ECLI:NL:RBAMS:2025:4500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
13/404206-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van een tas met pasjes en diefstal van geld door pintransacties met gestolen pas(sen)

Op 27 juni 2025 heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar diefstal van een tas met pasjes en diefstal van geld door pintransacties met gestolen pas(sen). De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting op 13 juni 2025, waar de officier van justitie, mr. B. Klap, de vordering indiende. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.H. Pentinga, betwistte de bewijsvoering, die voornamelijk gebaseerd was op camerabeelden. De politierechter oordeelde dat de camerabeelden van voldoende kwaliteit waren om de verdachte te herkennen. De verdachte werd herkend door twee verbalisanten, die eerder met hem in contact waren geweest. De politierechter concludeerde dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 weken en moest een schadevergoeding van €463,02 betalen aan de benadeelde partij, mevrouw [aangeefster]. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 36f, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/404206-24
Datum uitspraak: 27 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, politierechter voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek van de politierechter op de terechtzitting van 13 juni 2025. Verdachte was daarbij niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. Klap, en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. C.H. Pentinga, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1: Diefstal van een tas met pasjes;
Feit 2: Diefstal van geld door pintransacties met gestolen pas(sen);
Feit 3: Primair: Medeplegen van diefstal van geld door pintransacties met gestolen pas, subsidiair: medeplichtigheid bij diefstal van geld door pintransacties met gestolen pas.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Van alle drie feiten zitten camerabeelden in het dossier. Die beelden zijn van voldoende kwaliteit om een herkenning op te baseren. De dader is ook duidelijk in beeld. Op basis van de beelden is duidelijk dat het bij alle drie de feiten om dezelfde dader gaat. Door verschillende verbalisanten is verdachte op de camerabeelden is herkend als de dader.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte de feiten heeft gepleegd en dat hij daarom moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het bewijs enkel is gebaseerd op de herkenning van verdachte op camerabeelden, terwijl die herkenningen onbetrouwbaar zijn. De raadsman heeft meer specifiek aangevoerd dat de gebruikte camerabeelden onvoldoende zijn, omdat de verdachte niet kan worden herkend op de camerabeelden. De camerabeelden zijn daarom ongeschikt om een herkenning op te kunnen baseren. Verdachte heeft ook steeds betwist dat hij degene is die op de beelden te zien is.
3.3.
Het oordeel van de politierechter
De politierechter stelt voorop dat er behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer, indien herkenningen (naast de aangiften en op de camerabeelden waargenomen strafbare gedragingen) de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde feit kunnen aantonen, zoals in deze zaak het geval is.
Ter terechtzitting zijn de beelden bekeken en bestond er bij partijen geen verschil van mening over de vraag of op de beelden steeds dezelfde verdachte te zien was. Het was steeds overduidelijk ‘de man met het vissershoedje’. Gelet op volhardende stelling van verdachte, zoals door zijn raadsman naar voren gebracht, dat hij niet degene op de beelden is, zal dus moeten worden beoordeeld of de herkenningen door verbalisanten voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
De politierechter stelt vast dat de camerabeelden (stills) van voldoende kwaliteit zijn om tot een betrouwbare herkenning te kunnen komen. Het beeld is scherp genoeg en er zijn voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken op zichtbaar. Verdachte is door twee verbalisanten op de beelden herkend als de dader. Verbalisant [verbalisant 1] herkende direct de hem ambtshalve bekende verdachte [verdachte] . Hij kent verdachte als wijkagent en is in die hoedanigheid eerder dat jaar bij hem thuis geweest en sprak hem daar. Verbalisant [verbalisant 2] herkende hem ook onmiddellijk. Hij kent verdachte redelijk tot goed, omdat hij meer dan eens met verdachte te maken heeft gehad. Beide verbalisanten noemen de persoonskenmerken die bijdroegen aan de herkenning. De politierechter heeft, mede naar aanleiding van het bekijken van de beelden, geen reden om twijfelen aan de betrouwbaarheid van voornoemde herkenningen en gaat er daarom vanuit dat het verdachte is die op de beelden is te zien.
T.a.v. feit 1 blijkt uit de beelden derhalve dat het verdachte was die de tas met passen heeft gestolen vanuit een basisschool.
