Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
°(minder dan 100 consumenten) en 4
°(meer dan € 100.000,00 per belegging) van de Vrijstellingsregeling Wft.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en ABN AMRO BANK N.V. [eiseres] vorderde de opheffing van de blokkade van haar zakelijke rekening, die door ABN AMRO was ingesteld in het kader van een onderzoek naar mogelijke illegale beleggingsdienstverlening en beleggingsfraude. De blokkade was ingesteld na signalen van andere banken over onregelmatigheden in de transacties van [eiseres]. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2025 heeft [eiseres] haar vordering toegelicht, terwijl ABN AMRO verweer voerde op basis van de noodzaak om de rekening te blokkeren in het belang van het onderzoek en de bescherming van mogelijke slachtoffers van fraude.
De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO voldoende grond had om de rekening te blokkeren en dat de belangen van [eiseres] niet opwogen tegen de belangen van de bank. De voorzieningenrechter concludeerde dat er aanwijzingen waren voor illegale beleggingsdienstverlening en mogelijk beleggingsfraude, en dat de blokkade gerechtvaardigd was. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van € 1.999,00. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van banken en de noodzaak om verdachte transacties te onderzoeken, waarbij de bescherming van de financiële sector en de klanten voorop staat.