ECLI:NL:RBAMS:2025:4365

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
C/13/767584 / KG ZA 25-265
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op het verspreiden van onjuiste en lasterlijke uitlatingen over het TEMPO-onderzoek en betrokken onderzoekers

In deze zaak hebben de eiseressen, Stichting Amsterdam UMC en Stichting Radboud Universitair Medisch Centrum, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een besloten vennootschap en een vereniging, vanwege onrechtmatige uitlatingen over het TEMPO-onderzoek. Dit onderzoek richt zich op het afbouwen van antidepressiva en wordt uitgevoerd door de eiseressen. De gedaagden hebben in het openbaar kritiek geuit op het onderzoek, waarbij zij ernstige beschuldigingen hebben geuit over de ethiek en de uitvoering ervan. De eiseressen vorderen een verbod op deze uitlatingen, omdat zij menen dat deze de goede naam van de onderzoekers en de instellingen schaden. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 mei 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gewraakte uitlatingen in sommige gevallen de grens van het betamelijke overschrijden en heeft de gedaagden verboden om deze uitlatingen te verspreiden. Tevens zijn de gedaagden verplicht om de gewraakte uitlatingen van hun websites te verwijderen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiseressen toegewezen, met uitzondering van de vorderingen tot rectificatie, die zijn afgewezen. De kosten van de procedure zijn voor de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/767584 / KG ZA 25-265 MK/MV
Vonnis in kort geding van 24 juni 2025
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING AMSTERDAM UMC,
gevestigd te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING RADBOUD UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Nijmegen,
eiseressen bij dagvaarding van 16 april 2025,
advocaat mr. M. Driessen te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGENBOOG APOTHEEK BAVEL B.V.,
gevestigd te Bavel,
3. de vereniging
[naam vereniging],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam.
Eiseressen zullen hierna ook Amsterdam UMC en Radboud UMC worden genoemd. Gedaagden zullen hierna ook [gedaagde] , Regenboog Apotheek en [naam vereniging] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 13 mei 2025 hebben Amsterdam UMC en Radboud UMC de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] , Regenboog Apotheek en [naam vereniging] hebben mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren – voor zover van belang – aanwezig:
prof. dr. mr. [naam 1] en mr. E. Kranendonk, beiden werkzaam bij Amsterdam UMC, dr. [naam 2] en mr. F.E.A.N. Tesser, beiden werkzaam bij Radboud UMC, met mr. Driessen en haar kantoorgenoot mr. S.F. Tiems; [naam 3] , namens [gedaagde] en Regenboog Apotheek, en [naam 4] , voorzitter van [naam vereniging] , met mr. Eijsberg. Aan de zijde van gedaagden is tevens verschenen dr. [naam 5] , verbonden aan UMC Utrecht, die als informant is gehoord.
1.3.
Op 14 mei 2025 zijn de advocaten van partijen ervan in kennis gesteld dat op 24 juni 2024 vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Prof. dr. mr. [naam 1] is als hoogleraar en psychiater in dienst bij Amsterdam UMC. Dr. [naam 2] is als psychiater-epidemioloog in dienst bij Radboud UMC. [naam 1] en [naam 2] zijn als hoofdonderzoeker en projectcoördinator verbonden aan het TEMPO-onderzoek. Dit is een landelijk onderzoek naar de vraag hoe antidepressiva kunnen worden afgebouwd (zie verder onder 2.6).
2.2.
[gedaagde] exploiteert een apothekerspraktijk en houdt zich onder meer bezig met de handel in geneesmiddelen. Enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde] is [naam 6] , apotheker. [gedaagde] is houder van het (beeld)merk TAPERINGSTRIP.
2.3.
[gedaagde] is tevens een financiële holding en enig aandeelhouder en bestuurder van Regenboog Apotheek. Regenboog Apotheek exploiteert samen met andere Regenboog Apotheken de website [internetsite 1] en zij verspreidt samen met de andere Regenboog Apotheken nieuwsbrieven naar onder meer artsen.
2.4.
Regenboog Apotheek biedt zogenoemde Taperingstrips aan ten behoeve van patiënten die antidepressiva willen afbouwen (zie verder onder 2.7). Een onderzoek naar Taperingstrips is uitgevoerd onder de vlag van UMC Utrecht door onder meer dr. [naam 5] .
2.5.
