ECLI:NL:RBAMS:2025:4899

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
7848827 CV EXPL 19-13575
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij annulering van vlucht door capaciteitsreductie en weersomstandigheden

In deze zaak vorderden passagiers compensatie van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens een geannuleerde vlucht van [plaats] naar Amsterdam op [datum] 2017. De passagiers arriveerden met meer dan twee uur vertraging op hun eindbestemming en stelden dat de annulering niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals weersomstandigheden of capaciteitsreductie, maar dat de vervoerder hen compensatie verschuldigd was op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder voerde aan dat de annulering het gevolg was van een capaciteitsreductie die door de luchtverkeersleiding was opgelegd vanwege slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had onderbouwd dat de annulering gerechtvaardigd was door buitengewone omstandigheden. De weersomstandigheden waren niet uitzonderlijk en de passagiers hadden recht op compensatie. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 2.500,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7848827 CV EXPL 19-13575
vonnis van: 11 juli 2025
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

2. [eiser 2]

beiden wonende te [woonplaats 1]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]

beiden wonende te [woonplaats 2]

5. [eiser 5]

wonende te [woonplaats 3]

6. [eiser 6]

wonende te [woonplaats 4]

7. [eiser 7]

8. [eiser 8]

beiden wonende te [woonplaats 5]

9. [eiser 9]

wonende te [woonplaats 6]

10. [eiser 10]

wonende te [woonplaats 7]
eisers
nader te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mrs. R.L.S.M. Pessers en M.M. Önalan

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 27 februari 2019, met producties
  • conclusie van antwoord met producties
  • instructievonnis
  • conclusie van repliek met producties
  • conclusie van dupliek met producties
  • akte uitlating producties
  • rolmededeling van 2 augustus 2024
  • akte partijen
  • rolmededeling van 25 februari 2025
  • akte partijen
  • dagbepaling vonnis

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.
De passagiers hebben bij de vervoerder een vliegreis geboekt van [plaats] naar Amsterdam, uit te voeren op [datum] 2017 – hierna de vlucht – . De vlucht maakte onderdeel uit van de rotatie Amsterdam – [plaats] – Amsterdam.
1.2.
Het vluchtschema van rotatie was als volgt:
datum
vluchtnr
van
naar
vertrek (UTC)
Aankomst
(UTC)
[datum] /2017
[vluchtnummer 1]
Amsterdam
[plaats]
11:15
12:45
[datum] /2017
[vluchtnummer 2]
[plaats]
Amsterdam
13:20
14:50
1.3.
De vlucht van [plaats] naar Amsterdam is geannuleerd. De passagiers zijn door de vervoerder omgeboekt en zijn met een vertraging van meer dan twee uur op de eindbestemming gearriveerd.
1.4.
In het OCC rapport is ter zake van de vlucht opgenomen:
‘cancelled due atc restrictions AMS due wx ams (wind and rwy 06/24 closed for maint)’.
1.5.
Uit Metar (Meterological Aerodrome Report) data volgt dat op [datum] 2017 tussen 10:55 UTC en 12:55 UTC sprake was laaghangende bewolking (BKN, Broken Sky), van een wind van 23 knopen met windstoten van 32 knopen en een windrichting van 250 graden.
1.6.
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) heeft in een verklaring van 27 juli 2017 opgenomen:
‘because of strong wind and maintenance of the Kaagbaan (06/24) the air traffic to Amsterdam Airport Schiphol had to be regulated between 09:00 – 22:40 hour LT on 19 March 2017, between 08:00 – 23:20hour LT on 20 March 2017 and between 09:00 – 18:00 hour LT on 21 March 2017.LVNL does not decide about cancellation of individual flights.’
1.7.
De passagiers hebben bij de vervoerder aanspraak gemaakt op compensatie ten gevolg van de vertraging van de vlucht.
1.8.
De vervoerder heeft geweigerd de compensatie te betalen.

