ECLI:NL:RBAMS:2025:4800

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
13/119146-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Roemenië met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Balş District Court op 14 april 2025, betreft een vrijheidsstraf van één jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 25 juni 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J.N. Hameleers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft en dat zijn persoonsgegevens correct zijn. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de aanvullende informatie beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat het aanwezigheidsrecht onvoldoende was gewaarborgd. De rechtbank oordeelde echter dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de relevante zittingen en dat de weigeringsgrond niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseerde op de garanties van de Roemeense autoriteiten over de detentieomstandigheden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/119146-25
Datum uitspraak: 9 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 2 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 april 2025 door
the Balş District Court, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J.N. Hameleers, advocaat te Roermond en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een
criminal judgment no. 20 of 26.02.2025 of the Balş District Court in case no. 524/184/2024, rendered final by the criminal decision no. 16 of 31.03.2025 delivered by the Olt County Tribunal in case no. 524/184/2024.
Verder vermeldt het EAB met betrekking tot dit vonnis:
the suspension under supervision of the sentence of the 1-year custodial sentence imposed on the convicted person [opgeëiste persoon] is revoked, by criminal judgment no. 104/12.05.2023 rendered by the Balş District Court in case no. 43/184/2023 final as of 29.05.2023.
De rechtbank leidt uit het EAB en de aanvullende informatie van 10 juni 2025 af dat de overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze vrijheidsstraf is aanvankelijk voorwaardelijk aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van 12 mei 2023. Bij beslissing van 26 februari 2025 is de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf bevolen.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
De raadsman heeft aangevoerd dat in de aanvullende informatie staat dat de voorlopige hechtenis van de gevangenisstraf moet worden afgetrokken. Dit blijkt echter onvoldoende uit het EAB.
De rechtbank overweegt als volgt. In het EAB is onder rubriek C.2 melding gemaakt van de opgelegde straf en het deel van de straf dat de opgeëiste persoon na overlevering nog moet uitzitten. De duur van de opgelegde vrijheidsstraf is doorslaggevend, zo volgt uit artikel 2, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Er is sprake van een opgelegde vrijheidsstraf van een langere duur dan de vier maanden die vereist zijn voor een executieoverlevering en niet gebleken is dat de opgeëiste persoon de opgelegde straf al geheel heeft uitgezeten. Hiermee is dus voldaan aan artikel 2, eerste lid, en artikel 7, eerste lid sub a onder 2˚, OLW. De opgeëiste persoon kan zijn standpunt omtrent de duur van de nog uit te zitten gevangenisstraf desgewenst in Polen aan de orde stellen.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat het aanwezigheidsrecht onvoldoende is gewaarborgd. Niet is gebleken dat de opgeëiste persoon deugdelijk was opgeroepen voor de zitting die heeft geleid tot de beslissing van 12 mei 2023 en ook niet voor de zittingen die hebben geleid tot de beslissingen van 26 februari 2025 en 31 maart 2025. Er is verder niet afdoende gebleken dat de opgeëiste persoon bekend was met die beslissingen en evenmin wordt gegarandeerd dat hij hiertegen nog in verzet kan gaan. De beslissingen tot tenuitvoerlegging van de aanvankelijk voorwaardelijk opgelegde straf moeten ook aan artikel 12 OLW worden getoetst. Daarnaast wordt er informatie gegeven in het EAB die tegenstrijdig is ten opzichte van de aanvullende informatie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is, omdat de opgeëiste persoon aanwezig was bij het proces waar de voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd. De beslissing tot tenuitvoerlegging hoeft niet aan artikel 12 OLW te worden getoetst.
De rechtbank overweegt dat alleen het proces dat heeft geleid tot de beslissing van 12 mei 2023 van
the Balş District Court in case no. 43/1842023waar de aanvankelijke voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar is opgelegd aan artikel 12 OLW moet worden getoetst.
De aanvullende informatie van 10 juni 2025 vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing van 12 mei 2023 heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet aan de orde.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van
the Balş District Courtvan 26 februari 2025 is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen wegens het overtreden van de gestelde voorwaarden. Deze beslissing heeft standgehouden in de beslissing in hoger beroep door
the Olt County Tribunalop 31 maart 2025.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De beslissingen tot tenuitvoerlegging van 26 februari 2025 en 31 maart 2025 zelf zijn geen beslissingen wegens de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit en evenmin is daarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf gewijzigd. Deze beslissingen vallen daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd. De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [6]
In de brief van de
Head commissioner of police penitentiary, General Manager National Administration of Penitentiariesvan 28 mei 2025 staat:
(…) concerning the detention conditions that shall apply to [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1999, residing in Olt County, convicted to a term of 1 year’s imprisonment)
(…)
In the event that the person deprived of liberty is handed over to the Romanian authorities at Henri Coandă International Airport, Bucharest, he shall initially be placed in Bucharest-Rahova Penitentiary for the purpose of undergoing a 21-day quarantine period, in a cell where a minimum space of 3 square metres per person shall be ensured.
(…)
Given the length of the sentence, it is most likely that the individual will initially serve their custodial sentence under the open regime. Furthermore, taking into account the individual’s registered domicile, the sentence will most likely be served, at least initially, in Craiova-Pelendava Penitentiary.
(…)
[opgeëiste persoon] shall be guaranteed an individual minimum living space of 3 square metres for the entire duration of his custodial sentence, except during periods of allocation under the open regime, during which he shall benefit from 4 square metres, including the bed and associated furniture, but excluding the area allocated to the sanitary facilities. The number of detainees per room is configured based on the total surface area. Each detainee will be provided with an individual bed and appropriate bedding.
In view of the implementation of the measures outlined in the Action Plan for the period 2020–2025, developed for the execution of the pilot judgment in Rezmiveș and Others v. Romania, as well as the rulings delivered in the group of cases Bragadireanu v. Romania, and taking into account the current number of detainees under the custody of the National Administration of Penitentiaries, as a result of penal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees that, throughout the entire period of sentence execution—including bed and associated furniture, and excluding the area designated for sanitary facilities—each detainee will benefit from a minimum individual space, as follows:
- 3 m² during the quarantine and observation period;
- 4 m² during the execution of a sentence under the open regime.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Balş District Court(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.W. van der Hoek en G.S. Haas, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
6.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.