[naam vereniging] is een vereniging die de belangen behartigt van patiënten die op een verantwoorde wijze de dosering van hun medicatie willen verlagen. Zij beschikt over een Facebook-account en is houder van de websites [internetsite 2] en [internetsite 3] . [naam vereniging] stimuleert het gebruik van Taperingstrips en zet zich in voor vergoeding daarvan door de zorgverzekeraars.
2.6. Het TEMPO-onderzoek (aangekondigd eind 2020) is opgezet bij gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing voor de manier van afbouwen van antidepressiva. Er wordt onderzocht hoe antidepressiva kunnen worden afgebouwd en wat hiervan de invloed is op het langere termijnbeloop van de depressie. Ook wordt gekeken of patiënten na het afbouwen opnieuw depressieve klachten krijgen. Het TEMPO-onderzoek wordt gerandomiseerd en dubbelblind uitgevoerd. Deelnemers worden door loting verdeeld in twee groepen. De groepen bouwen elk in een ander tempo af en in andere stappen. Pas achteraf wordt bij de deelnemer en de onderzoekers bekend welk afbouwschema de deelnemer heeft gevolgd. Het TEMPO-onderzoek levert naar verwachting informatie en bewijs op waarmee behandelaren de manier van afbouwen van de betreffende antidepressiva kunnen verbeteren. Deelnemers aan het TEMPO-onderzoek ontvangen de zogenoemde Proefpersoneninformatie.
2.7.
Gedaagden zijn voor de afbouw van antidepressiva voorstander van het gebruik van Taperingstrips. Een Taperingstrip bestaat uit een rol met 28 dagdoseringen waarbij de patiënt elke dag minder medicatie inneemt, zodat het gebruik in enkele weken wordt afgebouwd. Op de website [internetsite 4] staat onder meer dat de Taperingstrips een wetenschappelijk bewezen manier zijn om medicatie af te bouwen zonder (of met geminimaliseerde) onttrekkingsverschijnselen. Regenboog Apotheek is de enige apotheek die Taperingstrips verstrekt. Zij geeft advies over en maakt reclame voor Taperingstrips. Taperingstrips worden (vooralsnog in afwachting van de uitkomst van het TEMPO-onderzoek) niet vergoed door de zorgverzekeraars.
2.8.
Vanaf 2020 heeft [naam vereniging] zich (in het openbaar) en in (open) brieven aan verschillende instanties uitgelaten over het TEMPO-onderzoek. De eerste uitlating waarvan in de dagvaarding melding wordt gemaakt is een bericht op de website van [naam vereniging] van [datum 3] 2020. Daarin staat onder meer dat anderhalf miljoen euro voor een overbodige en onethische studie naar afbouw van antidepressiva weggegooid geld is, dat het TEMPO-onderzoek overbodig, onzinnig en onethisch is en dat artsen die hun patiënten laten deelnemen aan het onderzoek tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
2.9.
In een open brief van [datum 4] 2022 van [naam vereniging] aan ZonMW (de subsidieverlener van het TEMPO-onderzoek) staat over het TEMPO-onderzoek onder meer dat de studie ethisch-methodologisch niet uitvoerbaar is en dat de onderzoekers cruciale informatie waaruit blijkt dat deelnemers risico lopen niet hebben beschreven in hun aanvraag. Ook wordt hierin het TEMPO-onderzoek in verband gebracht met een eerdere suïcide, die heeft plaatsgevonden in 2018, in het kader van een ander onderzoek.
2.10.
Ook Regenboog Apotheek heeft zich in het openbaar (onder meer in nieuwsbrieven) op negatieve wijze uitgelaten over het TEMPO-onderzoek. Zo is in haar nieuwsbrief van [datum 1] 2024 opgenomen dat het TEMPO-onderzoek een drogreden is om patiënten een rechtmatige vergoeding voor de Taperingstrips te ontzeggen. In de nieuwsbrief van [datum 2] 2024 is [naam 1] beschuldigd van valsheid in geschrifte.
2.11.
Bij brief van 9 oktober 2024 heeft Amsterdam UMC [naam 6] /Regenboog Apotheek gesommeerd het verspreiden van onwaarheden en negatieve suggesties waarmee het TEMPO-onderzoek en [naam 1] in een kwaad daglicht worden gesteld, te staken. Daarbij is gesommeerd een rectificatie te sturen naar alle ontvangers van de nieuwsbrieven van [datum 1] 2024 en [datum 2] 2024.