T.a.v. feit 2 blijkt uit de beelden derhalve dat het verdachte was die bij de Plus en de Zeeman heeft gepind met de gestolen bankpas van aangeefster.
T.a.v. feit 3 blijkt uit de beelden derhalve dat het verdachte was die bij de Primera zodanig contact onderhield met medeverdachte [medeverdachte] , die vervolgens pinde met de door verdachte gestolen pinpas van aangeefster, dat sprake is van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking die maakt dat verdachte als medepleger van de diefstal door die pinhandeling(en) bij de Primera kan worden aangemerkt.
Conclusie
Gelet op de aangiften, de (omschrijving van de) camerabeelden en de processen-verbaal van herkenning acht de politierechter de tenlastegelegde feiten 1, 2 en 3 primair wettig en overtuigend bewezen en zal hij de verdachte hiervoor veroordelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
1
op 13 december 2024 te Amsterdam,
- een tas en
- één of meerdere bankpassen en
- één of meerdere zorgpassen en
- één of meerdere kentekenbewijzen deel 1 en
- één of meerdere sleutels en
- één of meerdere stadspassen en
- één of meerdere ANWB-passen en
- één of meerdere OV-chipkaarten en
- één of meerdere legitimatiebewijzen,
die aan mevr. [aangeefster] en/of haar dochter toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op 13 december 2024 te Amsterdam, een geldbedrag van in totaal €41,38, dat geheel of ten dele aan mevr. [aangeefster] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen gebruik te maken van de pinpas van die [aangeefster] en hierbij meermalen één of meerdere goederen heeft afgerekend, terwijl hiervoor geen toestemming was gegeven;
3 primair
op 13 december 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van in totaal €32,95, dat geheel of ten dele aan mevr. [aangeefster] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader dat weg te
nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen gebruik te maken van de pinpas van die [aangeefster] en hierbij meermalen één of meerdere goederen heeft afgerekend, terwijl hiervoor geen toestemming was gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 weken.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De politierechter overweegt in het bijzonder als volgt.
Verdachte is op klaarlichte dag, terwijl de kinderen aan het buitenspelen waren, een basisschool ingelopen en heeft daar uit een kantoor een handtas met inhoud gestolen. Vervolgens is hij gaan pinnen met de gestolen pinpassen. Hierbij werkte hij ook samen met zijn partner, tevens medeverdachte. Dit is niet alleen bijzonder brutaal en hinderlijk voor alle betrokkenen, maar vooral ook erg vervelend voor aangeefster. Zij is geld kwijt en heeft diverse passen en legitimatiebewijzen moeten missen en opnieuw moeten aanvragen en betalen. Het is nog maar de vraag of ze dat geld ooit van verdachte terug zal krijgen. Verdachte is veelvuldig (onherroepelijk) veroordeeld voor strafbare feiten, voornamelijk vermogensdelicten. De justitiële documentatie van verdachte is 29 pagina’s lang. Het bevat naast oude feiten ook recente feiten. Zo is verdachte op 26 april 2024 nog veroordeeld door de politierechter wegens winkeldiefstal, waarbij hij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden heeft gekregen. De onderhavige feiten zijn in de proeftijd van die zaak begaan. De politierechter ziet daarom een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf als gepast. Aan verdachte zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken worden opgelegd.

8.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert € 463,02 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de politierechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

9.De schadevergoedingsmaatregel

De politierechter zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 4 bewezen geachte feiten is toegebracht. De politierechter waardeert deze op een bedrag van € 463,02 (vierhonderd drieënzestig euro en twee cent).

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing:

De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1
Diefstal;
2
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermaals gepleegd;

3 primair

Medeplegen van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermaals gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur 5 (vijf) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [aangeefster]toe tot een bedrag van € 463,02 (vierhonderd drieënzestig euro en twee cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 december 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat € 463,02 (vierhonderd drieënzestig euro en twee cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 december 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 9 (negen) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D. Bode, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Tellingen, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2025.
[.]