Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan jarenlange belaging van zijn twee broers en de toenmalige wijkagent, terwijl hij wist dat zij geen contact wensten. Hiermee heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers. Verdachte overspoelde de slachtoffers jarenlang met een overweldigende hoeveelheid e-mails en Whatsappberichten met indringende inhoud, waarin hij hen beschuldigde van ernstige zaken. Hij stuurde bovendien berichten met soortgelijke inhoud naar onder meer overheidsinstanties, advocaten en journalisten, waarmee hij probeerde de slachtoffers in een kwaad daglicht te stellen. Het handelen van verdachte heeft de levens van de slachtoffers en de personen in hun directe omgeving gedurende de afgelopen jaren ernstig verstoord en beheerst. Hierdoor is het (psychisch) welzijn van de slachtoffers aangetast, hetgeen blijkt uit de aangiftes en de slachtofferverklaringen.
Een van de berichten die verdachte naar de wijkagent heeft gestuurd, met medewerkers van meerdere overheidsinstanties in cc, is bovendien aan te merken als smaadschrift, waarmee verdachte de eer en goede naam van het slachtoffer heeft aangerand.
8.3.1.Overwegingen ten aanzien van de tbs-maatregel
Wettelijke vereisten
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of aan verdachte de tbs-maatregel dient te worden opgelegd. Deze maatregel kan worden opgelegd indien aan de in artikel 37a Sr opgenomen voorwaarden is voldaan, namelijk indien bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit, voor zover hier van belang, een misdrijf te zijn zoals omschreven in artikel 37a lid 1 sub 1 (Sr) en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
Zoals in rubriek 7.3 is opgenomen, stellen de deskundigen van het PBC bij verdachte een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis vast. Volgens de deskundigen was de stoornis aanwezig ten tijde van de feiten en heeft deze het handelen van verdachte volledig gestuurd, waardoor verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden geacht. Daarnaast worden de onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten, namelijk belaging ex artikel 285b Sr, in artikel 37a lid 1 sub 2 Sr genoemd als misdrijf waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd. Aan de eerste twee wettelijke vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel is dus voldaan.
Herhalingsgevaar en veiligheid van anderen
Het springende punt in deze zaak is of de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid oplegging van de maatregel vereist. Voor de beoordeling hiervan, slaat de rechtbank onder meer acht op de persoonlijkheidsrapporten die over verdachte zijn opgemaakt.
De deskundigen van het PBC schatten het recidiverisico als hoog in. Voor de inschatting van dit recidivegevaar is de stoornis met paranoïde wanen in combinatie met de beperkte zelfcontrole van belang. Doordat verdachte een gebrekkige perceptie van zijn omgeving en zichzelf heeft, frustratie bij hem gemakkelijk oploopt en hij door de stoornis een beperkte impulscontrole heeft, kan hij zich niet beheersen en gaat hij door met het aanschrijven van bepaalde personen en instanties. Het ontbreekt verdachte aan ziektebesef en -inzicht, waardoor hij niet gemotiveerd is voor behandeling. Volgens de zogenaamde ‘Stalking Risk Profile’ kan verdachte worden aangemerkt als een rancuneuze stalker.
Het risico op geweld wordt ingeschat als laag-matig. Hierbij zijn door de deskundigen in hun rapporten en ter terechtzitting echter enkele kanttekeningen geplaatst. Niet alle risicofactoren van geweld konden in kaart worden gebracht, door beperkingen in het onderzoek. Wel zijn de risicofactoren op dit moment gebrekkige emotionele controle, impulsiviteit, paranoïde ideevorming, het falen in pogingen tot verkrijgen van genoegdoening, een verhoogd niveau van boosheid en het eerder al overtreden van een contactverbod. De deskundigen hebben ook verklaard dat de bij verdachte aanwezige psychotische overtuigingen dat hijzelf en anderen in gevaar zijn, ook risicoverhogend werkt ten aanzien van het toepassen van geweld.
