ECLI:NL:RBAMS:2025:4431

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
13/076491-24 en 13/078781-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kennisneming van Pro Justitia rapportage in strafzaak

Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de advocaat van de benadeelde partij, mr. A. van Kernebeek, verzocht om afschrift of kennisneming van de Pro Justitia rapportage betreffende de verdachte. De rechtbank heeft het verzoek tot kennisneming gedeeltelijk toegewezen, waarbij alleen hoofdstuk 8 van het rapport toegankelijk werd gemaakt. Het verzoek om een afschrift van het rapport werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte zwaarder weegt dan het belang van de benadeelde partij. De officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, en de raadsman van de verdachte, mr. M. Heikens, hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij beiden de privacy van de verdachte benadrukten. De rechtbank concludeerde dat de benadeelde partij belang heeft bij kennisneming van de relevante delen van het rapport voor haar verwerkingsproces en het uitoefenen van haar rechten, maar dat de privacy van de verdachte niet in het geding mag komen. De beslissing is genomen door mr. I. Timmermans als voorzitter, samen met mrs. J. Thomas en D.G. Bertsch, in aanwezigheid van griffier mr. V.R. Hofstee.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/076491-24 en 13/078781-22 (
TUL)
Uitspraakdatum: 16 april 2025
Beslissing van de rechtbank op het verzoek van de advocaat van de benadeelde partij, mr. A. van Kernebeek, in de bovengenoemde strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende op het adres [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .
Raadsman: mr. M. Heikens

1.Inleiding

Op de pro-formazitting van 2 april 2025 is de stand van zaken van het onderzoek besproken. De advocaat van de benadeelde partij, mr. A. van Kernebeek, heeft op deze zitting verzocht om afschrift dan wel kennisneming van het Pro Justitia rapport betreffende verdachte. De officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, en de raadsman van verdachte, mr. M. Heikens, zijn in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren.

2.Het verzoek

De advocaat van de benadeelde partij heeft op grond van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) primair verzocht om een afschrift van de gehele Pro Justitia rapportage van het [naam instelling], zodra deze beschikbaar is.
Het handelen dat aan verdachte wordt verweten heeft nog steeds een grote impact op de benadeelde partij. Verstrekking van de rapportage zal ertoe leiden dat zij en haar ouders een beter begrip krijgen voor de achtergrond van verdachte. Het is daarnaast van essentieel belang voor haar verwerking en het krijgen van grip op de vraag waarom er een inbreuk op haar ongestoorde seksuele ontwikkeling, persoonlijke levenssfeer en haar zelfbeschikkingsrecht heeft plaatsgevonden en de achtergrond bij verdachte die daarbij al dan niet een rol heeft gespeeld (op psychologisch, psychiatrisch en milieugebied).
Verstrekking van het rapport stelt de advocaat bovendien in staat om de benadeelde partij goed op de zitting voor te bereiden zodat zij daar niet pas tijdens de zitting mee wordt overvallen. Daarbij speelt een essentiële rol dat zij een verzoek tot schadevergoeding wenst in te dienen en gebruik wenst te maken van haar spreekrecht. Onbelemmerde uitoefening van deze beide rechten is afhankelijk van het recht op informatie.
Het tot zich nemen van de adviezen van de deskundigen is tevens van belang voor zowel haar objectieve als subjectieve (ervaren) veiligheid, alsook voor het voorkomen van secundaire victimisatie.
Subsidiair heeft de advocaat van de benadeelde partij verzocht om kennisneming van de integrale rapportage, indien het verzoek tot afschrift van de integrale rapportage wordt afgewezen.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekking van een afschrift van de gehele Pro Justitia rapportage aan de benadeelde partij een te grote inbreuk op de privacy van verdachte meebrengt. Het verzoek dient in zoverre dus te worden afgewezen. De officier van justitie heeft voorgesteld om de conclusies uit het rapport aan de advocaat te verstrekken, zodat hij deze op kantoor met zijn cliënte kan bespreken.

4.Standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft verzocht om zowel het primaire als het subsidiaire verzoek af te wijzen, omdat de verstrekking dan wel inzage van de rapportage een te grote inbreuk op de privacy van verdachte oplevert. Daarbij is het volgens de raadsman de vraag in hoeverre de Pro Justitia rapportage kan bijdragen aan het opstellen van de vordering van de benadeelde partij.

5.Beslissing van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat een persoonlijkheidsrapportage wordt opgesteld ter voorlichting van de rechtbank over de persoon van verdachte, ten behoeve van de door haar te nemen beslissingen op grond van de artikelen 348 en 350 Sv. De Pro Justitia rapportage betreffende verdachte, die zal worden opgesteld in het [naam instelling], kan daarom worden aangemerkt als processtuk als bedoeld in artikel 51b Sv.
De rechtbank is wat betreft het verzoek tot kennisneming van de rapportage van oordeel dat de in artikel 51b, derde lid, Sv, in verbinding met artikel 187d, eerste lid, Sv, genoemde weigeringsgronden niet aan de orde zijn. Dit betekent dat de vraag of inzage moet worden verleend in het Pro Justitia rapport, zich toespitst op de vraag of kennisneming daarvan relevant is voor de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij voor haar verwerkingsproces, het uitoefenen van het spreekrecht en het opstellen van de vordering benadeelde partij, belang heeft bij kennisneming van de beantwoording van de vraagstelling door de deskundigen in het rapport (hoofdstuk 8 van het rapport). De rechtbank ziet dat anders ten aanzien van de overige, meer privacygevoelige delen van het rapport. De rechtbank ziet het belang van het slachtoffer zoals aangevoerd op de zitting ten aanzien van deze delen van het rapport niet en zal het verzoek daarom ten aanzien van die delen afwijzen.
De rechtbank zal het verzoek tot kennisneming dan ook slechts toewijzen voor zover dat ziet op de kennisneming van de beantwoording van de vraagstelling door de deskundigen.
Ten aanzien van het verzoek tot het verstrekken van een afschrift van het Pro Justitia rapport aan de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat zich een in artikel 51b, zesde lid, Sv in combinatie met artikel 32, tweede lid, Sv, genoemde weigeringsgrond voordoet. De rechtbank overweegt in dit verband dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van verdachte, mede in het licht van de onschuldpresumptie, zwaarder weegt dan het belang van de benadeelde partij . Dat betekent dat het verzoek tot het verstrekken van een afschrift van (gedeelten van) het Pro Justitia rapport, wordt afgewezen.

6.Conclusie

De rechtbank wijst het verzoek tot kennisneming van de Pro Justitia rapportage
gedeeltelijk toe, in die zin dat dit zich beperkt tot hoofdstuk 8 van het rapport, waarin de vraagstelling door de deskundigen is beantwoord. Voor de overige delen wijst de rechtbank het verzoek
af.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verstrekken van een afschrift van (gedeelten van) het Pro Justitia rapport
af.
Deze beslissing is genomen op 16 april 2025 door:
mr. I. Timmermans, voorzitter,
mrs. J. Thomas en D.G. Bertsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier.