ECLI:NL:RBAMS:2025:4700

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
C/13/757276 / FA RK 24-6531
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ontkenning vaderschap, vaststelling vaderschap en adoptie in het kader van hoogtechnologisch draagmoederschap

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een complexe zaak rondom hoogtechnologisch draagmoederschap, waarbij de ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende] en de vaststelling van het vaderschap van [de wensvader] aan de orde waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum 1] 2025, 100% genetisch verwant is aan de wensouders, die een langdurige relatie hebben en samen een gezin willen vormen. De draagmoeder, die de minderjarige heeft gebaard, heeft in het verleden een overeenkomst gesloten met de wensouders, waarin de afspraken omtrent het draagmoederschap zijn vastgelegd. De rechtbank heeft de bijzondere curator, mr. L. Scheffer, benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen. De rechtbank heeft de ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende] gegrond verklaard, omdat hij niet de biologische vader is, en het vaderschap van [de wensvader] vastgesteld, ondanks het ontbreken van DNA-onderzoek. Tevens is de adoptie door [de wensmoeder] uitgesproken, met terugwerkende kracht tot de geboorte van de minderjarige. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie in het belang van de minderjarige is, gezien de sterke genetische band met de wensouders en de intentie van alle betrokken partijen dat de minderjarige bij hen opgroeit. De rechtbank heeft ook bepaald dat de familierechtelijke betrekkingen tussen de minderjarige en [de wensvader] in stand blijven na de adoptie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie en Jeugd
zaaknummer / rekestnummer:
C/13/757276 / FA RK 24-6531 (ontkenning vaderschap en gerechtelijke vaststelling vaderschap)
C/13/758420 / FA RK 24-7174 (gezag en adoptie)
Beschikking van 7 juli 2025 betreffende ontkenning/vaststelling vaderschap en adoptie
in de zaak met nummer C/13/757276 / FA RK 24-6531 van:
mr. L. Scheffer,
kantoorhoudende te Amsterdam,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen: ‘de bijzondere curator’,
met als belanghebbenden:
[de draagmoeder] ,
hierna te noemen: ‘de draagmoeder’,
en
[belanghebbende] ,
hierna te noemen: ‘ [belanghebbende] ’,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
hierna gezamenlijk mede te noemen: ‘de draagouders’,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te De Meern,
en
[de wensmoeder] ,
hierna te noemen: ‘de wensmoeder’,
en
[de wensvader] ,
hierna te noemen: ‘de wensvader’,
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
hierna gezamenlijk mede te noemen: ‘de wensouders’,
advocaat mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
en in de zaak met nummer C/13/758420 / FA RK 24-7174 van
[de wensmoeder] ,
hierna te noemen: ‘de wensmoeder’,
en
[de wensvader] ,
hierna te noemen: ‘de wensvader’,
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
hierna gezamenlijk mede te noemen: ‘de wensouders’,
advocaat mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
en
[de draagmoeder] ,
hierna te noemen: ‘de draagmoeder’,
en
[belanghebbende] ,
hierna te noemen: ‘ [belanghebbende] ’,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
hierna gezamenlijk mede te noemen: ‘de draagouders’,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te De Meern,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: ‘de Raad’.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft in de procedure met zaaknummer en kenmerk
C/13/757276 / FA RK 24/6531kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift van de draagouders, ingekomen op 26 september 2024;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek van de wensouders, ingekomen op 8 oktober 2024;
  • het rapport van de bijzondere curator, ingekomen op 21 november 2024;
  • het F9-formulier van de wensouders, ingekomen op 22 november 2024;
  • het F9-formulier van de draagouders, ingekomen op 29 november 2024.
1.2.
Bij beschikking van 16 oktober 2024 heeft deze rechtbank mr. L. Scheffer benoemd als bijzondere curator en haar verzocht een zelfstandig onderzoek in te stellen en de rechtbank daarvan verslag uit te brengen.
1.3.
Gelet op het verweerschrift van de wensouders en het zelfstandige verzoek met betrekking tot de adoptie heeft de rechtbank dat verzoek afgesplitst. Dit verzoek is geregistreerd onder de procedure met zaaknummer en kenmerk
C/13/758420 / FA RK 24/7174. In deze procedure heeft de rechtbank nog kennis genomen van de volgende stukken:
  • het verweerschrift van de wensouders, tevens houdend zelfstandig verzoek van de wensouders, ingekomen op 8 oktober 2024;
  • F4-formulier van de bijzondere curator, ingekomen op 11 november 2024;
  • de brief van de Raad, ingekomen op 9 januari 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van de wensouders, ingekomen op 21 maart 2025;
  • het aanvullende verzoek van de wensouders, ingekomen op 22 mei 2025;
  • de e-mail van de advocaat van de draagouders, ingekomen op 22 mei 2025;
  • de e-mail van de bijzondere curator, ingekomen op 22 mei 2025.