Vordering en verweer

2. De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.500,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart
2017 tot de algehele voldoening;
b. € 544,50, dan wel € 453,75, aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de
wettelijke rente;
c. de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na
dagtekening van het vonnis.
3. De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraagde aankomst op de eindbestemming gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 lid 1 van de Verordening.
4. De passagiers stellen daartoe – kort gezegd – dat geen sprake was van een buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De weersomstandigheden ten tijde van de vlucht waren voldoende om te vliegen. De weersomstandigheden hebben de uitvoering van de vlucht niet verhinderd. Het is aan de vervoerder om de buitengewone omstandigheid te onderbouwen. De door de vervoerder in het geding gebrachte documenten kunnen niet als bewijs dienen voor het bestaan van een buitengewone omstandigheid. De vervoerder bepaalt naar aanleiding van de algemene capaciteitsreductie welke vluchten hij annuleert. Kennelijk had hij er baat bij om onderstaande vlucht te annuleren. Het vliegtuig dat de rotatie zou vliegen was aanwezig op Schiphol en kon de vlucht uitvoeren. De vervoerder heeft ervoor gekozen om het vliegtuig een andere vlucht te laten uitvoeren. De vervoerder heeft keuzevrijheid en kiest ervoor om bepaalde vluchten, namelijk korte afstandsvluchten zoals onderhavige vlucht, te annuleren. Dit is een operationele beslissing die niet kan worden aangewend ter afwending van het betalen van compensatie.
5. De vervoerder voert verweer en voert – kort gezegd – aan dat sprake is van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, waardoor geen compensatie verschuldigd is. Schiphol is een gereguleerde luchthaven. Er kan niet onbeperkt worden gevlogen van en naar Schiphol. LVNL stelt per seizoen (zomer, winter) vast hoeveel vluchten per uur veilig kunnen vertrekken. Dit zijn zogenaamde operationele parameters, oftewel veiligheidsgrenzen. Meer vluchten kan de infrastructuur niet aan. Deze veiligheidsgrenzen in combinatie met milieugrenzen maken dat als de capaciteit wordt begrensd door LVNL vanwege weersomstandigheden, zoals in deze zaak, niet kan worden volstaan met het vertragen van vluchten mede door het nachtslot van 23:00 uur tot 6:00 uur. De capaciteit ten tijde van vlucht was dermate beperkt, zo’n 61 %, waardoor vertragingen van meer dan 70 minuten zouden optreden. Dat is de maximale buffer die de vervoerder hanteert om vertragingen te kunnen opvangen. Daarboven dienen vluchten te worden geannuleerd, zoals in deze zaak. Een capaciteitsreductie is een besluit van LVNL en is een buitengewone omstandigheid als bedoeld in overweging 14 en 15 van de Verordening. De vervoerder heeft hier geen invloed op. Zowel rechters in Nederland als in het buitenland oordelen dat een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid betreft. Voorts is in 5.4 van de Interpretatieve richtsnoeren betreffende Verordening (EG) nr. 261/2004 van de Commissie – hierna de Richtsnoeren – opgenomen dat overeenkomstig overweging 14 van de Verordening er sprake is van buitengewone omstandigheden als een luchtvaartmaatschappij een vlucht op een overbelaste luchthaven moet uitstellen of annuleren wegens slechte weersomstandigheden, ook als dit tot capaciteitstekort leidt.
6. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht.
7. Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

