ECLI:NL:RBAMS:2025:4665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
11573152 EA VERZ 25-225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discriminatie op grond van leeftijd en klokkenluidersmelding in arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 juni 2025 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen [verzoeker] en DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. [verzoeker], geboren in 1954, was sinds 1 april 2001 in dienst bij DAS. Op 23 april 2021 bereikte hij de pensioengerechtigde leeftijd, waarna zijn arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen. Voorafgaand aan deze datum waren er afspraken gemaakt om de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met zes maanden te verlengen. Echter, eind oktober 2024 heeft DAS aan [verzoeker] meegedeeld dat zijn tijdelijke arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, wat later schriftelijk werd bevestigd. Na deze mededeling heeft [verzoeker] twee meldingen gedaan bij DAS, die hij als klokkenluidersmeldingen beschouwde.

[verzoeker] verzocht de rechtbank om DAS te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding, in totaal € 100.000,00 bruto, op basis van vermeende leeftijdsdiscriminatie en de klokkenluidersmeldingen. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] van rechtswege was geëindigd bij het bereiken van de pensioenleeftijd, en dat er geen recht op transitievergoeding bestond. Ook de verzoeken om een billijke vergoeding werden afgewezen, omdat er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen de klokkenluidersmeldingen en de beslissing van DAS om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van verboden leeftijdsdiscriminatie en wees de verzoeken van [verzoeker] af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11573152 \ EA VERZ 25-225
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 16 juni 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. R.K.A. Kop,
tegen
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
wonende te Amsterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen: DAS,
gemachtigde: mr. D.R. Oostwouder.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Amsterdam.
De zaak wordt behandeld door mr. H.M. Patijn, kantonrechter, en mr. M.F. van Grootheest als griffier.
Aanwezig zijn:
- [verzoeker] met mr. Kop;
- aan de zijde van DAS: mr. [naam] , Manager Corporate Legal Affairs, en mr. R. Rozendal, advocaat, met mr. Oostwouder.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht, [verzoeker] mede aan de hand van spreekaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. De kantonrechter heeft na een korte schorsing de behandeling van de zaak gesloten en op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1954, is op 1 april 2001 in dienst getreden bij DAS als jurist. Door DAS is aan [verzoeker] bericht dat vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op 23 april 2021 zijn arbeidsovereenkomst met DAS van rechtswege zal eindigen. Voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst hebben partijen afgesproken dat [verzoeker] na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van zes maanden zijn werkzaamheden zou voortzetten in de functie van Specialist Kwaliteit. Partijen zijn in totaal vijf keer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan, voor het laatst van 26 april 2024 tot en met 31 december 2024. Eind oktober heeft DAS mondeling aan [verzoeker] te kennen gegeven dat zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd. Bij brief van 7 november 2024 is dit aan [verzoeker] bevestigd. Op 19 november 2024 heeft [verzoeker] twee meldingen gedaan bij DAS op basis van de klokkenluidersregeling van DAS. Eind december 2024 heeft [verzoeker] van DAS een cadeaubon en geld voor een afscheidsetentje gekregen vanwege het eindigen van zijn arbeidsovereenkomst met DAS. Begin januari 2025 heeft [verzoeker] gesolliciteerd op de functie van Specialist Kwaliteit. Op 10 januari 2025 heeft DAS aan [verzoeker] meegedeeld dat de vacature inmiddels door een andere kandidaat is ingevuld. Bij brief van 27 januari 2025 heeft DAS uitgebreid gereageerd op de klokkenluidersmeldingen van [verzoeker] .
1.2.
[verzoeker] verzoekt DAS te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding op grond van artikel 7:673 lid 9 Burgerlijk Wetboek (BW) en/of schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW juncto 6:162 BW) van in totaal € 100.000,00 bruto. [verzoeker] legt hieraan het volgende ten grondslag. Voordat de arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd eindigde, zijn partijen overeengekomen dat de arbeidsrelatie met zes maanden zou worden voortgezet. Als gevolg hiervan is de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege geëindigd, maar met wederzijds goedvinden. Dit betekent dat op grond van de Ragetlieregel [verzoeker] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, althans dat zijn arbeidsovereenkomst alleen met zijn instemming kon worden opgezegd dan wel had DAS ontbinding daarvan moeten vragen bij de kantonrechter. DAS heeft de tijdelijke arbeidsovereenkomst van [verzoeker] niet verlengd, althans zijn sollicitatie in januari 2025 afgewezen, vanwege de klokkenluidersmelding dan wel vanwege zijn leeftijd, zodat sprake is van leeftijdsdiscriminatie, aldus steeds [verzoeker] .
1.3.
Geoordeeld wordt als volgt.
1.4.
Ook omdat daarover een bepaling staat in de van toepassing zijnde cao is met het bereiken van de pensioenleeftijd door [verzoeker] de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van rechtswege geëindigd. Dat de afspraken over de overeenkomst voor bepaalde tijd gemaakt zijn voordat [verzoeker] de pensioengerechtigde leeftijd bereikte doet daar niet aan af. Vast staat dat de eerste arbeidsovereenkomst (van de reeks van vijf) aanvangt na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en (daardoor) het van rechtswege eindigen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
1.5.
De verzochte transitievergoeding zal worden afgewezen, omdat op grond van de wet geen transitievergoeding verschuldigd is na het bereiken van de pensioenleeftijd.
1.6.
De verzochte billijke vergoeding, die gegrond is op de klokkenluidersmelding en leeftijdsdiscriminatie, zal eveneens worden afgewezen. Eind oktober 2024 heeft DAS aan [verzoeker] meegedeeld dat zijn tijdelijke arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd, wat kort daarna schriftelijk aan hem is bevestigd. Pas daarna heeft [verzoeker] twee zaken gemeld aan DAS, waarvan hij vindt dat het een klokkenluidersmelding is. Of het daadwerkelijk een klokkenluidersmelding is, wordt in het midden gelaten.
Dat [verzoeker] niet is aangenomen voor zijn oude functie is volgens DAS omdat zijn functie al vervuld was en hij reageerde op een niet langer opengestelde vacature. Voor DAS bestond bovendien het risico dat als zij de arbeidsovereenkomst opnieuw zou verlengen dan wel hem opnieuw zouden aannemen hij in ieder geval na vier maanden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou hebben. De wetgever heeft het valide gevonden dat na de pensioengerechtigde leeftijd tot zes keer toe in een periode van vier jaar tijdelijke arbeidsovereenkomsten kunnen worden afgesloten. Aangenomen mag dan ook worden dat hier geen sprake is van verboden leeftijdsdiscriminatie. DAS heeft in oktober en november 2024 uitgesproken dat zij de tijdelijke arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet wilde voortzetten. Dat was voor de klokkenluidersmelding. Er kan dan ook geen oorzakelijk verband worden aangenomen tussen de wens van DAS de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet meer voort te zetten en deze melding. Er is dan ook geen reden voor een bewijsvermoeden (of omkering van de bewijslast), te meer daar, zoals hiervoor al is opgemerkt, DAS reeds voor de sollicitatie van [verzoeker] in januari 2025 twee interne werknemers had aangenomen voor de functie van Specialist Kwaliteit.
1.7.
Bovenstaande betekent dat de verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen.
1.8.
De proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

2.De beslissing

2.1.
wijst de verzoeken af,
2.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. H.M. Patijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.