ECLI:NL:RBAMS:2025:4807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11497311 \ CV EXPL 25-1583
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een boete voor het niet betalen van veerdienst en de vernietiging van het boetebeding

In deze zaak vorderde de Stichting Bergsche Maasveren betaling van een boete van € 95,- van de gedaagde, die gebruik had gemaakt van de veerdienst zonder te betalen. De gedaagde had na ontvangst van de dagvaarding de hoofdsom van € 2,70 betaald, maar de eis van Bergsche Maasveren was inmiddels gewijzigd naar de boete en bijkomende kosten. De gedaagde voerde aan dat hij geen aanmaningen had ontvangen, wat door de kantonrechter werd erkend. De kantonrechter vernietigde het boetebeding, oordelend dat het oneerlijk was en niet in verhouding stond tot de schade die de Bergsche Maasveren zou lijden. De kantonrechter wees ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de Bergsche Maasveren niet had aangetoond dat de gedaagde de aanmaningen had ontvangen. Uiteindelijk werd Bergsche Maasveren veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden begroot voor de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11497311 \ CV EXPL 25-1583
Vonnis van 24 juni 2025
in de zaak van
STICHTING DE BERGSCHE MAASVEREN,
gevestigd te Gemeente Heusden,
eisende partij,
hierna te noemen: Bergsche Maasveren,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 december 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het proces-verbaal van mondeling antwoord van 21 januari 2025,
- het instructievonnis van 4 februari 2025,
- de conclusie van repliek, tevens akte houdende vermindering van eis,
- de conclusie van dupliek,
- de akte uitlating producties.
1.2.
Vervolgens is er een datum voor vonnis bepaald.

2.De kern

2.1.
Bergsche Maasveren verzorgt een aantal veerverbindingen over de Bergsche Maas, waaronder het Capelse Veer. [gedaagde] heeft op zondag 9 juni 2024 om 13:49 uur gebruik gemaakt van het Capelse Veer. Bergsche Maasveren stelt dat [gedaagde] niet heeft betaald voor de veerdienst. Bergsche Maasveren vorderde daarom (onder meer) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2,70.
2.2.
[gedaagde] heeft vlak na ontvangst van de dagvaarding (alsnog) € 2,70 aan Bergsche Maasveren betaald. Bergsche Maasveren heeft vervolgens haar eis verminderd en eist in deze procedure alleen nog betaling van een boete van € 95,-, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.3.
Het verweer van [gedaagde] , namelijk dat hij geen aanmaningen heeft ontvangen, slaagt. Verder vernietigt de kantonrechter ambtshalve het boetebeding. De gevorderde boete en incassokosten worden afgewezen.

