ECLI:NL:RBAMS:2025:4517

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
C/13/768754 / JE RK 25-320 & C/13/769590 / JE RK 25-359
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing in combinatie met verlenging jeugdbeschermingsmaatregelen zonder nieuwe contactregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaken van de Jeugdbescherming regio Amsterdam, waarbij de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] werd verlengd tot 11 juli 2026. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van 16 juni 2025 vervallen verklaard, omdat deze een motiveringsgebrek vertoonde. De GI had niet voldoende onderbouwd waarom de specifieke omgangsregeling was gekozen, ondanks de bezwaren van de moeder. De kinderrechter oordeelde dat de regie over de omgang bij de GI moet blijven, om te waarborgen dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige] goed verloopt. De kinderrechter benadrukte het belang van behandeling en begeleiding voor zowel de moeder als de minderjarige, om de positieve ontwikkeling in hun relatie te bevorderen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, met de nadruk op het belang van de zorg en opvoeding van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers: C/13/768754 / JE RK 25-320 (OTS en MUHP)
C/13/769590 / JE RK 25-359 (SA)
Datum uitspraak: 17 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter
in de zaken van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI
verzoeker in de zaak met zaaknummer C/13/768754 / JE RK 25-320,
verweerder in de zaak met zaaknummer C/13/769590 / JE RK 25-359
en
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. F.R.G. Drenth te Amersfoort,
verzoekster in de zaak met zaaknummer C/13/769590 / JE RK 25-359,
verweerster in de zaak met zaaknummer C/13/768754 / JE RK 25-320
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .

1.Het verloop van de procedures

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI in de zaak met zaaknummer C/13/768754 / JE RK 25-320, ontvangen op 6 mei 2025;
  • het verweerschrift van de moeder in de zaak met zaaknummer C/13/768754 / JE RK 25-320, ontvangen op 12 juni 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder in de zaak met zaaknummer C/13/769590 / JE RK 25-359, ontvangen op 21 mei 2025;
  • de brief met bijlagen van de GI in de zaak met zaaknummer C/13/769590 / JE RK 25-359, ontvangen op 16 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- mw. [naam] als vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij een Leef- en Leergroep van Levvel.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 juli 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 11 juli 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 november 2024 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 11 juli 2025. Het gerechtshof in Amsterdam heeft op 10 juni 2025 die beschikking bekrachtigd.
2.5.
Op 16 juni 2025 heeft de GI een Schriftelijke Aanwijzing (hierna: SA) aan moeder uitgereikt met daarin een omgangsregeling.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De moeder verzoekt de SA van 16 juni 2025 vervallen te verklaren en een omgangsregeling te bepalen tussen de moeder en [minderjarige] .
3.3.
Op de standpunten van de moeder en de GI wordt hieronder, samengevat en voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De standpunten

4.1.
De GI
Zowel het Rijk, waar [minderjarige] eerder verbleef, als de GI zien dat [minderjarige] zich niet veilig genoeg voelt in het contact met de moeder en dat er systeemtherapie nodig is om aan de verstoorde, onveilige relatie te werken. Het contact tussen de moeder en [minderjarige] verliep wisselend tot februari 2025. In februari 2025 gaf [minderjarige] aan toch weer bij de moeder te willen gaan wonen. De omgang tussen hen is inmiddels uitgebreid, zoals in de SA is vastgelegd. [minderjarige] wordt door betrokkenen omschreven als een humoristisch, intelligent meisje dat zelfbepalend gedrag kan laten zien en dat ook kwetsbaar is. Er zijn zorgen over haar schoolgang en er zijn zorgelijke signalen op seksueel gebied. De begeleiding van de trajectbegeleider verliep wisselend en ligt momenteel stil. [minderjarige] verblijft sinds 6 mei 2025 op de Leef- en Leergroep van Levvel. Zij mag daar tot na meerderjarigheid verblijven maar er kan ook vanuit deze setting toegewerkt worden naar een terugplaatsing bij de moeder. De GI acht een zorgvuldige opbouw van contact/omgang en het inzetten van behandeling essentieel voor een terugplaatsing om de risico's op fysieke mishandeling en verwaarlozing te voorkomen. [minderjarige] houdt momenteel haar individuele behandeling/begeleiding af, mede door beïnvloeding van de moeder. De moeder geeft onvoldoende openheid over haar individuele traject. Zij gaf eerst aan open te staan voor behandeling bij de Waag, maar is daar op teruggekomen. Ook heeft zij het aanbod van Family Supporters, die ook Forensische hulp kan bieden en gelijk van start kunnen gaan, afgewezen. Ook begeleiding om de contact/omgangmomenten in huis zo goed mogelijk te begeleiden met MST (systeemtherapie die 24 uurs bereikbaar is) wordt door moeder afgewezen. Mocht een terugplaatsing aan de orde zijn dan is het belangrijk dat zowel [minderjarige] als de moeder eerst individuele hulp krijgen, dan systeemtherapie en dan moet er ook gekeken worden naar moeder haar pedagogische vaardigheden, mogelijk drugsgebruik en fysieke beschikbaarheid. Moeder gaat nu naar een praktijkondersteuner maar de vraag is of dat voldoende hulp biedt. Zowel Families First, Het Rijk als de GI merken op dat moeder zwaar belast is en mogelijk getraumatiseerd, waardoor ze geen emotionele beschikbare opvoeder kan zijn.