Uitgangspunt
8. Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan twee uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van artikel 5 lid 1 c onder III jo artikel 7 lid 1 van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op de doelstelling van de Verordening, die volgens overweging 1 van de Verordening erin is gelegen een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen, en het feit dat artikel 5, lid 3, van de Verordening een afwijking is van het beginsel dat de passagiers recht op compensatie hebben in geval van annulering van hun vlucht, moet het begrip “buitengewone omstandigheid” in de zin van deze bepaling echter strikt worden uitgelegd (zie ook het arrest van het Hof van Justitie van 23 maart 2021, Airhelp/SAS, ECLI:EU:C:2021:226).
Onderbouwing buitengewone omstandigheid
9. Van de vervoerder mag verwacht worden dat hij de gestelde buitengewone omstandigheid, in casu de capaciteitsreductie, onderbouwt en tevens onderbouwt wat de gevolgen daarvan zijn voor de geplande vlucht. Daarin is hij niet geslaagd. De vervoerder moet onderbouwen dat hij geen andere mogelijkheid had dan de vlucht te annuleren. Dat heeft hij nagelaten. Reeds gelet daarop is het arrest van het hof Amsterdam van 23 augustus 2022 (ECLI:GHAMS:2022:2422) op dit punt niet relevant voor onderhavige zaak. In die situatie was sprake van een verzoek van de luchthavenexploitant aan alle luchtvaartmaatschappijen om een algemene capaciteitsreductie door te voeren van 30 % voor inkomend en uitgaand vliegverkeer, hetgeen de facto een beperking van 30% van de geplande vluchten betekent. Gesteld noch gebleken is dat dit hier het geval was. Het betreft in deze zaak een verzoek van LVNL tot een capaciteitsreductie, hetgeen naar de kantonrechter vaststelt een procentuele vermindering betreft van het aantal vastgestelde maximale vliegbewegingen, vastgesteld door LVNL. Van de vervoerder had derhalve verwacht mogen worden te onderbouwen wat de gevolgen waren van de capaciteitsreductie. Het had op zijn weg gelegen om, bijvoorbeeld, een NOTAM over te leggen waaruit blijkt dat hij gehouden was om een bepaald percentage van zijn vluchten te annuleren (zie ook Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, 29 januari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:1824). Dat is niet gebeurd. Gelet daarop is de gestelde buitengewone omstandigheid onvoldoende onderbouwd en volgt toewijzing van de gevorderde compensatie.
Capaciteitsreductie/weersomstandigheden
10. De kantonrechter zal desalniettemin tevens beoordelen of de gestelde weersomstandigheden dan wel de capaciteitsreductie buitengewone omstandigheden zijn als bedoeld in de Verordening.
Overweging 15
11. In overweging 15 van de Verordening is opgenomen dat er dient te worden geacht sprake te zijn van een buitengewone omstandigheid wanneer een besluit voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging of annulering veroorzaakt. Voor zover de vervoerder heeft willen betogen dat overweging 15 van de Verordening van toepassing is in deze zaak wordt hij daarin niet gevolgd. Het betreft in dit geval niet een besluit voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag. Dit volgt reeds uit de verklaring van LVNL (1.6).
Overweging 14
12. Dan resteert de vraag of de door de vervoerder gestelde omstandigheid een buitengewone omstandigheid is als bedoeld in overweging 14 van de Verordening. Het verschil met overweging 15 is dat in overweging 15 is opgenomen dat ‘er dient te worden geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden’ daar waar in overweging 14 is opgenomen dat ‘dergelijke (buitengewone, kantonrechter) omstandigheden
kunnenzich met name voordoen’, in een aantal gevallen, waaronder weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. Kortom, de drempel ligt hoger bij de in overweging 14 genoemde gevallen.
Weersomstandigheden
13. De kantonrechter is van oordeel dat de weersomstandigheden die zich ten tijde van de vlucht voordeden niet kwalificeren als weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. Indien de Metar gegevens worden vertaald naar gewoon Nederlands betekent dit dat er sprake was van laaghangende bewolking, met windkracht 6 en windstoten met windkracht 7, vanuit een zuid/zuidwestelijke richting. Dit zijn geen weersomstandigheden die uitzonderlijk/buitengewoon zijn voor Nederland en zeker niet voor het deel van Nederland waarin Schiphol is gelegen en het tijdstip van de vlucht. Indien deze weersomstandigheden reeds leiden tot een capaciteitsreductie dan is de oorzaak van het annuleren gelegen in het vaststellen van de capaciteit, dan wel de invulling daarvan door de geplande vluchten ten tijde van de weersomstandigheden. De oorzaak van het annuleren is dan niet gelegen in de weersomstandigheden.
Capaciteitsreductie