Ter zitting heeft de psycholoog nader toegelicht dat twee belangrijke punten waaruit een risico op geweld kan worden afgeleid, namelijk geweldpleging in het verleden en vernielingen, niet aan de orde lijken te zijn. Daarom wordt het gevaar in beginsel als laag ingeschat. Het gegeven dat er sprake is van een psychotische stoornis geeft echter op zich al een verhoogd risico op geweld. Het idee dat men zelf gevaar loopt of dat anderen gevaar lopen, kan paniek en stress veroorzaken en kan in de hand werken dat iemand eerder geneigd is om gewelddadig te worden om het vermeende gevaar te stoppen. Geweld laat zich daarom moeilijk voorspellen. De deskundigen hebben verder gewezen op de verbale felheid van verdachte, die ook tijdens de behandeling ter terechtzitting op een tweetal momenten tot uiting kwam, onder meer toen verdachte begon te schreeuwen tegen de voorzitter die hem onderbrak in zijn verhaal. De psychiater heeft daarnaast verklaard zich tijdens de bespreking van de conclusies van het PBC-rapport door verdachte bedreigd te hebben gevoeld.
Het risico op volharding en het risico op psychosociale schade bij verdachte worden als hoog ingeschat. Er lijken weinig beschermende factoren aanwezig te zijn.
De deskundigen achten een behandeling noodzakelijk voor het inperken van de risico’s. De behandeling dient gericht te zijn op stabilisatie van het psychotisch ontregelde toestandsbeeld. Verdachte dient daarvoor klinisch te worden opgenomen, waarbij ook het gebruik van medicatie noodzakelijk wordt geacht. Een behandeling in een vrijwillig of voorwaardelijk kader is niet mogelijk, omdat verdachte door gebrek aan ziekte-inzicht en probleembesef niet gemotiveerd is voor een behandeling. Een zorgmachtiging is naar het oordeel van de deskundigen niet toereikend om de risico’s in te perken. Er is forensische scherpte nodig om te voorkomen dat verdachte zijn delictgedrag vanuit een klinische opname voortzet. De deskundigen adviseren dan ook om een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen. Zij adviseren daarnaast om – indien de duur van de tbs-maatregel gemaximeerd is tot vier jaren – een GVM op te leggen. Het is namelijk onduidelijk hoe lang het zal duren voordat de psychische toestand van verdachte is gestabiliseerd. Dit in combinatie met het gegeven dat er sprake is van een hoog recidiverisico, maakt dat een mogelijkheid tot toezicht, begeleiding en behandeling na afloop van de tbs-maatregel van belang is.
De rechtbank is – anders dan de raadsman heeft bepleit – van oordeel dat het risico op recidive hoog is. Uit de rapporten van de gedragsdeskundigen volgt dat er een grote kans is op recidive ten aanzien van soortgelijke delicten. Naar aanleiding van de stelling van verdachte dat hij een eventueel contactverbod met aangevers zou honoreren, heeft de psycholoog ter terechtzitting toegelicht dat – hoewel zij wil aannemen dat verdachte dit voornemen daadwerkelijk heeft – de bij hem geconstateerde psychopathologie hem dermate drijft dat hij er niet in zal slagen om zich aan een contactverbod te houden. De drang en drijfveer om uiting te geven aan zijn frustraties is ingegeven door de stoornis. Daarnaast blijkt dat verdachte zich niet heeft gehouden aan eerder (mede, maar niet uitsluitend in het kader van schorsingsvoorwaarden in deze strafzaak) opgelegde contactverboden.
De rechtbank is ook van oordeel dat er sprake is van gevaar voor de veiligheid van anderen. Hoewel de gedragingen waaruit de belagingen bestonden niet fysiek agressief van aard zijn, ziet de rechtbank aanwijzingen voor een verhoogd risico op escalatie tot meer bedreigend en mogelijk gewelddadig gedrag. Uit het PBC-rapport en verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting volgt dat een aantal factoren in deze zaak risico verhogend werkt. Zo laat geweld zich vanwege de psychotische stoornis van verdachte en de daarmee samenhangende gebrekkige impulscontrole niet goed voorspellen. Daarnaast kan het gegeven dat verdachte vreest voor gevaar voor eigen en andermans levens er ook toe leiden dat hij tot geweld zal overgaan. Voorts heeft ook de psychiater ter terechtzitting verklaard zich tijdens een gesprek met verdachte door hem bedreigd te hebben gevoeld.