2.12.
Bij mail van 11 oktober 2024 heeft Regenboog Apotheek, namens [naam 6] en patiënten, gereageerd op de brief van 9 oktober 2024. Uit die reactie volgt dat Regenboog Apotheek niet aan de sommaties zal voldoen.
2.13.
Bij brieven van 28 maart 2025 heeft de advocaat van Amsterdam UMC en Radboud UMC Regenboog Apotheek en [naam vereniging] onder meer gesommeerd onrechtmatige uitlatingen te staken en een rectificatietekst te plaatsen. Aan deze sommatie is niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Amsterdam UMC en Radboud UMC vorderen – kort gezegd – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden elk afzonderlijk te verbieden berichten te verspreiden over het TEMPO-onderzoek en/of over [naam 1] en/of over [naam 2] die onjuist, althans misleidend, onrechtmatig of overigens smadelijk en/of lasterlijk zijn, waaronder in ieder geval de uitlatingen die zijn opgenomen in paragraaf 46 van de dagvaarding en alle overige uitingen met een vergelijkbare strekking, althans onjuiste en/of ongefundeerde uitlatingen waarmee het TEMPO-onderzoek en/of [naam 1] en/of [naam 2] in een kwaad daglicht worden gesteld;
2. gedaagden elk afzonderlijk te gebieden alle online en offline publicaties met daarin de onder 1. bedoelde uitlatingen definitief te verwijderen van hun websites dan wel te vernietigen;
3. gedaagden elk afzonderlijk te gebieden de door of namens hen op sociale media geplaatste berichten waarin wordt verwezen naar de publicaties bedoeld
onder 2., inclusief de daarbij geplaatste reacties, definitief te verwijderen;
4. [naam vereniging] te bevelen op haar websites een rectificatie te plaatsen waarvan de tekst is opgenomen in het petitum van de dagvaarding, welke tekst erop neerkomt dat publicaties over het TEMPO-onderzoek en/of over [naam 1] en/of over [naam 2] onjuist, ongefundeerd, misleidend, suggestief, negatief en veelal denigrerend en diskwalificerend zijn;
5. Regenboog Apotheek te bevelen op haar website eenzelfde rectificatie te plaatsen;
6. Regenboog Apotheek te bevelen de geadresseerden van haar nieuwsbrief eenzelfde rectificatie te sturen;
het onder 1 t/m 6 gevorderde op verbeurte van een dwangsom van € 50.000 voor ieder niet nagekomen bevel, alsmede € 10.000 voor iedere dag dat die niet-nakoming voortduurt;
7. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Amsterdam UMC en Radboud UMC stellen hiertoe – samengevat weergegeven – dat de gewraakte uitlatingen onrechtmatig zijn. Verwezen wordt naar de in paragraaf 46 van de dagvaarding opgenomen uitlatingen waarin onder meer staat:
A. er wordt bewust schade toegebracht aan patiënten/deelnemers aan het
TEMPO-onderzoek;
B. het TEMPO-onderzoek is onethisch;
C. het TEMPO-onderzoek is overbodig;
D. het TEMPO-onderzoek mislukt bij voorbaat;
E. deelnemers aan het TEMPO-onderzoek moeten '
cold turkey' stoppen
met hun medicatie;
F. patiënten/deelnemers aan het TEMPO-onderzoek worden niet (volledig
en/of goed) geïnformeerd;
G. er is bij het TEMPO-onderzoek sprake van vermijdbare en onnodige risico's, zoals ernstige onttrekkingsverschijnselen;
H. het TEMPO-onderzoek wordt in verband gebracht met (een gerucht over)
een eerdere suïcide;
I. deelnemers lopen het risico op suïcide bij deelname aan het TEMPO-
onderzoek;
J. de hoofdonderzoekers, [naam 1] en [naam 2] , brengen deelnemers onnodig
in gevaar;
K. voor eigen gewin;
L. er is sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen;
M. het aantal benodigde patiënten voor het TEMPO-onderzoek wordt niet
gehaald;
N. vergoeding van medicatie in Taperingstrips wordt geblokkeerd door het
TEMPO-onderzoek;
O. [naam 1] pleegt valsheid in geschrifte;
P. er is sprake van schending van wetenschappelijke integriteit, enerzijds
door het TEMPO-onderzoek zelf, anderzijds door [naam 1] en [naam 2] .
3.3.
