Op 12 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat het horen van de betrokkene op locatie geen recht is dat kan worden geëist; een telefonische hoorzitting volstaat. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1964, die lijdt aan een psychische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling was de betrokkene niet fysiek aanwezig, maar werd hij telefonisch gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door zijn stoornis, wat leidt tot verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft vervolgens een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn opgelegd, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft het verzoek van de advocaat om de zorgmachtiging te beperken tot drie maanden afgewezen, omdat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de zorgmachtiging eerder niet meer nodig zou zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter E. Dinjens, bijgestaan door griffier H.J. Binken.