14. De vervoerder stelt feitelijk dat de capaciteit gemaximaliseerd is. Meer vluchten kan de infrastructuur niet aan. De vervoerder heeft niet onderbouwd hoe de capaciteit is benut/ingevuld met vluchten. Dat had wel op zijn weg gelegen. Belangrijker echter is dat, zelfs indien ervan uit wordt gegaan dat de capaciteit niet volledig is benut, het kennelijk noodzakelijk was bij de niet uitzonderlijke weersomstandigheden een capaciteitsreductie door te voeren van 61% ten tijde van de vlucht, waarbij tevens niet is onderbouwd of dit 61% van de volledige capaciteit is dan wel van de geplande vluchten. Dan rijst de vraag of de capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid is. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter eveneens niet het geval.
14. Het HvjEU heeft aan het begrip buitengewone omstandigheden meermaals invulling gegeven, waaronder in het arrest Airhelp/SAS, HvjEU (Grote Kamer), ECLI:EU:C:2021:226), tevens besproken in de conclusie van advocaat-generaal L. Medina van 9 februari 2023 (ECLI:EU:C:2023:91). De kantonrechter zoekt daarbij aansluiting. Buitengewone omstandigheden zijn omstandigheden die vanwege hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij (eerste voorwaarde) en waarop laatstgenoemde geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen (tweede voorwaarde). Dit betreffen cumulatieve voorwaarden. In het arrest Airhelp/SAS heeft het HvjEU vier criteria onderzocht om vast te stellen of aan de tweede voorwaarde is voldaan. Dit zijn eveneens cumulatieve voorwaarden. Van die voorwaarden zijn er in ieder geval twee voor deze zaak van belang, namelijk de vraag 1) of de gebeurtenis voorzienbaar was voor de vervoerder en 2) of de vervoerder invloed op de gebeurtenis had.
Voorzienbaarheid
16. Met name is van belang of de gebeurtenis voorzienbaar is voor de vervoerder. In hoeverre kan een gebeurtenis bekend zijn of kan ze worden vermoed door de vervoerder voor ze plaatsvindt. In hoeverre kan de gebeurtenis redelijkerwijs worden verwacht, hetgeen een onderzoek naar de waarschijnlijkheid impliceert. Hoe waarschijnlijk was het derhalve dat de vervoerder de gevolgen van de gebeurtenis had kunnen voorzien. Dat dergelijke weersomstandigheden zich zullen voordoen in Nederland is waarschijnlijk. Voorzienbaar is dat in Nederland, met name in het voorjaar, najaar en winter, een weerbeeld van windkracht 6 met windstoten van windkracht 7 uit zuid/zuidwestelijke richting niet ongebruikelijk is. Vervolgens is de vraag aan de orde of en in hoeverre het gebruik van de capaciteit ertoe leidt dat hierdoor kennelijk niet gevlogen kan worden. Dat de invulling van de capaciteit door de luchthavenexploitant van dien aard is dat reeds bij dit weerbeeld vluchten dienen te worden geannuleerd is voorzienbaar voor de vervoerder. Daarbij mag van de vervoerder gewoonweg meer worden verwacht dan enkel te wijzen naar de luchthavenexploitant of LVNL. In dat kader mag van de vervoerder ook meer worden verwacht met betrekking tot een toelichting op de planning van zijn vluchten, ook met betrekking tot de seizoenen en het daarbij verwachte weerbeeld. Zo is onduidelijk gebleven in hoeverre de vervoerder in zijn eigen planning rekening houdt met het voorgaande. Hoe de vervoerder zijn vluchten plant is overigens een beslissing die behoort tot de ondernemersvrijheid van de vervoerder en het staat hem uiteraard vrij dit naar eigen inzicht in te vullen. Het laat echter onverlet dat een invulling van de capaciteit ten tijde van de vlucht, zowel door de luchthavenexploitant als door de vervoerder, tot gevolg heeft dat voorzienbaar is voor de vervoerder dat bij weersomstandigheden als de onderhavige, die niet uitzonderlijk zijn, vluchten geannuleerd dienen te worden. Het gevolg daarvan is dat er geen sprake is van een buitengewone omstandigheid en dus van een compensatieplicht bij een vertraging van de passagiers als in onderhavige zaak.
Invloed
17. Voor wat betreft het deel van de planning door de vervoerder van zijn vluchten kan de vraag gesteld worden in hoeverre hij daadwerkelijk invloed heeft op de gebeurtenis. Dit is niet onderbouwd en kan derhalve in het midden blijven nu reeds niet is voldaan aan de cumulatieve voorwaarde met betrekking tot de voorzienbaarheid van de gebeurtenis. Of de vervoerder invloed heeft op de planning van de luchthavenexploitant kan gelet daarop eveneens in het midden blijven maar vast staat dat dit eveneens niet is onderbouwd door de vervoerder.
Onderhoud Kaagbaan
18. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat het onderhoud aan de Kaagbaan in dit geval eveneens geen buitengewone omstandigheid is. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder, dan wel de luchthavenexploitant, hiermee rekening hebben gehouden bij de planning van de vluchten/capaciteit, hetgeen wel verwacht had mogen worden, met name in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen ter zake van de cumulatieve voorwaarde met betrekking tot de voorzienbaarheid van de gebeurtenis. Anders dan de vervoerder stelt is het arrest Moens (HvjEU, 26 juni 2019, ECLI:EU:C:2019:535) in dit geval niet toepasbaar op de onderhavige situatie. In het arrest Moens was, onverwacht, sprake van aanwezigheid van benzine op een start- of landingsbaan van een luchthaven waardoor deze baan moest worden gesloten. In dit geval was sprake van gepland onderhoud aan de start/landingsbaan, hetgeen voorzienbaar is.