Naast een verhoogd risico op escalatie tot fysieke agressie, kan onder gevaar voor de veiligheid van anderen volgens vaste jurisprudentieook worden verstaan gevaar voor de psychische gezondheid van anderen. Verdachte wordt onder meer veroordeeld voor het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. Zoals hiervoor bij de ernst van de feiten is overwogen, volgt uit het dossier en de slachtofferverklaringen van de aangevers dat de belagingen voor hen een zware psychische belasting hebben gevormd. Hierbij spelen ook de duur en intensiteit van de belagingen een belangrijke rol. De belagingen zijn bovendien, ondanks dat verdachte in voorlopige hechtenis zit, niet gestopt. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ook gevaar voor de psychische gezondheid van anderen bestaat.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan het gevaarscriterium en daarmee aan alle wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen.
Oplegging tbs-maatregel met verpleging van overheidswege
De rechtbank vindt het noodzakelijk dat verdachte langdurig wordt behandeld, om de kans op recidive terug te dringen en omdat de veiligheid van anderen dit vereist. Er is onderzoek verricht naar alternatieven voor de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
Zo heeft de reclassering de mogelijkheid van een tbs-maatregel met voorwaarden onderzocht. Zij heeft in het rapport van 15 april 2025 daaromtrent negatief geadviseerd. Verdachte is meermaals gesproken. Gelet op de niet-meewerkende houding van verdachte wordt een tbs-maatregel met voorwaarden niet haalbaar geacht. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s in te perken of gedragsverandering te bewerkstelligen.
Ook is gestart met de voorbereiding van een zorgmachtiging. Op 3 juni 2025 is echter bericht gekomen van beëindiging van de voorbereiding vanwege een negatieve medische verklaring. De onafhankelijke psychiater kon onvoldoende onderzoek doen. De geneesheer-directeur heeft gesteld dat – mocht er in het Pro Justitia-rapport van het PBC een psychotische stoornis worden vastgesteld – een langdurige behandeling binnen een forensisch-psychiatrische kliniek is aangewezen. Een zorgmachtiging wordt niet doelmatig geacht.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en adviezen van de deskundigen en neemt deze over. Gelet hierop acht de rechtbank een behandeling in het kader van de tbs-maatregel met verpleging noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, omdat het de enige mogelijkheid is om het herhalingsgevaar te verminderen dan wel tegen te gaan. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege.
Gemaximeerde tbs
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht stelt de rechtbank vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit de gedragingen waaruit de belagingen hebben bestaan, kan niet worden afgeleid dat deze onmiskenbaar waren gericht tegen of gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De belaging is ook niet voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag. Voorgaande brengt mede dat de totale duur van de tbs-maatregel is beperkt tot de duur van vier jaren.
8.3.2.Overwegingen ten aanzien van de GVM
De rechtbank ziet aanleiding om – naast de gemaximeerde tbs-maatregel met verpleging – de GVM op te leggen.
De GVM strekt tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking van verdachte ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen. Deze biedt een mogelijkheid om na afloop van een vrijheidsbenemende maatregel zoals de tbs-maatregel langdurig toezicht op een veroordeelde te houden, waarbij ook behandeling en begeleiding een rol kunnen spelen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel en – indien nodig – onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan de verdachte opgelegde tbs-maatregel plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Zoals in rubriek 8.3.1 is overwogen, is de duur van de tbs-maatregel die aan verdachte wordt opgelegd, beperkt tot vier jaren. Uit het PBC-rapport volgt echter dat het tijdspad naar stabilisatie onduidelijk is en de risico’s door de aanwezige stoornis hoog zijn. De rechtbank acht daarom de oplegging van de GVM van belang, zodat eventuele risico’s na afloop van de behandeling in het kader van de tbs-maatregel worden ondervangen. De rechtbank zal daarom, conform de adviezen van de gedragsdeskundigen en de vordering van de officier van justitie, naast de tbs-maatregel ook de GVM opleggen.