Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt of verweerder op goede gronden de aanvraag van eiseres heeft afgewezen. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. In artikel 3 van het Tijdelijk besluit zijn de voorwaarden voor de eenmalige tegemoetkoming geformuleerd:
Een persoon heeft recht op een eenmalig bedrag, indien deze:
a. uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
b. voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
c. ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
d. op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond.
Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming moet aan alle genoemde voorwaarden zijn voldaan.
9. Eiseres betwist niet dat zij minder dan 20 jaar in Nederland heeft gewoond en dat zij daarmee niet voldoet aan alle in het Tijdelijk besluit gestelde (nationale) voorwaarden. Zij is het er echter niet mee eens dat de periode van wonen in België niet wordt meegeteld. Volgens eiseres leidt het niet meetellen van de Belgische periode tot indirecte discriminatie en strijd met het recht van vrij verkeer, met name het recht van vrije vestiging, zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Eiseres verwijst hierbij naar diverse arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) waarin is geoordeeld dat een nationale bepaling die onderscheid maakt op basis van het woonplaatscriterium ten nadele kan werken van onderdanen van andere lidstaten. Het besluit is daarom indirect discriminerend.
10. Het Hof heeft zich in verschillende arresten uitgelaten over de gerechtvaardigdheid van een woonplaatsvereiste in de nationale regelgeving van lidstaten. Zo betrof het arrest [naam 1]een zaak waarin de toekenning van een speciale uitkering voor burger-oorlogsslachtoffers afhankelijk was van het vereiste dat de betrokkene op de datum van indiening van de aanvraag in Nederland woonachtig was. Dit criterium komt voort uit de wens van de wetgever om de bijzondere solidariteitsplicht jegens burger-oorlogsslachtoffers te beperken tot degenen die tijdens en na de oorlog een band met het Nederlandse volk hadden en hebben. Naar het oordeel van het Hof kan deze doelstelling van solidariteit een objectieve overweging van algemeen belang zijn die een beperking van rechten van vrij verkeer rechtvaardigt omdat de beperking en het nagestreefde doel evenredig zijn. Echter was het (actuele) woonplaatscriterium in de voorliggende regelgeving geen geschikt middel om dit doel te bereiken omdat het alleen zag op de situatie ten tijde van de aanvraag; het is niet een voldoende indicatief criterium voor de mate van verbondenheid van de aanvrager met de Nederlandse samenleving en is daarom in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aldus het Hof.
11. Een vergelijkbaar oordeel heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) gegeven in uitspraken van 6 januari 2012, zaken die eveneens gingen over een eenmalige uitkering voor een specifieke groep van personen.
12. Verweerder heeft toegelicht dat de regelgever in het Tijdelijk besluit geen actuele woonplaatseis heeft opgenomen, juist om schending van het recht van vrij verkeer als bedoeld in genoemd arrest van het Hof te voorkomen. In plaats daarvan is gekozen voor een woonduurcriterium van minimaal 20 jaar in Nederland wonen. Er kunnen dus ook mensen voor het eenmalige bedrag in aanmerking komen die op 1 juli 2024 in een ander land woonden.
13. Zoals ook blijkt uit de Nota van Toelichting bij het Tijdelijk besluit, is het gebaar van erkenning bedoeld voor ouderen van Surinaamse herkomst die een langere tijd in Nederland hebben gewoond. Dit heeft de regelgever tot uitdrukking gebracht in het woonduurcriterium van minimaal 20 jaar in Nederland wonen. Inherent aan het vaststellen van een dergelijke grens is ook dat hierdoor mensen niet in aanmerking komen voor de tegemoetkoming. De rechtbank acht het stellen van het woonduurcriterium op zichzelf niet een ongeschikt middel om de wens te verwezenlijken dat de regeling geldt voor mensen van Surinaamse herkomst die langere tijd in Nederland hebben gewoond.
14. In het Tijdelijk besluit en in de zaak van eiseres gaat het niet om een - niet-gerechtvaardigde - actuele woonplaatseis maar om de totale periode van wonen in Nederland. Zoals weergegeven onder 9 vindt eiseres dat bij de beoordeling van het woonduurcriterium, haar woonperiode in België moet worden opgeteld bij haar woonperiode in Nederland.
15. De tegemoetkoming die wordt geboden in het Tijdelijk besluit is geen uitkering of prestatie die valt onder een Europese richtlijn of verordening. Gelet op de verplaatsing van het woonland Nederland naar België kan eiseres zich wel beroepen op het primaire Unierecht waaronder de in het VWEU vastgelegde rechten van vrij verkeer. Daartoe heeft eiseres verwezen naar een aantal arresten van het Hof, onder meer het hiervoor genoemde arrest [naam 1] en het arrest [naam 2] .
