volgens de dagvaarding (1.1) heeft [eiseres] 15 werknemers en handelt zij ten behoeve van haar klanten in Forex (Foreign Exchange). Ter zitting heeft [eiseres] toegelicht dat het aantal werkzame personen bij oprichting nul was, dat dat kort daarna is veranderd en abusievelijk niet is aangepast in het Handelsregister.
4.7.
De feitelijke bedrijfsactiviteiten lijken bovendien – anders dan [eiseres] betoogt – beleggingsdiensten voor derden te omvatten zonder dat [eiseres] over de benodigde vergunning of vrijstelling beschikt. Op de zitting heeft [eiseres] over haar werkwijze desgevraagd het volgende verklaard. [eiseres] handelt in CFD’s (Contracts For Difference). Via haar brokeraccount handelt zij in prijsverschillen tussen twee valuta’s, tussen goud en dollar en tussen zilver en dollar. Er wordt dus niet in daadwerkelijke valuta of goud/zilver gehandeld maar slechts in de waarde van de prijsverschillen onder contract, vandaar de naam CFD. Het gaat als volgt:
a. Klant sluit een contract met [eiseres] met daarin opgenomen het bedrag dat
zij wenst te investeren.
b. Dit bedrag gaat naar de broker.
c. Via de broker wordt het bedrag verhandeld door [eiseres] op basis van
CFD'S.
d. Deze handel wordt zelfstandig uitgevoerd door een team van traders van
[eiseres] . De klant levert daarop geen input en heeft daarop geen invloed.
e. Het rendement (positief of negatief) van deze CFD-handel wordt toegekend
aan de klant met aftrek van een performance fee voor [eiseres] .
f. De klant ontvangt van [eiseres] maandrapportages en kan gelden storten,
opnemen of laten staan.
g. Laat de klant gelden staan dan begint het proces opnieuw vanaf punt c.
4.8.
Volgens [eiseres] kopen haar klanten dus geen beleggingsproducten en biedt [eiseres] die ook niet aan; zij handelt slechts in prijsverschillen (CFD’s). Dus is [eiseres] niet AFM-vergunningsplichtig. De klanten zijn investeerders en [eiseres] handelt zelfstandig via haar brokeraccount. Van beleggen is geen sprake en er geldt ook geen prospectusplicht, aldus steeds [eiseres] . Subsidiair, voor het geval de activiteit van [eiseres] toch als beleggingsactiviteit zou worden aangemerkt (beleggingsobjecten als valuta, goud en zilver), beroept zij zich op de vrijstelling van artikel 2 lid 1 onder a sub 1
°(minder dan 100 consumenten) en 4
°(meer dan € 100.000,00 per belegging) van de Vrijstellingsregeling Wft.
4.9.
Dit betoog van [eiseres] wordt niet gevolgd, alleen al omdat uit de door haar overgelegde stukken blijkt dat het vaak gaat om (aanmerkelijk) lagere bedragen dan € 100.000,00. In de overeenkomsten van [eiseres] met de heer [naam 3] en mevrouw [naam 4] (productie 11 en 12 van ABN AMRO) gaat het bijvoorbeeld om een inleg van €15.000,00 respectievelijk €5.000,00. In de overeenkomst met de heer [naam 5] (productie 13 van ABN AMRO) gaat het om €20.000,00 aan obligaties - waarvoor een prospectusplicht geldt. Het gaat dus ook niet uitsluitend om CFD’s. Uit de tekst van de overeenkomsten blijkt overigens ook niet duidelijk welke diensten er tegenover de inleg staan. Dat [eiseres] haar producten aan minder dan 100 consumenten aanbiedt heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt, terwijl dit wel op haar weg lag (en de gegevens van ABN AMRO (zie 3.3) in andere richting wijzen).
4.10.
Uit de verklaringen van [naam 1] ter zitting blijkt verder dat van vermogensscheiding geen sprake is. Het lijkt er al met al op dat rond € 7 miljoen is ingelegd door een grote hoeveelheid klanten zonder het vereiste AFM-toezicht en zonder dat zij adequaat zijn beschermd in geval van bijvoorbeeld faillissement van [eiseres] .
4.11.
De voorzieningenrechter is met ABN AMRO van oordeel dat er aanwijzingen zijn voor illegale beleggingsdienstverlening en mogelijk beleggingsfraude en dat de blokkering van de betaalrekening als voorlopige maatregel in afwachting van de uitkomst van het klantonderzoek op grond van de Wft en de Wwft gerechtvaardigd en proportioneel is. ABN AMRO was ook contractueel tot blokkering bevoegd op grond van artikel 4.3 VBZ.
Belangenafweging
4.12.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. ABN AMRO voert onbetwist aan dat [eiseres] wel degelijk beschikt over rekeningen bij andere banken, te weten Knab en Revolut. [eiseres] heeft dus in strijd met de waarheid op vraag 1.4 van ABN AMRO geantwoord dat zij geen rekeningen bij andere banken heeft. Daarnaast heeft ABN AMRO ter zitting verklaard dat zij bereid is om “existentiële betalingen”, zoals salarisbetalingen en belastingen, toe te staan indien [eiseres] daarom vraagt. Het belang van [eiseres] bij deblokkering weegt daarom minder zwaar dan het belang van ABN AMRO om niet het – reële - risico te lopen om frauduleuze transacties te faciliteren en/of mee te werken aan witwassen van frauduleus verkregen gelden.
Slot
4.13.
De slotsom is dat de gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd. [eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ABN AMRO worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen – indien het vonnis wordt betekend – met € 92,00 plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.
Type: MAH
Coll: KH