ECLI:NL:RBAMS:2025:4799

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
13/127904-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke veroordeling in Polen

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Słupsk, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1999, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 25 juni 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon had eerder een voorwaardelijke straf opgelegd gekregen, maar deze was omgezet in een onvoorwaardelijke straf wegens het overtreden van voorwaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij de eerdere veroordeling, waardoor de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

De rechtbank heeft ook het verweer van de raadsman verworpen dat er sprake was van een schending van het recht op een eerlijk proces. Er zijn geen structurele gebreken aangetoond in de rechtsbijstand in Polen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat aan alle wettelijke eisen was voldaan en er geen belemmeringen waren voor de uitvoering van het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/127904-25
Datum uitspraak: 9 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 28 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 juni 2024 door
the Regional Court in Słupsk, II Criminal Department,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the District Court in Chojnice of 6th March 2017(II K 821/16).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon betwist dat hij geen contact heeft gehouden met de reclassering. De reclassering stelde onmogelijke eisen aan hem zoals het direct vinden van werk en een woning.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij het proces dat heeft geleid tot het vonnis van 6 maart 2017. De beslissing tot tenuitvoerlegging hoeft niet aan artikel 12 OLW te worden getoetst.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet aan de orde.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van
the District Court in Chojnicevan 25 februari 2019 (II Ko 1958/18) is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen wegens het overtreden van de gestelde voorwaarden.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 25 februari 2019 zelf is geen beslissing wegens de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit en evenmin is daarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Artikel 11 OLW; recht op een eerlijk proces

De raadsman heeft onder verwijzing naar artikel 11 OLW betoogd dat sprake is van schending van het recht op een eerlijk proces, omdat de opgeëiste persoon geen rechtsbijstand heeft gehad zoals vereist is volgens de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) juncto artikel 6 EVRM. Daardoor is sprake van een flagrante schending van artikel 12, sub b, OLW.
De rechtbank vat het verweer van de raadsman zo op dat het recht op een eerlijk proces is geschonden en overweegt hiertoe als volgt. Niet is gebleken van structurele of fundamentele gebreken met betrekking tot het recht op rechtsbijstand in de uitvaardigende lidstaat, zodat de rechtbank niet kan toekomen aan de vraag of het recht van de opgeëiste persoon op rechtsbijstand is geschonden. De rechtbank verwerpt het verweer.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Słupsk, II Criminal Department(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.W. van der Hoek en G.S. Haas, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (