ECLI:NL:RBAMS:2025:4252

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/13/767567 / FA RK 25-2701
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar twee minderjarige kinderen naar een andere woonplaats. De moeder, die sinds medio 2018 niet meer samenwoont met de vader van de kinderen, heeft aangegeven dat zij genoodzaakt is te verhuizen vanwege de verkoop van de woning waarin zij momenteel woont. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verhuizing, stellende dat er geen dringende noodzaak is en dat de verhuizing negatieve gevolgen zal hebben voor de kinderen en hun contact met hem. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de kinderen hun mening kenbaar gemaakt, waarbij de oudste, [minderjarige 1], zich heeft uitgesproken voor de verhuizing, terwijl de jongste, [minderjarige 2], liever in de huidige woonplaats blijft. De rechtbank heeft de belangen van de moeder, de kinderen en de vader tegen elkaar afgewogen. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de noodzaak voor de verhuizing ontbreekt, heeft zij besloten dat het belang van de moeder voorrang moet krijgen boven dat van de kinderen en de vader, en heeft zij de moeder toestemming verleend om te verhuizen. De verzoeken van de vader om de verhuizing te verbieden en om de zorgregeling te handhaven zijn afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Meervoudige kamer
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummer: C/13/767567 / FA RK 25-2701
Beschikking van 20 juni 2025 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.A. Stammes, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de vader],
ingeschreven in de BRPop een adres te [verblijfplaats] , feitelijk wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. T.C.P. Christoph, gevestigd te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de moeder, ingekomen op 3 april 2025;
  • het F9-formulier van de moeder, ingekomen op 23 april 2025;
  • aanvullende productie 8 van de moeder, ingekomen op 9 mei 2025;
  • het verweerschrift van de vader, ingekomen op 16 mei 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 mei 2025.
Verschenen zijn: de ouders, bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
Van de zijde van de moeder zijn pleitaantekeningen overgelegd.
1.4.
Na de mondelinge behandeling zijn de kinderen in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft een brief aan de rechter geschreven en [minderjarige 2] heeft een gesprek met de rechter gehad op 13 juni 2025.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie is geëindigd medio 2018.
2.2.
Uit de relatie van de ouders zijn geboren:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2009;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2012.
2.3.
De vader heeft de kinderen erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 1] . De moeder heeft van rechtswege alleen gezag over [minderjarige 2] .
2.4.
De ouders hebben een ouderschapsplan opgesteld op 7 december 2018. Daarin zijn zij een co-ouderschapsregeling overeengekomen volgens een zogenaamd 2-2-5-5 schema. Ook zijn de ouders overeengekomen – voor zover hier van belang – dat zij bij een voorgenomen verhuizing in overleg zullen treden en dat een verhuizing naar een andere woonplaats slechts kan plaatsvinden wanneer beide ouders akkoord gaan.
2.5.
In het ouderschapsplan zijn de ouders voorts overeengekomen dat [minderjarige 1] op het adres van de vader zou worden ingeschreven en [minderjarige 2] op het adres van de moeder. De ouders hebben nimmer uitvoering gegeven aan deze afspraak zodat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sinds het uiteengaan van de ouders op het adres van de moeder in de gemeentelijke basisadministratie zijn ingeschreven.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan haar vervangende toestemming te verlenen om met
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats] , in de maand juli van 2025 te mogen verhuizen naar [adres 2] , althans zodanig toestemming te geven dat de moeder met de kinderen naar [adres 2] kan verhuizen op een zodanige termijn die de rechtbank juist acht.
3.2.
De vader voert verweer en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de moeder verzochte af te wijzen, en:
de moeder te verbieden om naar [plaats] te verhuizen, althans naar een andere plaats dan [woonplaats] of directe omgeving (binnen 5 km van de huidige woning aan de [adres 1] ), op straffe van verbeurte van een dwangsom van €1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij niet voldoet aan deze beschikking, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, met een maximum van €50.000,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen maximum;
te bepalen dat de moeder de door de ouders bij ouderschapsplan d.d. 7 december 2018 overeengekomen zorgregeling, inhoudende dat de kinderen op maandag en dinsdag bij de moeder verblijven en op woensdag en donderdag bij de vader plus waarbij de ouders om de week de zorg voor de kinderen op vrijdag t/m zondag hebben, dient na te komen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van €1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij niet voldoet aan deze beschikking, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom, met een maximum van €50.000,-, althans een door de rechtbank in goede justitie juist te bepalen maximum;
te verklaren voor recht dat de hiervoor genoemde zorgregeling door de moeder zo dient te worden uitgevoerd dat in de tijd dat zij de zorg voor de minderjarige kinderen draagt, de kinderen in beginsel in [woonplaats] of directe omgeving (binnen 5 km van de huidige woning aan de [adres 1] ) verblijven;
te bepalen dat de ouders in het vervolg gezamenlijk met het gezag zullen worden belast over hun minderjarige kind
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats] .
3.3.
De moeder voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vader.
3.4.
Op de stellingen van de ouders wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Gezamenlijk gezag over [minderjarige 2]
4.1.
De rechtbank zal eerst een beslissing nemen op het zelfstandige verzoek van de vader tot wijziging van het gezag nu deze beslissing van invloed is op de rechtsgrond van het door de moeder ingediende verzoek.
Standpunt ouders
4.2.
Ten aanzien van het gezamenlijk ouderlijk gezag stelt de vader dat algemeen vereist is dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen. Volgens de vader zijn er geen contra-indicaties aanwezig ten aanzien van gezamenlijk gezag met de moeder. Er is overleg tussen de ouders, beslissingen worden gezamenlijk genomen en [minderjarige 2] zal niet klem en verloren raken.
4.3.
De moeder stemt in met het verzoek van de vader.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Op grond van artikel 1:253c eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van een kind, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten. Dit verzoek wordt op grond van het tweede lid van voornoemd artikel – als de andere ouder met gezag niet instemt – slechts afgewezen indien a) er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.5.
Nu de moeder met het verzoek instemt en niet gebleken is dat het belang van [minderjarige 2] zich daartegen verzet zal de rechtbank het verzoek van de vader, als op de wet gegrond, toewijzen.
Verhuizing naar [plaats]
Standpunt van de moeder
4.6.
De moeder wenst met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [plaats] . De moeder voert aan dat zij op [stadswijk] woont in een woning die in eigendom toebehoort aan haar vader. Deze woning is inmiddels verkocht omdat haar vader de verkoopopbrengst nodig heeft voor zijn pensioen en het voor hem om fiscale redenen financieel ongunstig is om de woning aan te houden. De moeder werkt nu anderhalf jaar als zelfstandig ondernemer waardoor zij niet in staat is een passende koop woning te vinden op [stadswijk] . Mocht zij al een huurwoning in [woonplaats] kunnen vinden, dan verdwijnt door de hoge huur geld als sneeuw voor de zon. Zij investeert liever in een koopwoning. Daarom is de moeder genoodzaakt om buiten [woonplaats] een woning te vinden. De moeder wil graag gaan samenwonen met haar partner en zij krijgt bij een verhuizing naar [plaats] de mogelijkheid om te investeren in de koopwoning van haar partner. De moeder acht het in het belang van de kinderen dat de verhuizing geen grote veranderingen met zich brengt. De kinderen zullen naar dezelfde scholen blijven gaan waarbij de reistijd niet veel toeneemt. Ook zal de zorgregeling met de vader hetzelfde blijven. De moeder en haar partner kunnen zich flexibel opstellen en ervoor zorgen dat de kinderen worden gebracht en gehaald wanneer dit nodig is.
Standpunt van de vader
4.7.