3.De beoordeling

[gedaagde] hoeft de boete niet te betalen
3.1.
Bergsche Maasveren vordert betaling van een bedongen boete van € 95,- voor het overvaren zonder te betalen. Zij stelt daartoe dat passagiers die gebruik maken van de veerdienst zonder daarvoor te betalen een boete van € 175,- verschuldigd zijn. Bergsche Maasveren vordert uit coulance een lager bedrag dan de bedongen € 175,- namelijk € 95,-, aangezien de overtochten tot kort voor de bewuste rit van [gedaagde] gratis waren.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het boetebeding oneerlijk is. Daarvoor is het volgende redengevend.
Het boetebeding is op de overeenkomst van toepassing
3.3.
Bergsche Maasveren heeft foto’s overgelegd van verschillende borden, waaronder een bord van de Capelse Veer, waarop de volgende tekst is vermeld: “
Bij niet-betalen voor de overtocht door niet-geregistreerde passagier: u betaalt € 175,00 boete.” Volgens Bergsche Maasveren staan de borden langs alle aanrijroutes en blijkt uit de borden duidelijk dat een boete verschuldigd is als er geen vaargeld betaald wordt. [gedaagde] heeft dat niet betwist.
3.4.
Het hanteren van algemene voorwaarden door middel van het plaatsen van borden op een terrein is in beginsel mogelijk. Van belang is daarbij dat voldoende duidelijk is wat de voorwaarden zijn of waar de voorwaarden gemakkelijk gevonden kunnen worden. Tussen partijen is niet in geschil dat het bord voldoende zichtbaar is en dat de tekst daarop duidelijk leesbaar is aangebracht. De kantonrechter neemt dan ook tot uitgangspunt dat de tekst op de borden kan worden aangemerkt als een beding in de zin van Richtlijn 93/13/EG over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
3.5.
[gedaagde] is met zijn motor op de veerboot gestapt zodat een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen, waarop het boete beding van toepassing is. [1] Aangezien de vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, moet de kantonrechter ambtshalve onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen. [2] Dat sprake is van een overeenkomst van personenvervoer over binnenwateren als bedoeld in artikel 8:70 Burgerlijk Wetboek (BW) zodat sprake is van de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW, zoals Bergsche Maasveren stelt, doet daar niet aan af. De uitzondering in dit artikel verandert immers niets aan de verplichting om te toetsen aan deze richtlijn.
3.6.
Volgens de richtlijn is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Daarbij moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is dus de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg.
3.7.
Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van die contractuele afspraak. [3]
Het boetebeding is oneerlijk
3.8.
Uit sub e van de bij de richtlijn gevoegde indicatieve lijst (de ‘blauwe lijst’) volgt dat bedingen die tot doel of gevolg hebben de consument die zijn verbintenis(sen) niet nakomt een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen, oneerlijk zijn.
3.9.
Het niet betalen voor de overtocht is in beginsel een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming door de consument om een boete te rechtvaardigen. Deze boete dient echter in redelijke verhouding te staan tot de verwachte schade door de gedraging van de consument waarop de boete is gesteld. Naar het oordeel van de kantonrechter staat de boete van € 175,- voor het niet betalen van een vervoersbewijs van
€ 2,70, mede gelet op de omstandigheid dat de overtochten tot voor kort gratis waren, niet in verhouding tot de verwachte schade die Bergsche Maasveren zou lijden. Dat Bergsche Maasveren de boete heeft gematigd tot een bedrag van € 95,- maakt dat, gelet op hetgeen onder 3.6 is overwogen, niet anders. Het boetebeding wordt daarom vernietigd.
3.10.
Aangezien Bergsche Maasveren zich bij dagvaarding al heeft uitgelaten over de (on)eerlijkheid van het beding, zal zij niet in de gelegenheid worden gesteld om zich over de vernietiging uit te laten.
[gedaagde] hoeft de buitengerechtelijke incassokosten niet te betalen
3.11.
Bergsche Maasveren vordert ook de buitengerechtelijke incassokosten. Zij stelt daartoe dat haar advocaat en het incassobureau meerdere (veertiendagen)brieven aan [gedaagde] heeft gezonden, waarin [gedaagde] is aangemaand om de vordering te betalen. Bij de dagvaarding zijn drie brieven gevoegd (van 3 juli 2024, 23 juli 2024 en 6 augustus 2024).
3.12.
Wanneer een schuldeiser bij een consument-schuldenaar aanspraak maakt op betaling van buitengerechtelijke incassokosten, rust op de schuldenaar de stelplicht en de bewijslast dat aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW is voldaan. Die stelplicht omvat dat en op welke dag de schuldenaar de veertiendagenbrief (op zijn laatst) heeft ontvangen.
3.13.
Met toepassing van de ontvangsttheorie, zoals bedoeld in artikel 3:37 lid 3 BW, heeft een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring alleen werking wanneer ook vast staat dat die verklaring de betrokken persoon heeft bereikt. Indien de ontvangst van deze verklaring wordt betwist, zoals in dit geval, moet de afzender (Bergsche Maasveren) feiten en omstandigheden stellen – en zo nodig bewijzen – waaruit volgt dat de verklaring door haar is verzonden naar een adres waarvan zij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar kon worden bereikt én dat de verklaring is aangekomen.
3.14.
Gelet op de betwisting van het ontvangst van de brieven en het feit [gedaagde] vrijwel direct na ontvangt van de dagvaarding de hoofdsom heeft betaald, had het op de weg van Bergsche Maasveren gelegen om de ontvangst van de brieven te onderbouwen (en daar zo nodig bewijs van te leveren), maar dat heeft zij nagelaten. Bergsche Maasveren had de brieven, om te verzekeren dat deze aan zouden komen, bijvoorbeeld per aangetekende post of via de mail met een leesbevestiging kunnen versturen. Dat heeft zij niet gedaan, ook niet nadat zij geen reactie of betaling van [gedaagde] had ontvangen. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke kosten dan ook afwijzen.
Bergsche Maasveren moet de proceskosten betalen
3.15.
Uit het voorgaande volgt dat Bergsche Maasveren [gedaagde] rauwelijks heeft gedagvaard. Nu [gedaagde] de verschuldigde hoofdsom daags na ontvangst van de dagvaarding heeft voldaan en de overige vorderingen van Bergsche Maasveren worden afgewezen, moet Bergsche Maasveren de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
vernietigt het onder 3.3. genoemde beding,
4.2.
wijst de vorderingen van Bergsche Maasveren af,
4.3.
veroordeelt Bergsche Maasveren in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 24 juni 2025.
64183

Voetnoten

1.Hof van Justitie EU 7 november 2029, C-349/18 (
2.HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:NL:EU:C:68 (
3.HvJ EU 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971 (