ECLI:NL:RBAMS:2025:4840

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
13.321507.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak betreffende winkeldiefstal en straatroof met geweld

In deze jeugdstrafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een winkeldiefstal en een straatroof, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft samen met mededaders een Rolex horloge, een telefoon en een portemonnee met inhoud weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat niet is gebleken dat hij enige bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al volledig ten uitvoer is gelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder het gebrek aan een vaste verblijfplaats en de eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.321507.24
Parketnummer vordering tul: 13.220445.23
Datum uitspraak: 7 januari 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [geboorteland] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
[detentie adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 7 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door
[mederwerker kinderbescherming], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad),
en door [voogd] , de (Nidos-)voogd van verdachte, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Rolex horloge en/of telefoon en/of portemonnee en/of identiteitsbewijs en/of rijbewijs en/of contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermaals) naar de grond te duwen en/of trappen en/of
- tegen en/of in de richting van het gezicht, althans het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen en/of
- ( met kracht) aan de pols van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 28 juli 2024 te Amsterdam, openlijk, te weten op de Oudezijds Voorburgwal, in elk geval op of aan de openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 2] door
- pepperspray in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] te spuiten en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] onderuit te halen en/of schoppen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] in de richting van het gezicht, althans het (boven)lichaam te schoppen;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juli 2024 tot en met 30 juli 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten één of meerdere gestolen pinpassen/creditcards) door
- zonder toestemming en medeweten van voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te pinnen op één of meerdere locaties (waaronder de Nederlandse Spoorwegen en/of [supermarkt] );
(art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te Amsterdam, één of meerdere winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan supermarktketen [supermarkt] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
(art 310 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Verdachte is medeverantwoordelijk voor het geweld tegen [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ).
De raadsmanheeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken voor wat betreft het gebruik van de pepperspray. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat NN3 met pepperspray begon te spuiten. Aangever [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) heeft daar pas later over gehoord. Dat daadwerkelijk met pepperspray is gespoten volgt niet uit (de beschrijving van) de camerabeelden, zodat dat de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende wordt ondersteund. Indien toch wordt vastgesteld dat pepperspray werd gebruikt, volgt niet uit het dossier dat verdachte op de hoogte was van het kennelijke bezit daarvan noch dat daar afspraken over zijn gemaakt. Derhalve kan niet worden gesproken van medeplegen.
De rechtbankoverweegt als volgt. De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte van de openlijke geweldpleging dient te worden vrijgesproken. Niet is gebleken dat verdachte enig aandeel heeft gehad in het openlijke geweld tegen [slachtoffer 2] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat het geweld tegen [slachtoffer 2] uitsluitend werd gepleegd door de medeverdachten. Het geweld door verdachte gepleegd, was enkel gericht tegen [slachtoffer 1] en gericht op het stelen van de goederen van [slachtoffer 1] . Aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] sec – zoals door het OM afzonderlijk tenlastegelegd en dus niet als onderdeel van in vereniging gepleegd geweld om de diefstal mogelijk te maken - heeft verdachte zich niet schuldig gemaakt.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de onder 3 ten laste gelegde diefstal heeft begaan wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Verdachte zal hiervan dan ook zonder nadere motivering worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging.
De raadsmanheeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken voor het wegnemen van het Rolex horloge. Niet kan worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk is weggenomen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het horloge van zijn pols is getrokken. Die aangifte wordt op dat onderdeel onvoldoende onderbouwd. Dat zijn Rolex horloge werd weggenomen kan niet worden opgemaakt uit (de beschrijving van) de camerabeelden. Daaruit volgt niet dat verdachte op dat moment een horloge vast had of snel een voorwerp wegstopte en volgt evenmin uit de beschrijving van de camerabeelden dat het horloge niet langer te zien zou zijn op de arm van aangever.
De rechtbankoverweegt als volgt. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 is ten laste gelegd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zijn horloge met veel kracht van zijn pols werd getrokken waarbij zijn huid werd beschadigd. De verbalisanten die ter plaatse komen, treffen bij het slachtoffer geen horloge aan en zien dat het slachtoffer beschadigingen op zijn huid heeft. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat ook het horloge is weggenomen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde winkeldiefstal kan worden bewezen.
De raadsmanheeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankis – met de officier van justitie – van oordeel dat de ten laste gelegde winkeldiefstal kan worden bewezen, omdat verdachte het feit heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 28 juli 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een Rolex horloge en telefoon en portemonnee en identiteitsbewijs en rijbewijs en contant geld, die aan [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermaals naar de grond te duwen en trappen en
- tegen en in de richting van het gezicht, althans het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen en
- met kracht aan de pols van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
hij op 6 oktober 2024 te Amsterdam, winkelgoederen die aan supermarktketen [supermarkt] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