1.4.
De rechtbank heeft de zaak afgedaan zonder mondelinge behandeling.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De draagouders zijn op 18 mei 2023 met elkaar gehuwd en hebben samen drie kinderen.
2.2.
De wensouders hebben ruim 12 jaar een relatie, wonen sinds 2013 samen en zijn op 23 augustus 2019 met elkaar gehuwd.
2.3.
De draagmoeder is de buurvrouw van de ouders van de wensmoeder. De draagmoeder heeft aangeboden draagmoeder te zijn voor de wensouders, aangezien zij niet via een ‘traditionele’ zwangerschap kinderen kunnen krijgen. Doordat er bij de wensmoeder op jonge leeftijd (negen maanden) haar baarmoeder en een eierstok is verwijderd, heeft zij wel eicellen, maar geen baarmoeder. De draagouders gunden de wensouders met heel hun hart een kindje, omdat zij er zeker van waren dat de wensouders een veilige, gezonde en liefdevolle omgeving te bieden hadden. Partijen hebben vooraf veel over het draagmoedertraject gesproken en hebben een traject doorlopen bij het Amsterdam UMC. Ook hebben zij zich laten voorlichten door professionals. Zij hebben de afspraken die zij hebben gemaakt, vastgelegd in een draagmoederovereenkomst (gedateerd op 8 november 2023). Hierbij zijn de zowel de wensouders als de draagouders bijgestaan door hun eigen advocaat.
2.4.
De draagmoeder is zwanger geraakt. Uit de verklaring van dr. M.H. Mochtar van het Amsterdam UMC blijkt onder meer dat de zwangerschap tot stand is gebracht door middel van in-vitro fertilisatie met behulp van een eicel van de wensmoeder en zaadcelmateriaal van de wensvader.
2.5.
Uit de draagmoeder is op [geboortedatum 1] 2025 te [geboorteplaats 1] geboren:
[minderjarige](hierna: ‘de minderjarige’).

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De draagouders hebben de rechtbank verzocht ex artikel 1:212 BW een bijzondere curator te benoemen voor de minderjarige teneinde zijn belangen waar te nemen en de minderjarige in rechte te vertegenwoordigen.
3.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 oktober 2024 mr. L. Scheffer benoemd als bijzondere curator over de minderjarige.
3.3.
De bijzondere curator verzoekt de rechtbank, alleen indien door de rechtbank als noodzakelijk gezien:
I. een deskundige te benoemen om een vaderschapsonderzoek uit te voeren om vast te stellen dat [de wensvader] de biologische vader is van de minderjarige;
na verkregen bericht op grond van het onder I verzochte dat [de wensvader] inderdaad de verwekker is van de minderjarige, danwel omdat de rechtbank er op grond van het voorgaande vanuit gaat dat [de wensvader] de verwekker van de minderjarige is zonder aanvullend bewijs:
II. gegrond te verklaren de ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende] over de minderjarige;
voorwaardelijk, indien deze gegrondverklaring in kracht van gewijsde is gegaan:
III. vast te stellen het vaderschap over de minderjarige van [de wensvader] .
3.4.
De draagouders verzoeken de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een bijzondere curator (prenataal) te benoemen voor de minderjarige;
II. het gezag van de draagouders te beëindigen en de wensouders tot voogd te benoemen over de uit de draagmoeder te geboren minderjarige, voor zolang het ouderschap van de wensouders nog niet is vastgesteld;
III. nadat het vaderschap van [de wensvader] gerechtelijk is vastgesteld hem alleen met het gezag te belasten;
IV. de adoptie uit te spreken van de uit de draagmoeder te geboren minderjarige door [de wensmoeder] , te bepalen dat de adoptie terugwerkt tot aan de geboorte en voor recht te verklaren dat de familierechtelijke betrekkingen tussen [de wensvader] in stand blijft na de adoptie door [de wensmoeder] ;
V. te verstaan dat na de adoptie door [de wensmoeder] beide wensouders met het gezag over de minderjarige zijn belast en hiervan een aantekening te laten maken in het gezagsregister.