Deze uitlatingen vinden, aldus Amsterdam UMC en Radboud UMC, geen steun in de feiten en zijn bijzonder schadelijk zodat de vrijheid van meningsuiting van gedaagden dient te wijken voor de bescherming van de goede naam van Amsterdam UMC en Radboud UMC en de reputatie van [naam 1] en [naam 2] . Wie de zoekterm ‘ [zoekterm] ’ invoert in de Google-zoekmachine krijgt als derde resultaat de website van [naam vereniging] met de tekst “
[...]” Van belang is verder dat het gedaagden er vooral om te doen is om het TEMPO-onderzoek in een kwaad daglicht te stellen ten gunste van (het vergoed krijgen en daarmee de verkoop van) Taperingstrips. Dit kan tevens worden gekwalificeerd als een oneerlijke en misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193a e.v. BW en als misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 BW.
3.4.
Gedaagden hebben – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. Het TEMPO-onderzoek is hun ogen overbodig, onethisch en dus is sprake van weggegooid geld. Aan patiënten wordt belangrijke informatie niet verstrekt, namelijk informatie over een suïcide in een eerder onderzoek uit 2018, waarin de medicijnen aan de hand van een (te snel) schema, zoals ook in het TEMPO-onderzoek, werden afgebouwd. Van die suïcide konden de onderzoekers niet uitsluiten dat die kwam door deelname aan dat eerdere onderzoek. In het TEMPO-onderzoek is ook sprake van een deelnemer die er gezond in ging maar er acuut zwaar depressief en zeer suïcidaal weer uit kwam (en in een kliniek moest worden opgenomen). Dit had op zijn minst een reden moeten zijn om het onderzoek stil te leggen. In het TEMPO-onderzoek is sprake van te snel,
cold turkey, afbouwen. De vrijheid van meningsuiting van gedaagden om een en ander aan de kaak te stellen, weegt zwaarder dan de belangen van Amsterdam UMC en Radboud UMC, aldus gedaagden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
Gedaagden hebben bestreden dat Amsterdam UMC en Radboud UMC een spoedeisend belang hebben bij toewijzing van hun vorderingen. Gedaagden hebben hiertoe onder meer aangevoerd dat de eerste (gewraakte) uitlating dateert van [datum 3] 2020 en dat Amsterdam UMC en Radboud UMC dus alle gelegenheid hebben gehad een bodemprocedure te voeren. Bovendien heeft Regenboog Apotheek na de sommatie van 9 oktober 2024 (zie 2.11) niets meer over het TEMPO-onderzoek gepubliceerd en hebben Amsterdam UMC en Radboud UMC na de reactie van 11 oktober 2024 op deze sommatie (zie 2.12) weer maandenlang niets van zich laten horen. De sommatie van 28 maart 2025 (die inhoudelijk sterk overeenkomt met de sommatie van 9 oktober 2024) lijkt vooral bedoeld om een spoedeisend belang te creëren, aldus gedaagden.
4.2.
Eiseressen zijn van mening dat zij wel een spoedeisend belang hebben. Volgens hen is sprake van een “jarenlange lastercampagne” waaraan een eind moet komen. Onderdeel van die campagne is een recent door onder meer Regenboog Apotheek en [naam vereniging] ingediend verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek richtte zich onder meer tegen Amsterdam UMC, [naam 1] , [naam 2] en ZonMW. Volgens het verzoekschrift zou het starten en voortzetten van het TEMPO-onderzoek onrechtmatig zijn jegens Regenboog Apotheek en [naam vereniging] , dit alles aldus eiseressen.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben Amsterdam UMC en Radboud UMC een spoedeisend belang om hun vorderingen in kort geding in te stellen. Het onder 4.2 genoemde verzoekschrift vormde (kennelijk) de spreekwoordelijke druppel. Bovendien loopt het TEMPO-onderzoek op dit moment nog en hebben Amsterdam UMC en Radboud UMC ook om die reden een spoedeisend belang om een halt toe te roepen aan negatieve publiciteit over dit onderzoek.
rol van [gedaagde]4.4. Gedaagden hebben aangevoerd dat [gedaagde] ten onrechte in dit kort geding is betrokken omdat geen enkele gewraakte publicatie van haar hand is. Gedaagden worden hierin niet gevolgd. Amsterdam UMC en Radboud UMC hebben er terecht op gewezen dat de nieuwsbrieven van Regenboog Apotheek mede afkomstig zijn van [gedaagde] . Bij wijze van voorbeeld hebben zij gewezen op de nieuwsbrief van [datum 2] 2024 (productie 50) waarin is vermeld:

U ontvangt deze email omdat u een relatie bent van Regenboog Apotheek / [gedaagde] en wij u graag op de hoogte houden van relevant nieuws dat belangrijk kan zijn voor u of uw patiënten. (…) © Regenboog Apotheek / [gedaagde]
rol van [naam 1] en [naam 2]
4.5.