16. In het arrest [naam 2] heeft het Hof herhaald dat nationale maatregelen die de uitoefening van de in het VWEU gewaarborgde fundamentele vrijheden kunnen belemmeren of minder aantrekkelijk kunnen maken, aan vier voorwaarden moeten voldoen: zij moeten zonder discriminatie worden toegepast, zij moeten hun rechtvaardiging vinden in dwingende redenen van algemeen belang, zij moeten geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en zij mogen niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel. Dit oordeel betreft in elk geval de vier klassieke rechten van vrij verkeer. In de onder 11 genoemde uitspraken heeft de Raad de vaste rechtspraak van het Hof aangehaald over artikel 21 van het VWEU, waarin is bepaald dat iedere unieburger het recht heeft om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. Een beperking hiervan is slechts gerechtvaardigd indien deze is gebaseerd op objectieve overwegingen van algemeen belang die losstaan van de nationaliteit van de betrokken personen en evenredig is aan het door het nationale recht rechtmatig nagestreefde doel.
17. De rechtbank volgt eiseres niet in het standpunt dat de weigering van de tegemoetkoming in strijd is met haar recht van vrije vestiging. Eiseres heeft van dit recht in het verleden ook daadwerkelijk gebruik gemaakt toen zij naar België is verhuisd. Voor zover de weigering van de tegemoetkoming als een belemmering van vrij verkeer moet worden beschouwd is deze naar het oordeel van de rechtbank niet ongerechtvaardigd. Anders dan een wooneis op één specifiek moment, zoals aan de orde in het arrest [naam 1] , gaat het hier om een totale periode van wonen in Nederland, die ook niet aaneengesloten hoeft te zijn. Die voorwaarde is gesteld om de wens van de regelgever tot uitdrukking te brengen dat de regeling is gericht op mensen van Surinaamse herkomst die langdurig in Nederland hebben gewoond. Dat is een legitieme wens. Zoals hiervoor gezegd is het stellen van een woonduurcriterium naar het oordeel van de rechtbank een geschikt middel om die wens te verwezenlijken. In de Nota van Toelichting is daarover vermeld: “Een periode van 20 jaar is een substantiële periode, waarmee de langdurigheid van het in Nederland wonen voldoende tot uitdrukking komt. Omdat het geen aaneengesloten periode betreft vormt dit geen belemmering voor het recht om vrij te reizen en verblijven in andere EU-lidstaten. In het licht van de totale periode waarin de betrokkene in Nederland gewoond kan hebben, namelijk minimaal 49 jaar, is het vereiste van 20 jaar een redelijk vereiste, en kan gesteld worden dat personen die minder dan de vereiste 20 jaar niet in Nederland woonden, niet tot de doelgroep van de regeling behoren.” De regelgever gaat met de voorwaarde niet verder dan noodzakelijk en de voorwaarde is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Om dezelfde reden is ook geen sprake van een ongerechtvaardigde belemmering van het recht om vrij te reizen en te verblijven in een andere lidstaat.
18. De rechtbank is verder van oordeel dat het niet meetellen van de woonperiode in België geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit oplevert. Eiseres heeft in dit verband verwezen naar een aantal arresten van het Hof en heeft gesteld dat van indirecte discriminatie sprake is als een bepaalde voorwaarde moeilijker te vervullen is voor een burger uit een andere lidstaat dan voor eigen burgers. Voor zover die situatie zich in het geval van eiseres al voordoet, is het onderscheid naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd. De regelgever heeft een bewuste keuze gemaakt om het gebaar alleen toe te kennen aan personen die aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder de 20-jarentermijn. In het licht van de achtergrond en het doel van het Tijdelijk besluit, dat specifiek ziet op de relatie Nederland-Suriname, is het stellen van de eis van een voldoende mate van verbondenheid van degene die voorheen in Suriname woonde met Nederland geoorloofd. De nationaliteit van eiseres is hierbij direct noch indirect een relevante factor. Verweerder hoefde de periode van wonen in België dan ook niet te betrekken bij de vraag of eiseres aan het woonduurcriterium voldoet.
De rechtbank merkt hierbij op dat, hoewel het hier uitdrukkelijk een andere kwestie betreft dan het AOW-pensioen zelf, ook geen recht op AOW wordt opgebouwd als men in een andere lidstaat van de Europese Unie woont (en niet in Nederland werkzaam is). Voor zover eiseres tevens heeft bedoeld dat sprake is van onderscheid naar ingezetenschap, is de parallel te trekken met de vaste rechtspraak dat ingezetenschap van Nederland als grondslag voor AOW-verzekering mag worden gehanteerd.