4.De beoordeling

Relatieve bevoegdheid
4.1.
Nu partijen kiezen voor de rechtsmacht van de rechtbank Amsterdam en wensen dat de zaak niet wordt verwezen naar de bevoegde rechtbank, acht de rechtbank zich bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Ontkenning vaderschap [belanghebbende]
4.2.
De bijzondere curator verzoekt namens de minderjarige de ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende] gegrond te verklaren. De draagouders hebben aan de bijzondere curator aangegeven er zeker van te zijn dat de minderjarige biologisch afstamt van de wensouders, omdat zij bewust geen geslachtsgemeenschap hebben gehad en de draagvader is gesteriliseerd. De minderjarige stamt 100% af van de wensouders en het is vanaf het begin af aan de bedoeling van alle betrokken partijen geweest dat de minderjarige bij de wensouders zal opgroeien. De bijzondere curator acht het daarom in het belang van de minderjarige dat de juridische situatie zo snel mogelijk in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
4.3.
De draagouders en wensouders stemmen in met het verzoek van de bijzondere curator.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek kan het in artikel 199, onder a en b BW, bedoelde vaderschap – van de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd met de vrouw uit wie het kind is geboren – worden ontkend door de vader of de moeder van het kind of door het kind zelf op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is. De bijzonder curator kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaring van het Amsterdam UMC in samenhang met de verklaring van [belanghebbende] dat hij gesteriliseerd is, voldoende dat hij niet de biologische vader is van de minderjarige. De rechtbank zal daarom het verzoek van de bijzondere curator toewijzen.
Vaststelling vaderschap [de wensvader]
4.5.
De bijzondere curator verzoekt tevens het vaderschap van [de wensvader] vast te stellen. Ondanks dat er geen DNA onderzoek heeft plaatsgevonden, blijkt naar de mening van de bijzondere curator voldoende dat [de wensvader] de biologische vader is van de minderjarige.
4.6.
Alle partijen stemmen in met het verzoek van de bijzondere curator om het vaderschap van de wensvader gerechtelijk vast te stellen.
4.7.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1:207 lid 1 BW het vaderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld op de grond dat deze de verwekker is van het kind. Het verzoek kan worden ingediend door de moeder of het kind. De bijzondere curator is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.
4.8.
Voorwaarde voor gerechtelijke vaststelling vaderschap is dat het verwekkerschap van [de wensvader] vaststaat. De rechtbank leidt uit de stellingen en stukken af dat de minderjarige biologisch gezien een kind van hem is, maar dat hij niet zijn verwekker is. De verwekker is immers de man die door de geslachtsdaad een kind heeft verwekt. Een zaaddonor wordt daaronder niet verstaan (TK 1995-1996, 24649, nr. 3, blz. 8).
4.9.
De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding om aan te sluiten bij de rechtspraak van het EHRM betreffende artikel 1:204, lid 3, BW in samenhang met artikel 8 EVRM. Hierin wordt het in de Nederlandse wetgeving gemaakte onderscheid tussen enerzijds een biologische vader (verwekker) en anderzijds een biologische vader (donor) niet gemaakt. Het bestaan van bloedverwantschap geldt als biologisch gegeven en de wijze van verwekking speelt daarbij geen rol. Voldoende is dat er bloedverwantschap is en van een gezinsleven:
family life. Ingevolge artikel 8 EVRM heeft de biologische vader die
family lifeheeft met zijn kind, ongeacht de wijze waarop de zwangerschap is ontstaan, recht op bescherming van dit
family life.
4.10.
De rechtbank dient daarom de vraagt te vraag te beoordelen of er in dit geval
family lifetussen de minderjarige en de wensvader bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. De minderjarige is direct na zijn geboorte in het gezin van de wensouders opgenomen en wordt sindsdien door hen verzorgd en opgevoed. De rechtbank oordeelt daarom dat de wensvader gelijkgesteld dient te worden met de verwekker.
4.11.
Nu verder geen sprake is van een van de in artikel 1:207 lid 2 BW genoemde beletselen, zal de rechtbank het vaderschap van de wensvader als na te melden toewijzen. Hierbij overweegt de rechtbank dat gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, gelet op het bepaalde in artikel 1:202 BW, pas mogelijk is nadat de beslissing over de ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende] in kracht van gewijsde is gegaan. Daarom zal de vaststelling van het vaderschap van de wensvader worden uitgesproken onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing inhoudende de ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende] in kracht van gewijsde is gegaan.