Dat [naam 1] en [naam 2] geen partij zijn in dit kort geding maakt niet dat met hun reputatie en persoonlijke levenssfeer geen rekening wordt gehouden. [naam 1] en [naam 2] zijn in dienst van respectievelijk Amsterdam UMC en Radboud UMC.
Als werkgever kunnen Amsterdam UMC en Radboud UMC opkomen voor de belangen van hun werknemers. Bovendien hebben [naam 1] en [naam 2] een procesvolmacht verstrekt waarmee Amsterdam UMC en Radboud UMC voor hen kunnen optreden.
beoordelingskader gewraakte uitlatingen4.6. Toewijzing van de vorderingen van Amsterdam UMC en Radboud UMC houdt een beperking in van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van gedaagden op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien de gewraakte uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van gedaagden is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over onderwerpen van publiek belang. Het belang van Amsterdam UMC en Radboud UMC – en daarbij dat van [naam 1] en [naam 2] – is er met name in gelegen dat zij niet lichtvaardig worden blootgesteld aan verdachtmakingen en dat hun privacy niet onnodig wordt geschonden. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.
in dit geval
4.7.
Niet weersproken is dat het TEMPO-onderzoek dat wordt uitgevoerd onder de vlag van Amsterdam UMC en Radboud UMC een wetenschappelijk onderzoek is dat conform artikel 2 WMO [1] is goedgekeurd door de METC [2] van het Amsterdam UMC. De METC heeft de risicoclassificatie ‘matig’ gegeven. ZonMW heeft subsidie verleend voor het TEMPO-onderzoek en het onderzoek wordt gesteund door een aantal instanties op het gebied van de (geestelijke) gezondheidszorg.
4.8.
Gedaagden zijn voorstander van een andere methode van afbouwen van antidepressiva, te weten door middel van Taperingstrips. Deze methode is ontwikkeld onder de vlag van Utrecht UMC.
4.9.
Het is niet aan de voorzieningenrechter om te treden in de (wetenschappelijke) discussie over de beste wijze van afbouwen van antidepressiva. Waar wel een taak is weggelegd voor de voorzieningenrechter is het bepalen of gedaagden met een of meerdere uitlatingen de grens overschrijden van het betamelijke (zoals omschreven in 4.6). Daarbij geldt dat het gedaagden is toegestaan kritiek, waaronder felle kritiek, te uiten op het TEMPO-onderzoek, ook indien dit onderzoek voldoet aan alle eisen die hieraan redelijkerwijs kunnen worden gesteld. Een wetenschappelijk debat over de wijze van afbouwen van antidepressiva moet gevoerd kunnen worden en dat mag ook stevig. Deelnemers aan een dergelijk debat komt een ruime vrijheid van meningsuiting toe. Vrijheid van meningsuiting is niet alleen van toepassing op informatie of ideeën die gunstig worden ontvangen of als onschuldig of onverschillig worden beschouwd, maar ook op informatie of ideeën die kunnen shockeren, kwetsen of verontrusten (
shock, offend or disturb). Waar het gaat om waardeoordelen (en niet om feiten) geldt in het bijzonder een ruime vrijheid van meningsuiting.
4.10.
Alvorens tot de verdere beoordeling over te gaan merkt de voorzieningenrechter op dat het hier gaat om een kort geding, een procedure die zich niet leent om het grote aantal (gewraakte) uitlatingen (eiseressen hebben in totaal ongeveer 60 verschillende uitlatingen in het geding gebracht) ten gronde en tot in detail te beoordelen.
4.11.
In dit geval worden met name de volgende omstandigheden relevant geacht:
(1) de aard en de inkleding van de gewraakte uitlating;
(2) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van het onderwerp dat gedaagden aan de kaak beogen te stellen;
(3) de mate waarin de beschuldigingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal; en
(4) de ernst van de te verwachten gevolgen voor Amsterdam UMC en Radboud UMC en [naam 1] en [naam 2] .