De vader stelt dat er geen objectieve (dringende) dan wel financiële huisvestingsnoodzaak voor de moeder bestaat om naar [plaats] te verhuizen. Er is niet gesteld of gebleken dat het voor de moeder niet mogelijk is/was om in haar huidige woning te blijven dan wel in [woonplaats] (of de directe omgeving) een woning te vinden. De vader neemt aan dat de moeder graag wil samenwonen met haar nieuwe partner, hetgeen echter niet leidt tot een noodzaak om te verhuizen met de kinderen. Voor de vader is niet duidelijk hoe de moeder het vervoer van de kinderen van en naar [woonplaats] realistisch en praktisch voor zich ziet, nog los van de extra kosten. Dit klemt temeer nu de moeder meent dat de reistijd niet veel zal veranderen, hetgeen onjuist is volgens de vader.
Evenmin is voor de vader duidelijk hoe de moeder wil omgaan met het behoudt van het sociale centrum van de kinderen in [woonplaats] nu hun activiteiten daar plaatsvinden. Volgens de vader leidt een verhuizing naar [plaats] ertoe dat de kinderen, die in [woonplaats] zijn geworteld,in twee verschillende werelden opgroeien, hetgeen hij onwenselijk acht. De dagelijkse routine die zij nu gewend zijn en waarbij zij al hun activiteiten in [woonplaats] per fiets kunnen bereiken, zal worden doorbroken en dat is niet in hun belang. De vader vreest dat een verhuizing naar [plaats] de communicatie tussen de ouders onder druk zal zetten, met als gevolg dat de kinderen met spanningen worden geconfronteerd. Ook zal de verhuizing grote gevolgen hebben voor het contact tussen de kinderen met de ouders in hun vertrouwde omgeving. Spontane doordeweekse contacten kunnen door de verhuizing niet meer plaatsvinden. Door de reisafstand worden de kinderen (deels) afhankelijk van het vervoer van de moeder. Een verhuizing naar [plaats] zal onherroepelijke gevolgen hebben voor de continuïteit van de zorg. De frequentie, duur en invulling van het contact tussen de kinderen en de ouders zal veranderen, hetgeen de vader wil voorkomen. Geconcludeerd dient te worden dat een verhuizing naar [plaats] dusdanig grote impact heeft op de kinderen dat de vader zijn toestemming niet kan geven. De moeder heeft de verhuizing onvoldoende doordacht en voorbereid. Niet gesteld noch gebleken is dat dit in het belang van de kinderen is dan wel er sprake is van andere belangen die zwaarder dienen te wegen. Omdat de vader meent dat het in belang van de kinderen en partijen is dat er duidelijkheid bestaat over de wijze waarop partijen de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zullen blijven inrichten en uitvoeren, heeft de vader zelfstandige verzoeken gedaan zoals hierboven omschreven onder a. tot en met c.
Standpunt van de kinderen
4.8.
[minderjarige 1] heeft aangegeven dat zij in het begin tegen de verhuizing was maar dat zij inmiddels van gedachten is veranderd. [minderjarige 1] ziet de verhuizing als de beste optie, zodat zij erachter staat. Wel met de kanttekening dat de moeder haar beloftes moet nakomen en dat er – naast de verhuizing – niets verandert. Ook niet voor haar vader.
4.9.
[minderjarige 2] heeft aangegeven dat hij liever op [stadswijk] blijft wonen. In [plaats] verwachtte [minderjarige 2] dat het druk wordt omdat de vriend van zijn moeder ook twee kinderen heeft en ze dan met zes personen in huis zijn, maar in de praktijk valt dat wel mee omdat ze niet altijd samen zijn. [minderjarige 2] zijn hobby’s zijn hockey en afspreken met vrienden maar door de verhuizing naar [plaats] kan [minderjarige 2] doordeweeks niet meer met vrienden afspreken. Dat vindt hij jammer, hij heeft veel vrienden op [stadswijk] van zijn oude basisschool. Naar hockey zal hij worden gebracht door zijn moeder dus dat verandert niet. De reistijd voor [minderjarige 2] is vanuit [plaats] ook langer en daar zit hij niet echt op te wachten, ondanks dat hij het geen ramp vindt. [minderjarige 2] geeft aan dat de situatie is wat het is en zo erg is het ook weer niet. [plaats] vindt [minderjarige 2] ook wel leuk.