Gezag
4.12.
Het gezag over de minderjarige wordt nu nog uitgeoefend door de draagouders. De wensouders verzoeken, na vaststelling van het vaderschap de wensvader alleen met het gezag te belasten. Na adoptie door de wensmoeder, wensen de wensouders gezamenlijk met het gezag te worden belast.
4.13.
De draagouders hebben geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek. Zij hebben aan de Raad aangegeven dat het voor hen heel vreemd voelt dat zij zijn belast met het gezag. Zij voelen geen binding met hem; de minderjarig is het kindje van de wensouders en niet van hen. Het liefst hadden zij het gezag voor de geboorte van de minderjarige geregeld, zodat het gezag direct bij de wensouders had gelegen.
4.14.
De Raad acht het in het belang van de minderjarige dat het gezag van de draagouders wordt beëindigd en de wensouders samen met het gezag worden belast, omdat de wensouders als dagelijkse verzorgers dan ook (juridische) beslissingen ten aanzien van de minderjarige kunnen nemen.
4.15.
De rechtbank overweegt als volgt. [de wensvader] is op dit moment niet bevoegd tot het (ouderlijk) gezag. Dit wordt anders zodra de beschikking tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. Artikel 1:253c, eerste lid, BW bepaalt dat de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Uit het derde lid volgt dat wanneer de moeder alleen met het gezag is belast, het verzoek van de vader om alleen met het gezag te worden belast, slechts wordt ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt. Dit betekent dat het verzoek om de wensvader met het eenhoofdig gezag te belasten slechts kan worden ingewilligd, indien dit in het belang van de minderjarige is. De rechtbank acht dat hier het geval. De minderjarige is 100% genetisch verwant aan de wensouders en is – zoals door alle partijen vooraf beoogd – direct na zijn geboorte opgenomen in het gezin van de wensouders, waar hij door hen wordt verzorgd en opgevoed. De draagouders hebben het traject doorlopen omdat zij de wensouders een kindje gunden en het is voor hen altijd duidelijk geweest dat die geen onderdeel zou uitmaken van hun gezin. De draagmoeder heeft nimmer de intentie gehad verzorgings- en opvoedingstaken op zich te nemen. De rechtbank oordeelt dan ook dat het in het belang van de minderjarige is dat de wensvader met het eenhoofdig gezag over de minderjarige wordt belast, vanaf het moment dat de beschikking tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. Het verzoek wordt aldus toegewezen. Zoals hierna blijkt, zullen de wensouders na de adoptie door de wensmoeder samen met het gezag worden belast.
Adoptie
4.16.
Het betreft in deze een adoptieverzoek hier te lande en alle betrokkenen hebben de Nederlandse nationaliteit. De artikelen 1:227, 1:228 en 1:230 BW zijn dan ook op dit verzoek van toepassing.
4.17.
De wensouders stellen dat voldaan is aan de adoptievereisten en verzoeken de adoptie uit te spreken van de minderjarige door [de wensmoeder] . Zij hebben een bestendige relatie van ruim 12 jaar en wonen sinds 2013 samen (en hebben aldus meer dan drie aaneengesloten jaren met elkaar samengeleefd onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift). De minderjarige is geen kleinkind van de wensmoeder en zij is tenminste achttien jaar ouder dan de minderjarige. De minderjarige is 100% verwant aan de wensouders en maakt sinds zijn geboorte deel uit van het gezin van de wensouders. De wensmoeder voert daarom aan dat het in het kennelijke belang van de minderjarige is dat de tussen hen ontstane band wordt bevestigd door een familierechtelijke betrekking tot stand te brengen tussen haar en de minderjarige door middel van adoptie. Daarbij moet worden verstaan dat de familierechtelijke betrekkingen tussen [de wensvader] en de minderjarige (die ontstaan is door de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap) in stand dient te blijven. Daarnaast is redelijkerwijs te voorzien dat de minderjarige niets van de draagmoeder als juridisch moeder heeft te verwachten. De draagouders gunden de wensouders een kindje, maar de draagmoeder zal verder geen ouder voor de minderjarige zijn. Dit volgt ook uit de overgelegde draagmoederschapsovereenkomst. Partijen verwachten dat hun band weer zal terugkeren naar een verhouding waarbij zij elkaar een aantal keer per jaar zien en in die zin zullen zij deel blijven uitmaken van elkaars leven. De wensmoeder zal een boekje maken voor de minderjarige om uit voor te lezen, waarin het draagmoeder traject zal worden beschreven. Daarnaast zullen de draagouders eventuele vragen die de minderjarige in de toekomst heeft over zijn afstamming beantwoorden. Op die manier kan de minderjarige mogelijk op een natuurlijke wijze zijn identiteit ontdekken en ontwikkelen en zal hij in de toekomst worden ingelicht over zijn ontstaansgeschiedenis.
4.18.
De draagmoeder spreekt de adoptie niet tegen (artikel 1:228 lid d BW). De draagmoeder zal (evenals de draagvader) als vrienden van de wensouders betrokken blijven in het leven van de minderjarige, maar de minderjarige heeft niets van de draagmoeder als ouder te verwachten.
4.19.
De Raad adviseert het verzoek toe te wijzen. De Raad merkt op dat hoewel er nog niet is voldaan aan de verzorgingstermijn van één jaar, feit is dat de minderjarige volledig verwant is aan de wensouders, wat blijkt uit de verklaring van het Amsterdam UMC. Om de wensouders in de gelegenheid te stellen de verantwoordelijkheid op zich te nemen, adviseert de Raad positief over adoptie onder één jaar bij zaken waarin het kind aantoonbaar 100% genetisch verwant is aan de wensouders.
4.20.
De rechtbank stelt vast dat aan alle vereisten voor adoptie is voldaan met uitzondering van de verzorgingstermijn van artikel 1:228, eerste lid, onder f, BW.
4.21.
Artikel 1:228 lid 1 onder f BW stelt als voorwaarde dat de adoptant of adoptanten het kind gedurende ten minste één jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed. Indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste één jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden.
4.22.
Op dit moment is de minderjarige nog geen één jaar oud. Formeel betekent dit dat ten tijde van de uitspraak van de rechtbank niet is voldaan aan het vereiste dat de wensouders de minderjarige één jaar moeten hebben verzorgd, zoals bedoeld in artikel 1:228 lid 1 onder f BW. De rechtbank is van oordeel dat deze verzorgingstermijn met name bedoeld is om in het belang van een te adopteren minderjarige de bestendigheid van de verzorging en opvoeding van die minderjarige door de adoptiefouder te toetsen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval sprake is van een bijzondere situatie waarbij afwachting van de vereiste termijn geen redelijk doel dient. De minderjarige is 100% verwant aan de wensouders en zij hebben samen vanaf de geboorte zorggedragen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De rechtbank acht afwijzing van het verzoek tot adoptie, omdat niet is voldaan aan de vereiste verzorgingstermijn in dit geval in strijd met artikel 8 EVRM.
4.23.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verzochte adoptie in het kennelijke belang is van de minderjarige en dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarige niets meer van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. De rechtbank zal het verzoek inzake adoptie van de minderjarige door de wensmoeder daarom toewijzen, onder de opschortende voorwaarde dat de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en de wijziging van het gezag in kracht van gewijsde zijn gegaan.
4.24.
Nu het adoptieverzoek is ingediend voor de geboorte van de minderjarige zal de rechtbank, zoals verzocht, analoog aan artikel 1:230 lid 2 BW, bepalen dat de adoptie terugwerkt tot aan zijn geboorte. De rechtbank acht dit in het belang van de minderjarige en dit strookt met de bedoeling van alle betrokkenen.
Geslachtsnaam
4.25.
De wensouders hebben gezamenlijk verklaard dat de minderjarige de geslachtsnaam ‘ [de wensvader] ’ zal hebben. De rechtbank zal dit vastleggen in deze beschikking.
Gezamenlijk gezag
4.26.
Uit artikel 1:229 lid 4 BW volgt dat de wensouders op het moment dat de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan van rechtswege het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen.
Familierechtelijke betrekking
4.27.
Op grond van artikel 1:229 lid 3 BW blijft de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn/ haar ouder, in dit geval [de wensvader] , en diens bloedverwanten bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder de minderjarige adopteert.
Akte van berusting en inschrijving van de beslissingen bij de registers burgerlijke stand
4.28.
De wensouders willen de beslissingen van de rechtbank zo spoedig mogelijk registreren in de registers van de burgerlijke stand. Zij verzoeken daarom de rechtbank om in de beschikking op te nemen ‘dat de beslissing, zodra partijen een akte van berusting hebben ingediend, kan worden ingeschreven door de ambtenaar van de burgerlijke stand.’