Richtsnoeren
19. Dat in, thans in 5.2.3 onder sub h, van de Richtsnoeren is opgenomen dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid ‘als een luchtvaartmaatschappij een vlucht op een overbelaste luchthaven moet uitstellen of annuleren wegens slechte weersomstandigheden, ook als dit tot capaciteitstekort leidt’, maakt het voorgaande niet anders alleen al omdat hier geen sprake is van slechte weersomstandigheden in de zin van de Verordening. In dit geval leidt het niet tot het oordeel dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid. Ook de uitspraken van andere (Europese) rechtbanken geven geen aanleiding om het oordeel in deze zaak anders te doen laten uitvallen. De vraag of, dan wel wanneer, een capaciteitsreductie een buitengewone omstandigheid is, is nooit door het Europees Hof of, inmiddels, het Gerecht beoordeeld omdat de luchtvaartmaatschappijen de zaken die daarvoor in aanmerking kwamen, dan wel aanhangig zijn gemaakt, regelden waardoor geen uitspraak over dit punt is gedaan.
Vliegtuig
20. Daarbij komt dat volgens de passagiers het toestel dat de rotatievluchten zou uitvoeren aanwezig was op Schiphol. De vervoerder heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat de passagiers dit niet hebben onderbouwd en voorts dat het niet relevant is. Daarmee heeft de vervoerder echter niet de stelling gemotiveerd betwist, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. De passagiers hebben bij akte na dupliek het vluchtschema weergegeven van het betreffende toestel ter onderbouwing van hun stelling, waaruit volgt dat het toestel op de luchthaven was ten tijde van de geplande rotatievluchten maar dat het toestel een andere vlucht heeft uitgevoerd. Van de vervoerder had eveneens een onderbouwing mogen worden verwacht, die hij niet heeft gegeven, waar het vliegtuig dan wel was dan wel waarom het vliegtuig dat de vlucht zou uitvoeren kennelijk wel op de luchthaven aanwezig was maar de onderhavige rotatievluchten niet heeft uitgevoerd. De vervoerder beschikt over deze gegevens en het had op zijn weg gelegen om zijn betwisting op dit punt deugdelijk te onderbouwen, hetgeen hij niet heeft gedaan. De kantonrechter gaat er derhalve vanuit dat het toestel zich ten tijde van de geplande rotatievluchten op de luchthaven Schiphol bevond. Dat de vervoerder ervoor heeft gekozen om het vliegtuig niet te laten vertrekken dan wel een andere vlucht te laten uitvoeren staat hem vrij. Dat aan deze keuze mogelijk economische redenen te grondslag liggen is begrijpelijk maar economische redenen kwalificeren niet als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
Hoofdsom en wettelijke rente
21. Dat betekent dat gevorderde hoofdsom toewijsbaar is als gevorderd. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden toegewezen als gevorderd. Het betreft immers een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, die gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. En dat moment is de datum van de geannuleerde vlucht.
Buitengerechtelijke kosten
22. De passagiers hebben niet aangetoond dat er meer dan een enkele standaardbrief aan de vervoerder is verzonden. Daarnaast hebben de passagiers naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De passagiers hebben derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 BW. De vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.
Proceskosten
23. Bij deze uitkomst wordt de vervoerder veroordeeld in de proceskosten als hierna te melden. Nu de aktes na de rolmededelingen buiten beschouwing zijn gelaten wordt er aan salaris gemachtigde 2,5 punt toegewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.500,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2017 tot aan de voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de proceskosten, aan de zijde van de passagiers tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 231,00
-exploot: € 99,01
-salaris: € 510,00
--------------
totaal: € 840,01
inclusief eventueel verschuldigde btw en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien deze proceskosten niet betaald zijn binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 67,50 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw, en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien deze proceskosten niet betaald zijn binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de kosten van betekening van dit vonnis indien de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen onder I, II, en III voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.