Inhoudelijke beoordeling
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat, nu in deze beschikking als beslissing zal worden bepaald dat ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over [minderjarige 2] en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, de ouders het gezamenlijk gezag hebben over de kinderen. Dit brengt mee dat -zoals ook in het ouderschapsplan is verwoord- de instemming van de vader nodig is als de moeder de woonplaats van de kinderen wenst te wijzigen. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil op grond van artikel 1:253a BW worden voorgelegd aan de rechter, die vervangende toestemming kan geven. De rechtbank dient bij de beoordeling van het onderhavige geschil de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen.
4.11.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van de kinderen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van de belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank dient bij haar beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen. De volgende factoren kunnen een rol spelen:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate van voorbereiding van de verhuizing;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de mate waarin de kinderen geworteld is in zijn omgeving;
  • de (extra) kosten van het contact na de verhuizing.
Bovenstaande opsomming is niet bedoeld als bepaling van criteria waaraan elk afzonderlijk moet worden voldaan, maar bij de beoordeling moet een belangenafweging gemaakt worden met inachtneming van genoemde omstandigheden, voor zover die omstandigheden aan de orde zijn
4.12.
Het is de rechtbank gebleken dat de ouders de zorg voor de kinderen in de afgelopen jaren na hun uiteengaan gelijkelijk en in goed overleg hebben verdeeld. De ouders hebben in december 2018een ouderschapsplan ondertekend waarin zij duidelijke afspraken hebben neergelegd over de wijze waarop zij uitvoering zouden geven aan de zorg- en opvoedingstaken van hun kinderen. De ouders zijn na hun uiteengaan relatief dicht bij elkaar gaan wonen waardoor de co-ouderschaps-regeling gemakkelijk en goed verloopt. De ouders hebben bewust de keuze gemaakt voor de kinderen om op te groeien in en rondom [woonplaats] . Het sociale leven van de kinderen – hun vriendjes, school, sport, et cetera – speelt zich af dan ook hier af. Allen zijn aan de huidige situatie gewend.
4.13.
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de woning op [stadswijk] , waar de moeder met de kinderen woonde, is verkocht. Hierdoor is de moeder genoodzaakt een nieuwe woning te zoeken. De moeder heeft de mogelijkheid bij haar partner in [plaats] te gaan wonen met de kinderen. De moeder heeft haar wens bespreekbaar gemaakt met de vader, echter hij gaf geen toestemming. Ondanks dat de toestemming van de vader ontbrak, heeft de moeder haar plannen wel met de kinderen gedeeld en voorbereidingen voor de verhuizing getroffen. De rechtbank merkt op dat deze handelwijze van de moeder niet in een juiste volgorde heeft plaatsgevonden en dat zij de vader daarmee voor het blok heeft gezet.
4.14.
Het voorgaande laat onverlet dat de moeder in beginsel het recht heeft om in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten door middel van een verhuizing met de kinderen. Het recht van de moeder wordt echter begrensd door de belangen van de kinderen en het belang van de vader om zorg te dragen voor de kinderen op een gelijke wijze als hij momenteel doet. Dit brengt met zich dat de rechtbank dient te beoordelen of het belang van de kinderen zich tegen een verhuizing naar [plaats] verzet en een afweging dient te maken van de belangen van de ouders en de kinderen.
4.15.
Gelet op de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de rechtbank niet overtuigd van een (financiële) noodzaak voor de moeder om te verhuizen naar [plaats] . De moeder heeft niet aangetoond dat er geen sprake is van een alternatief voor een (huur)woning – al dan niet met haar partner – dichterbij [stadswijk] dan wel in de omgeving van [woonplaats] . Dat de moeder de voorkeur heeft bij haar partner in [plaats] inwoning te nemen en in zijn woning te investeren om zo vermogen op te bouwen, begrijpt de rechtbank, maar dat maakt een verhuizing naar [plaats] nog niet (financieel) noodzakelijk.
4.16.
De rechtbank dient naast de noodzaak tot verhuizing ook rekening te houden met de gevolgen die een verhuizing van de minderjarigen voor de vader en de minderjarigen zelf met zich brengen. In dat kader stelt de rechtbank vast dat de moeder heeft aangegeven bij een verhuizing naar [plaats] de co-ouderschapsregeling te willen continueren. Gezien de afstand [plaats] - [woonplaats] is dat een reële wens. Weliswaar zullen spontane bezoeken van de kinderen aan de andere ouder lastiger worden maar niet gebleken is dat nu van dergelijke bezoeken veelvuldig sprake is. Dat zal er wellicht ook mee te maken hebben dat partijen weliswaar beiden in [woonplaats] wonen maar in verschillende buurten die een flink eind van elkaar zijn verwijderd. In het contact tussen de vader en de minderjarigen zal aldus niets veranderen. De kinderen zullen verder naar hun huidige school blijven gaan, zij blijven op dezelfde sportclub en behouden, in ieder geval deels, hun sociale leven in en rondom [woonplaats] . De moeder heeft de sterke wens dat er door de verhuizing zo min mogelijk veranderingen voor de kinderen plaatsvinden en de kinderen delen deze wens. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de moeder zich hiervoor zal inspannen in het belang van de kinderen en haar eventuele beloftes op dit punt aan de kinderen nakomt. Daar komt bij dat de ouders reeds jaren goed in staat zijn om met elkaar op constructieve wijze te communiceren en te overleggen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dit bij een verhuizing zal veranderen. De verwachting is dat deze goede communicatie eventuele negatieve gevolgen van een verhuizing naar [plaats] voor de kinderen zal verkleinen. De rechtbank constateert dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hoewel zij zich bij de verhuizing hebben neergelegd, de voorkeur hebben om op [stadswijk] te blijven wonen maar schat ook in dat zij beiden goed in staat zijn om zich aan te passen aan de nieuwe situatie.
4.17.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat, hoewel de noodzaak voor de verhuizing van de moeder naar [plaats] ontbreekt, alle belangen tegen elkaar afwegend, het belang van de moeder voorrang moet krijgen boven het belang van kinderen en de vader. De gevolgen van de verhuizing zijn verhoudingsgewijs te gering om de moeder toestemming te onthouden.
4.18.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de moeder vervangende toestemming verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats] te verhuizen. Daaruit vloeit voor dat de rechtbank ook het door de vader verzochte verhuisverbod en het verzoek te verklaren voor recht dat de moeder de zorgregeling in [woonplaats] of directe omgeving moet uitvoeren zal afwijzen (de verzoeken onder a. en c.). Datzelfde geldt voor het verzoek van de vader onder b. (nakoming zorgregeling op straffe van een dwangsom) omdat niet gebleken is dat de moeder na verhuizing naar [plaats] de zorgregeling niet of onvoldoende zal nakomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over hun minderjarige kind:
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2012.
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
5.2.
draagt de griffier op aantekening van deze gezagsbeslissing te laten opnemen in het gezagsregister;
5.3.
verleent aan de moeder vervangende toestemming, welke de toestemming van de vader vervangt, voor verhuizing in de maand juli 2025 met
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats] , naar [adres 2] ;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. V. Zuiderbaan, voorzitter tevens kinderrechter, mr. J. Kloosterhuis en mr. A.E. van Montfrans, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.L. Mulder, griffier, op 20 juni 2025.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beschikking ondertekend door de oudste rechter, mr. J. Kloosterhuis.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).