4.29.
De draagouders en de bijzondere curator stemmen in met het verzoek.
4.30.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de berichten van partijen blijkt dat alle belanghebbenden het eens zijn met het verzoek van de wensouders. De rechtbank ziet ambtshalve ook geen bezwaren. De rechtbank zal dit toelichten.
4.31.
Artikel 1:20 lid 1 BW bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de onder hem berustende akten van de burgerlijke stand latere vermeldingen toevoegt van rechterlijke uitspraken waarvan de dagtekening ten minste drie maanden oud is en die inhouden een ontkenning van het vaderschap, een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap en adoptie. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de drie maanden termijn samenhangt met de mogelijkheid van hoger beroep en het in kracht van gewijsde gaan van beslissingen (zie Asser/De Boer, Kolkman & Salomons 1-I 2020/109). Uit artikel 358 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat tegen eindbeschikkingen in verzoekschriftprocedures behoudens berusting hoger beroep open staat. Als alle belanghebbenden berusten in een eindbeschikking van de rechtbank, staat dus geen hoger beroep meer open. De eindbeschikking gaat dan direct in kracht van gewijsde. Gelet hierop hoeft naar het oordeel van de rechtbank in het geval alle belanghebbenden berusten in de eindbeschikking van de rechtbank, de drie maanden termijn door de ambtenaar van de burgerlijke stand niet te worden afgewacht.
De rechtbank overweegt dan ook, conform het verzoek van de wensouders, dat de beslissingen ten aanzien van de ontkenning van het vaderschap, de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap en de adoptie, zodra partijen een akte van berusting hebben ingediend, door de ambtenaar van de burgerlijke stand kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Hetzelfde geldt overigens voor de aantekening in het gezagsregister door de griffie van de rechtbank. Deze aantekening kan ook plaatsvinden zodra de rechtbank een akte van berusting ondertekend door alle belanghebbenden heeft ontvangen.
Voogdij
4.32.
De wensouders hebben in hun verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van 8 oktober 2024 nog verzocht hen tot voogd te benoemen over de minderjarige. Gelet op de tijd die sindsdien is verstreken, de beslissingen die de rechtbank inmiddels in deze beschikking heeft genomen en de omstandigheid dat partijen een akte van berusting zullen gaan tekenen waarna spoedige inschrijving van de beslissingen bij de burgerlijke stand en in het gezagsregister kan volgen, ziet de rechtbank op dit moment geen belang meer bij toewijzing van dit verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van [belanghebbende] , ten aanzien van het uit de draagmoeder geboren kind:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2025;
5.2.
stelt onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan - vast het ouderschap van de man:
[de wensvader] ,
geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 1985,
wonende te [woonplaats 2] ,
ten aanzien van voornoemde minderjarige
5.3.
belast – onder de opschortende voorwaarde dat de beslissingen tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap ten aanzien van de minderjarige in kracht van gewijsde zijn gegaan – [de wensvader] voornoemd, alleen met de uitoefening van het gezag over de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2025;
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
5.4.
spreekt uit de adoptie door [de wensmoeder] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1991, wonende te [woonplaats 2] , van de minderjarige, [minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2025, onder de opschortende voorwaarde dat de beslissingen ten aanzien van de ontkenning van het vaderschap en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in kracht van gewijsde zijn gegaan;
5.5.
bepaalt dat de adoptie terugwerkt tot het tijdstip van de geboorte van de minderjarige;
5.6.
verstaat dat de familierechtelijke betrekking tussen de minderjarige en [de wensvader] in stand blijft.
5.7.
stelt vast dat [de wensmoeder] en [de wensvader] gezamenlijk hebben verklaard dat de minderjarige na de adoptie de geslachtsnaam ‘ [de wensvader] ’ zal hebben;
5.8.
verstaat dat [de wensmoeder] en [de wensvader] na het in kracht van gewijsde gaan van de adoptiebeslissing het gezamenlijk gezag over voornoemde minderjarige zullen uitoefenen;
5.9.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin, zodra de adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, van het gezamenlijk gezag aantekening te doen;
5.10.
draagt de griffier op een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats 1] ;
5.11.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld;
5.12.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. C.C.M. Oude Hengel, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.W. Gerritsen-Heine, griffier, op 7 juli 2025. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).