De GI acht een verlenging van OTS en een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk omdat een terugplaatsing (nog) niet aan de orde is. De problematiek is complex en de relatie tussen moeder en [minderjarige] is ernstig verstoord vanwege structurele pedagogische verwaarlozing en mishandeling in het verleden. Om aan de relatie tussen [minderjarige] en de moeder te werken moet eerst behandeling ingezet worden voordat er überhaupt gekeken kan worden of de moeder aan [minderjarige] veiligheid, stabiliteit en structuur kan bieden. [minderjarige] zelf laat als mogelijk gevolg van onvoldoende structuur verzuim, grensoverschrijdend gedrag naar jongens, somberheid en zelfbepalend gedrag zien. Ook zij moet de benodigde hulp hiervoor krijgen vanuit een neutrale setting.
De GI heeft het intrekken van de SA en het geven van een nieuwe SA zo zorgvuldig mogelijk geprobeerd te doen en te onderbouwing in gesprek met de moeder, per e-mail en in de SA. De inhoud van de SA is niet veranderd, maar de motivering wel en daarin zijn ook de bezwaren van de moeder tegen de eerdere SA meegenomen. De GI wil blijven monitoren hoe de omgang tussen [minderjarige] en de moeder verloopt. Als er aanleiding is die uit te breiden, dan zal de GI dat door middel van een nieuwe SA doen.
4.2.
De moeder
De moeder heeft in reactie op de SA naar voren gebracht dat de moeder niet of onvoldoende de kans heeft gehad te reageren op de aankondiging, althans wat daarvoor moest doorgaan. De GI heeft daags voor de mondelinge behandeling de SA ingetrokken en een nieuwe SA gegeven, met een iets andere motivering en waaruit de geldboete is geschrapt. De GI had er ook voor kunnen kiezen de motivering van de eerdere SA te herstellen, in plaats van een nieuwe SA aan te kondigen, de moeder één werkdag geven om op die aankondiging te reageren en daarop de nieuwe SA te geven. Deze wijze van totstandkoming is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Verder zijn de bezwaren die de moeder tegen de motivering van de eerdere SA had, in de nieuwe SA nog niet volledig weggenomen. Niet gemotiveerd is waarom er een nacht tussen de omgangsmomenten zit en ook niet waarom [minderjarige] niet zelf mag bepalen wanneer ze naar de moeder wil. De moeder verzoekt daarom de SA vervallen te verklaren en een omgangsregeling te bepalen zoals weergegeven in haar verzoekschrift, dan wel een regeling die de kinderrechter in het belang van [minderjarige] acht.
De moeder heeft zich verweerd tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] . Moeder acht het in het belang van [minderjarige] dat zij weer bij de moeder komt wonen. De moeder en [minderjarige] hebben een goede relatie en bij de moeder voelt [minderjarige] zich goed. De moeder heeft een keurig nette woning en [minderjarige] komt al langs met de omgangsmomenten. De moeder meent dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing contra-productief werken. [minderjarige] wil thuis wonen volgens de moeder. Doordat er een machtiging is, de GI dusdanig strikt is op de omgang en omdat de verhouding tussen moeder en de overige hulpverlening niet goed is, roepen beide maatregelen alleen maar extra spanning op. De moeder meent dat [minderjarige] prima bij haar kan verblijven en vanuit daar haar hulpverlening kan voortzetten. Dit geldt ook voor de moeder. Hier is regie van de GI niet voor nodig. De moeder heeft, omdat De Waag niet bij haar en haar leven past, zelf een andere vorm van therapie gezocht en gevonden. Dat is heel recent, nog niet gestart en ook nog niet teruggekoppeld aan de GI.