7.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

8.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsmanheeft bepleit een straf op te leggen conform voorarrest, nu verdachte al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De oriëntatiepunten
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door first offenders.
Bij de eerste keer recidive wordt een verhoging toegepast van maximaal 50% of een andere strafmodaliteit toegepast. Bij verdere recidive kan een verhoging worden toegepast van meer dan 50% of een andere strafmodaliteit.
In het onderhavige geval gelden verder als strafverzwarende omstandigheden de aard en ernst van het geweld, de plaats van het delict en het georganiseerd karakter van de groep.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij jegens de slachtoffers fysiek geweld is gebruikt. Aangever werd met zijn vriend ingesloten door de verdachten en vastgepakt. Vervolgens werd aangever met veel geweld naar de grond gebracht en bestolen. De vriend van aangever heeft nog tevergeefs geprobeerd het geweld tegen zijn vriend te stoppen. Samen met zijn mededaders heeft verdachte een duur Rolex horloge, een telefoon en een portemonnee met inhoud weggenomen. Het gewelddadige gedrag versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers en in de samenleving. Verdachte heeft bij het stelen van de goederen vooral oog gehad voor zijn eigen belang en niet stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 december 2024 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hij kan dan ook niet worden aangemerkt als first offender, maar is recidivist en dat is reden de volgens de genoemde oriëntatiepunten in beginsel passend geachte straf naar boven bij te stellen. Op het moment dat verdachte zich schuldig maakte aan de strafbare feiten, liep hij bovendien in een proeftijd.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van de Raad van 9 oktober 2024 dat in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is opgemaakt, waarin de Raad adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De voogd van verdachte heeft ter zitting toegelicht dat hoewel [verdachte] in de raadkamer van 18 december 2024 stellig was in zijn wens om terug naar [geboorteland] te gaan, hij nu toch probeert in Nederland te blijven. De tante van [verdachte] in [geboorteland] is ziek en [verdachte] kan daarom niet terugkeren naar het huis van zijn tante. Een advocaat van [verdachte] probeert met die informatie over het gebrek aan adequate opvang in [geboorteland] een nieuwe procedure te starten bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
De rechtbankoverweegt als volgt. De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, waarbij vooral de gewelddadige straatroof gewicht in de schaal legt, zijn ernstig genoeg om verdachte met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te bestraffen. De rechtbank is, gelet op alle omstandigheden, van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor langere duur dan verdachte nu al vastzit passend en geboden is. Verdachte heeft in Nederland geen vaste verblijfplaats en geen geld en heeft zich daardoor herhaaldelijk schuldig gemaakt aan diefstallen. Verdachte moet zich realiseren dat naarmate hij vaker met het strafrecht in aanraking komt, de hoogte van de straf zal toenemen. Ten overvloede en als waarschuwing, merkt de rechtbank nog op, nu verdachte binnenkort 18 jaar oud wordt, dat het oriëntatiepunt voor een straatroof door een gerecidiveerde volwassen verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden is.
De rechtbank heeft ten slotte rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de veroordeling van verdachte in november 2024. Daarom zal de rechtbank de hierna op te leggen jeugddetentie matigen.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de vordering tot tenuitvoerlegging van 9 december 2024 van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.220445.23.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat de opgelegde voorwaardelijke straf al volledig ten uitvoer is gelegd bij arrest van het Gerechtshof in Amsterdam van 7 november 2024.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77gg, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin haar vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13.220445.23.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis op het moment dat de voorlopige hechtenis gelijk is aan de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. S.F. van Merwijk en G.S. Crince Le Roy, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Pattiasina, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 januari 2025.