Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de advocaat van de benadeelde partij, mr. A. van Kernebeek, verzocht om afschrift of kennisneming van de Pro Justitia rapportage betreffende de verdachte. De rechtbank heeft het verzoek tot kennisneming gedeeltelijk toegewezen, waarbij alleen hoofdstuk 8 van het rapport toegankelijk werd gemaakt. Het verzoek om een afschrift van het rapport werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte zwaarder weegt dan het belang van de benadeelde partij. De officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, en de raadsman van de verdachte, mr. M. Heikens, hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij beiden de privacy van de verdachte benadrukten. De rechtbank concludeerde dat de benadeelde partij belang heeft bij kennisneming van de relevante delen van het rapport voor haar verwerkingsproces en het uitoefenen van haar rechten, maar dat de privacy van de verdachte niet in het geding mag komen. De beslissing is genomen door mr. I. Timmermans als voorzitter, samen met mrs. J. Thomas en D.G. Bertsch, in aanwezigheid van griffier mr. V.R. Hofstee.