De moeder verzoekt vanwege het voorgaande de verzoeken van de GI af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
De GI heeft op 7 mei 2025 een SA aan de moeder gegeven. Daarvan heeft de moeder gemotiveerd vervallenverklaring verzocht. Op 12 juni 2025 heeft de GI per e-mail aangekondigd van plan te zijn de SA van 7 mei 2025 in te trekken en een nieuwe SA te geven. Op 16 juni 2025 heeft de GI, onder intrekking van de SA van 7 mei 2025, een nieuwe SA gegeven. De kinderrechter begrijpt dat de GI tot het intrekken van de SA van 7 mei 2025 en het geven van de SA van 16 juni 2025 is gekomen na de beschikking van het gerechtshof in hoger beroep en mede naar aanleiding van de door de moeder geuite bezwaren tegen de SA van 7 mei 2025.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat de SA van 16 juni 2025 een motiveringsgebrek heeft. Daarom zal de kinderrechter die vervallen verklaren. De GI heeft in de SA weliswaar uitgebreid gemotiveerd waarom een zorgvuldige opbouw van de omgang nodig is, maar de GI heeft niet uitgelegd waarom er voor deze specifieke omgangsregeling is gekozen. Ondanks moeders concrete bezwaren, heeft de GI niet gemotiveerd wat de bedoeling is van de korte onderbreking tijdens het omgangsmoment in het weekend, terwijl daar wel een gedachte achter lijkt te zitten. Het is belangrijk dat dit in een SA goed wordt uitgelegd, omdat moeder op die manier ook inzicht krijgt in wat er van haar wordt verwacht. Nu dit niet is gebeurd, is er sprake van een gebrekkige motivering, wat er toe leidt dat de SA niet in stand kan blijven.
5.3.
De kinderrechter is evenwel van oordeel dat de regie voor de omgang tussen [minderjarige] en de moeder bij de GI moet blijven. Daarom zal de kinderrechter, anders dan door de moeder is verzocht, geen nieuwe omgangsregeling bepalen. Zou de kinderrechter dat wel doen, dan zou er voor iedere uitbreiding of wijziging van de omgangsregeling, vervolgens een nieuw verzoek aan de kinderrechter moeten worden gedaan. Dat is, mede in het licht van de positieve ontwikkeling in de relatie tussen de moeder en [minderjarige] , niet in het belang van [minderjarige] . De GI kan het beste zicht houden op het verloop van de omgang om hier ook snel op in te spelen indien de regeling aanpassing behoeft.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.5.
[minderjarige] is onlangs gaan wonen bij de Leef- en Leergroep van Levvel. De band tussen [minderjarige] en de moeder is verbeterd. Dat zijn positieve stappen en daarvoor verdienen [minderjarige] en de moeder een compliment. De kinderrechter hoopt dat deze mooie ontwikkeling zich zo voortzet. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige] , vanuit haar huidige plek, rustig de tijd en ruimte krijgt voor die verdere positieve ontwikkeling. Het nu afwijzen van het verzoek tot verlenging van de maatregelen van de GI zou betekenen dat [minderjarige] plotsklaps weer bij de moeder gaat wonen en dat is niet in haar belang. Voorkomen moet worden dat er iets mislukt of scheef gaat, omdat dat voor [minderjarige] als een faalervaring zal voelen en dat is niet goed voor haar. De kinderrechter wil juist graag dat een eventuele uitbreiding van de omgang tussen [minderjarige] en de moeder, de verbetering van hun onderlinge contact en een eventuele thuisplaatsing van [minderjarige] een succes gaat zijn en een positieve ervaring voor [minderjarige] en de moeder wordt.
5.6.
Gelet op de zorgen die er nog altijd zijn over zowel [minderjarige] als de moeder en waar behandeling en begeleiding voor nodig is, vindt de kinderrechter het van belang dat de door de GI noodzakelijk geachte behandelingen daadwerkelijk op gang komen en doorlopen worden. Dat is nu nog niet het geval. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij en de moeder de behandeling en begeleiding krijgen die nodig is, om de positieve ontwikkeling door te laten zetten en de zorgen weg te nemen. Als de moeder om wat voor reden dan ook vindt dat de door de GI noodzakelijk geachte behandeling niet bij haar past, dan moet er in samenspraak met de GI worden gezocht naar een alternatief. Als dat alternatief wordt gevonden, is het belangrijk dat de moeder de GI informeert over het verloop van die alternatieve behandeling. Dat is nodig omdat de individuele behandeling van [minderjarige] en de moeder op een bepaald niveau moeten zijn, voor er met systeemtherapie kan worden begonnen. Ook die therapie is belangrijk voor [minderjarige] en de moeder. De GI moet dit alles goed kunnen monitoren.
5.7.
Daarom zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 16 juni 2025 vervallen;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 11 juli 2026;
6.3.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 11 juli 2026;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025 door mr. A. van Luijck, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Veldman als griffier, en op schrift gesteld op 30 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.