ECLI:NL:RBAMS:2025:4301

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
769932 / FA RK 25.3996
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de procedure rondom het horen van de betrokkene

Op 12 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat het horen van de betrokkene op locatie geen recht is dat kan worden geëist; een telefonische hoorzitting volstaat. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1964, die lijdt aan een psychische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling was de betrokkene niet fysiek aanwezig, maar werd hij telefonisch gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door zijn stoornis, wat leidt tot verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft vervolgens een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn opgelegd, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft het verzoek van de advocaat om de zorgmachtiging te beperken tot drie maanden afgewezen, omdat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de zorgmachtiging eerder niet meer nodig zou zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter E. Dinjens, bijgestaan door griffier H.J. Binken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 769932 / FA RK 25.3996
kenmerk: ZM/IND/166176
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 12 juni 2025van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. B.J. de Groot te Haarlem.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 26 mei 2025.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 juni 2025, in het gebouw van de rechtbank.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene (telefonisch)
- advocaat van betrokkene, mr. B.J. de Groot
- psychiater, de heer W. van Loosbroek
- verpleegkundige, mevrouw [naam 1]
- woonbegeleider, mevrouw [naam 2] .
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht, is hij niet ter zitting verschenen.
Betrokkene was tijdens de mondelinge behandeling niet aanwezig. De advocaat van betrokkene heeft medegedeeld dat zij geen contact heeft gehad met betrokkene en dat zij niet weet of betrokkene op de hoogte is van de mondelinge behandeling. Betrokkene heeft geen telefoon en hij heeft volgens de advocaat nergens op gereageerd. De psychiater heeft medegedeeld dat hij betrokkene een dag voor de mondelinge behandeling heeft gesproken en dat hij betrokkene op de hoogte heeft gesteld van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling in het gebouw van de rechtbank. Betrokkene gaf volgens de psychiater niet aan of hij wel of niet naar de mondelinge behandeling zou komen. Betrokkene gaf volgens de psychiater ook niet aan of hij wel of niet gehoord wilde worden. De advocaat heeft verzocht om de mondelinge behandeling aan te houden tot een nader te bepalen datum op de woonlocatie van betrokkene. De woonbegeleider heeft vervolgens gebeld met de woonlocatie van betrokkene. Betrokkene bleek op dat moment aanwezig te zijn op de woonlocatie en hij is aan de telefoon gekomen. De rechter heeft met hem gesproken, waarbij de telefoon op ’speaker’ stond. Betrokkene gaf aan dat hij het totaal niet eens is met de gestelde diagnose en dat hij geen antipsychotica nodig heeft. Betrokkene gaf tevens aan dat hij geen drugs gebruikt en dat een zorgmachtiging naar zijn mening niet nodig is. Betrokkene gaf verder aan dat hij geen vervoer heeft en dat hij daarom niet naar het gebouw van de rechtbank is gegaan voor de mondelinge behandeling. Volgens betrokkene dient de rechter naar zijn woonlocatie te komen om het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging face to face met hem te bespreken. De advocaat is vervolgens door de rechter in de gelegenheid gesteld om buiten de zittingszaal telefonisch overleg te voeren met betrokkene. De advocaat heeft na dit overleg aan de rechter kenbaar gemaakt dat zij primair persisteert bij het verzoek om aanhouding van de mondelinge behandeling, omdat betrokkene het pertinent niet eens is met een zorgmachtiging en hij dit face to face wil bespreken met de rechter op zijn woonlocatie. De rechter heeft vervolgens besloten dat de mondelinge behandeling niet zal worden aangehouden. De rechter heeft hierbij overwogen dat betrokkene op de hoogte was van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling in het gebouw van de rechtbank en dat hij zijn mening ten aanzien van het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging tijdens de mondelinge behandeling voldoende en duidelijk heeft gegeven via de telefoon. De rechter kan in bepaalde omstandigheden besluiten om een mondelinge behandeling in het kader van een zorgmachtiging te laten plaatsvinden op een woonadres of een woonlocatie van een betrokkene, maar dit is naar het oordeel van de rechter geen recht dat door een betrokkene kan worden geëist. Bij de beslissing om niet tot aanhouding van de mondelinge behandeling over te gaan heeft de rechtbank meegewogen dat de woonbegeleider heeft medegedeeld dat betrokkene het niet zal trekken als politie-assistentie aanwezig zal zijn tijdens een mondelinge behandeling op zijn woonlocatie. Daarnaast is betrokkene volgens de begeleider soms lange tijd niet aanwezig op de woonlocatie, terwijl dit niet van tevoren bekend is.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken.
2.2.
Deze stoornis leidt, anders dan de advocaat subsidiair heeft betoogd, tot ernstig nadeel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de psychiater heeft medegedeeld dat betrokkene de laatste tijd steeds verder afglijdt. Betrokkene gebruikt volgens de psychiater dagelijks crack en hij is regelmatig meerdere dagen achter elkaar niet aanwezig geweest in zijn woonlocatie. Betrokkene zwerft dan op straat en hij loopt steeds meer boetes op. Betrokkene gaat hierdoor maatschappelijk teloor en hij verwaarloost zichzelf ernstig. Betrokkene weigert daarnaast stelselmatig medicatie en psychische zorg. De woonbegeleiders in zijn woonlocatie hebben aangeven dat de grens inmiddels bereikt is. Het is daarom volgens de psychiater de bedoeling om betrokkene op te nemen in een accommodatie en hem in te stellen op depotmedicatie. Het ernstig nadeel is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk:
  • toedienen van medicatie (6 maanden);
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening (6 maanden);
  • beperken van de bewegingsvrijheid (6 maanden, maximaal 3 maanden per keer);
  • insluiten (6 maanden, maximaal 2 weken per keer);
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene (6 maanden, maximaal 2 weken per keer);
  • onderzoek aan kleding of lichaam (6 maanden, maximaal 3 maanden per keer);
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen (6 maanden, maximaal 3 maanden per keer);
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen (6 maanden, maximaal 3 maanden per keer);
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen (6 maanden);
  • opnemen in een accommodatie (6 maanden, maximaal 3 maanden per keer).
De rechtbank zal de verplichte zorg in de vorm van beperken van het recht op ontvangen van bezoek niet toewijzen, omdat dit volgens de psychiater niet nodig is.
De advocaat heeft verzocht om de verplichte zorg in de vorm van insluiten en uitoefenen van toezicht op betrokkene toe te wijzen voor maximaal 1 week per keer. De rechtbank gaat hier niet in mee, omdat de psychiater heeft medegedeeld dat maximaal 2 weken per keer nodig is.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De advocaat heeft meer subsidiair verzocht om de duur van de zorgmachtiging te beperken tot 3 maanden en het resterende gedeelte van de zorgmachtiging aan te houden. De rechtbank gaat hier niet in mee, omdat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat een zorgmachtiging binnen de verzochte periode van 6 maanden niet meer nodig zal zijn. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend voor de duur van 6 maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op
[geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , inhoudende dat gedurende de looptijd van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.4. genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 12 december 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 12 juni 2025 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door
mr. E. Dinjens, rechter, bijgestaan door H.J. Binken als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.