4.12.
Een aantal uitlatingen van gedaagden kan de toets der kritiek niet doorstaan en ten aanzien van die uitlatingen valt de onder 4.6 bedoelde belangenafweging uit in het voordeel van Amsterdam UMC en Radboud UMC. Het gaat dan specifiek om de volgende uitlatingen:
-deelnemers aan het TEMPO-onderzoek moeten '
cold turkey' stoppen
met hun medicatie;
- het TEMPO-onderzoek kan in verband worden gebracht met (een gerucht over)
een eerdere suïcide;
- deelnemers lopen het risico op suïcide bij deelname aan het TEMPO-
onderzoek;
- voor eigen gewin (van de onderzoekers);
- er is sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen;
- [naam 1] pleegt valsheid in geschrifte.
4.13.
Ten aanzien van deze uitlatingen geldt namelijk dat de aard en de inkleding daarvan bijzonder negatief en ernstig is. De in algemene bewoordingen geuite beschuldigingen van
cold turkeyafkicken en (een risico op)
suïcidezijn bijzonder ernstig en vinden bovendien geen of onvoldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal. De beschuldiging van ‘
cold turkey’lijkt met name voort te komen uit een verschil van mening over de definitie hiervan. Maar zelfs als zou worden aangenomen dat de laatste stap (met de laagste dosering) naar nul binnen het onderzoek, zoals gedaagden stellen, als ‘
cold turkey’kwalificeert, is dat onvoldoende om de algemene beschuldigingen te uiten zoals gedaagden hebben gedaan (zie bijvoorbeeld het bericht op de website van [naam vereniging] , productie 38 bij dagvaarding:
Veel van die risico's vallen in de categorie ‘op je vingers na te tellen’; wie heeft er zin in cold turkey-stoppen van venlafaxine?). De beschuldiging van suïcide houdt verband met het zogenoemde Scholten-onderzoek uit 2018. Hierover staat in een verklaring van [naam 5] van UMC Utrecht (die hij op de zitting van dit kort geding heeft herhaald en toegelicht) dat een oorzakelijk verband tussen deze suïcide en een te snelle medicatie afbouw niet kon worden uitgesloten. Dat een oorzakelijk verband niet kan worden uitgesloten is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om een oorzakelijk verband aannemelijk te achten. Dat deelnemers aan het huidige TEMPO-onderzoek risico lopen op suïcide is niet meer dan een gerucht, zie ook de uitlatingen van [naam vereniging] (bijvoorbeeld de brief van [naam vereniging] van 31 mei 2024 aan METC, productie 6 van gedaagden, waarin is opgenomen: “
Een gerucht heeft mij bereikt dat een deelnemer aan het TEMPO-onderzoek suïcidaal is geworden.”). Alleen een gerucht is niet voldoende om te kunnen spreken over een ‘risico’ zoals gedaagden hebben gedaan. De beschuldiging van
eigen gewinis ernstig en is er enkel op gebaseerd dat de onderzoekers na een (positieve) uitkomst van het TEMPO-onderzoek mogelijk betaalde lezingen kunnen geven. Die onderbouwing volstaat niet. Ook de beschuldiging van
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelenkan voor de onderzoekers in dit geval als bijzonder ernstig worden gekwalificeerd, terwijl die enkel is onderbouwd met de (algemene) stelling dat wanneer je als behandelaar een patiënt aan een onverantwoorde behandeling onderwerpt je tuchtrechtelijk kwetsbaar en aansprakelijk bent. Die onderbouwing volstaat evenmin. Ten slotte is de beschuldiging van
valsheid in geschrifteeen (ernstige) strafrechtelijke beschuldiging, die gedaagden enkel hebben onderbouwd met de stelling dat [naam 1] bepaalde belangen heeft bij de uitkomst van het TEMPO-onderzoek en daarom zijn ‘Belangenverklaring’ (waaruit volgt dat hij geen belang heeft bij een bepaalde uitkomst van het onderzoek) gekunsteld is. Dat is onvoldoende om [naam 1] publiekelijk te beschuldigen op de wijze zoals gedaagden dat hebben gedaan.
4.14.
De hiervoor besproken beschuldigingen worden niet gerechtvaardigd door de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van het onderwerp dat gedaagden aan de kaak beogen te stellen. Ook zonder deze beschuldigingen zijn zij (ruim) voldoende in staat dit onderwerp onder de aandacht te brengen van het publiek, wat zij ook gedaan hebben. Daarbij beschikken zij op zich over een grote vrijheid, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.9.
4.15.
Tot slot geldt dat de te verwachten gevolgen voor Amsterdam UMC en Radboud UMC en [naam 1] en [naam 2] in dit geval bijzonder ernstig zijn. De wetenschappelijke reputatie van de onderzoekers wordt op deze manier te grabbel gegooid en dat [naam 1] en [naam 2] hier ook daadwerkelijk last van hebben, hebben eiseressen voldoende aannemelijk gemaakt. Dat geldt ook voor de negatieve impact op het verdere verloop van het TEMPO-onderzoek, wat een onderzoek is waar meerdere (publieke) organisaties belang bij hebben.
4.16.
De conclusie is dat de vorderingen 1, 2 en 3 toewijsbaar zijn, maar dan toegespitst op de onder 4.12 genoemde uitlatingen. Op die wijze wordt tevens tegemoetgekomen aan het (terechte) bezwaar van gedaagden dat de vorderingen 1, 2 en 3 te ruim zijn geformuleerd om te kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van vordering 2 (het verwijderen/vernietigen van de gewraakte publicaties) geldt dat die vordering niet kan worden toegewezen voor zover het gaat om ‘offline’ publicaties. Van gedaagden kan niet worden gevergd dat zij papieren versies van brieven en nieuwsbrieven etc. ‘terughaalt’ bij een groot aantal personen en instanties om die vervolgens te moeten vernietigen.
4.17.
Door toewijzing van de vorderingen 1, 2 en 3 op voormelde wijze wordt voorshands voldoende aan de belangen van eiseressen tegemoet gekomen, zodat de vorderingen 4, 5 en 6 (het plaatsen van verschillende rectificaties) zullen worden afgewezen. Eiseressen kunnen ook aan de hand van dit vonnis aantonen dat bepaalde uitlatingen van gedaagden de toets der kritiek niet kunnen doorstaan.
4.18.
Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op oneerlijke en misleidende handelspraktijken en misleidende reclame is dit in de dagvaarding onvoldoende onderbouwd. Op de mondelinge behandeling van dit kort geding is dit niet verder toegelicht. Evenmin is in het petitum van de dagvaarding een specifieke vordering opgenomen die hierop betrekking heeft.
4.19.
De gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt als volgt. Na te noemen termijnen komen redelijk voor.
proceskosten
4.20.
[gedaagde] , Regenboog Apotheek en [naam vereniging] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Amsterdam UMC en Radboud UMC worden begroot op:
- dagvaarding € 367,05
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat €
1.107,00
Totaal € 2.188,05
De nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing vermeldt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] , Regenboog Apotheek en [naam vereniging] afzonderlijk met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis berichten te verspreiden over het TEMPO-onderzoek en/of [naam 1] en/of [naam 2] , voor zover die berichten de onder 4.12 genoemde uitlatingen bevatten, op straffe van een dwangsom van € 2.500 per keer per gedaagde dat dit verbod wordt overtreden, met een maximum van
€ 50.000 per gedaagde,
5.2.
gebiedt [gedaagde] , Regenboog Apotheek en [naam vereniging] afzonderlijk om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis de onder 4.12 genoemde uitlatingen definitief te verwijderen van hun websites, waaronder in elk geval [internetsite 2] en [internetsite 3] , op straffe van een dwangsom van € 2.500 per dag per gedaagde dat dit gebod niet wordt nagekomen, met een maximum van € 50.000 per gedaagde,
5.3.
gebiedt [gedaagde] , Regenboog Apotheek en [naam vereniging] afzonderlijk om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis door hen op sociale media geplaatste berichten waarin wordt verwezen naar publicaties waarin de onder 4.12 genoemde uitlatingen zijn opgenomen, inclusief de daarbij geplaatste reacties, definitief te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 2.500 per dag per gedaagde dat dit gebod niet wordt nagekomen, met een maximum van € 50.000 per gedaagde,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , Regenboog Apotheek en [naam vereniging] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Amsterdam UMC en Radboud UMC tot op heden begroot op € 2.188,05,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] , Regenboog Apotheek en [naam vereniging] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.

Voetnoten

1.Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen
2.Medisch Ethische Toetsingscommissie