ECLI:NL:RBAMS:2025:5066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
13/047415-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake poging tot afpersing in vereniging

Op 13 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing in vereniging. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het bedreigen van een aangever met geweld om een geldbedrag van € 12.000,- af te dwingen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 30 mei 2025, waar de officier van justitie, mr. V.C. Padberg, de vordering heeft ingediend en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.D. Popescu. De verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld, wat blijkt uit zijn eigen verklaringen en het bewijs dat door de politie is verzameld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en een contactverbod met medeverdachten en het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een telefoon verbeurd verklaard die in beslag is genomen en die is gebruikt bij het gepleegde feit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte, en heeft besloten om de verdachte de kans te geven om met de reclassering samen te werken om zijn leven op orde te krijgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/047415-25
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna: verdachte.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V.C. Padberg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 12 tot en met 17 februari 2025 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing in vereniging van [aangever] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

De officier van justitie stelt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend en nadien is door de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Dat verdachte het feit heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met anderen volgt uit zijn eigen verklaring dat hij van iemand de opdracht heeft gekregen de bedreigingen te uiten en dat hij van deze persoon instructies kreeg over de manier waarop hij dit moest doen, de verklaring van de aangever dat hij door verschillende personen is gebeld, en het proces-verbaal van politie waarin staat beschreven dat op de uitgeluisterde gesprekken verschillende stemmen zijn gehoord.

4.Bewezenverklaring

In
bijlage IIheeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 12 februari 2025 tot en met 17 februari 2025 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van een gelbedrag van € 12.000, dat aan die [aangever] toebehoorde die [aangever] meermalen, anoniem heeft gebeld en vervolgens de volgende dreigende woorden heeft toegevoegd:
-"Je moet vandaag € 12.000,- betalen anders wordt jouw woning en de woning van
jouw ouders opgeblazen", en
- " Je gaat nu betalen of er komt iemand naar je toe en die slaat je met een gunnoe",
en
- " Als jij niks gaat betalen, jouw osso's gaan de lucht in broer", en
- " Ik ga jou alvast zeggen, als je niet komt met die doekoe dan heb je een probleem", en
- " Je komt gewoon deze kant op. Nu hier anders gaat de shit de lucht in. Anders gaat
shit de lucht in. In ieder geval jouw osso gaat de lucht in", en
- " Ey luister dan, je snapt niet dat het geen geintje is. Je wil echt dat die huizen de
lucht in gaan. Wil je dat echt?",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 93 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft zij als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling en een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer gevorderd. Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige poging tot afpersing. Hij heeft het slachtoffer meerdere keren opgebeld en heeft onder andere gedreigd de woningen van het slachtoffer en van zijn ouders op te blazen. Hierbij zijn ook de woonadressen van het slachtoffer en zijn ouders genoemd, wat de dreiging kracht heeft bijgezet. Dergelijke dreigementen kunnen tot zeer angstige momenten en een onveilig gevoel leiden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij hier totaal niet bij heeft stilgestaan. Verder heeft verdachte verklaard dat hij dit puur voor zijn eigen financiële gewin heeft gedaan; hij wilde namelijk snel geld verdienen. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit leidt dus niet tot een zwaardere of lichtere straf.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 14 mei 2025. Hierin staat dat verdachte tegen de reclassering heeft gezegd dat hij na de terechtzitting niet meer wil meewerken aan een reclasseringstoezicht en dat hij liever zijn straf uitzit. Ondanks dat de reclassering ambulante behandeling binnen een forensisch kader geïndiceerd acht, adviseert de reclassering daarom geen bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet door deze opmerkingen van verdachte namelijk geen mogelijkheden meer om met interventies of toezicht de risico's, die zij wel aanwezig acht, te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Op de terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat dit op een misverstand zou berusten en dat hij wel degelijk wil meewerken met de reclassering. In een eerder reclasseringsadvies van 10 april 2025 heeft de reclassering wel een aantal schorsingsvoorwaarden geformuleerd met een beschermend karakter die helpen het risico op recidive te verminderen. Verdachte is met deze bijzondere voorwaarden geschorst en heeft zich gedurende het schorsingstoezicht aan deze afspraken gehouden. De rechtbank wil de verdachte daarom de kans geven om te laten zien dat hij het meent als hij zegt dat hij (toch) met de reclassering aan de slag wil om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank zal dus een deels voorwaardelijke straf opleggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals eerder door de reclassering zijn geadviseerd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 92 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Aangezien verdachte 58 dagen in voorarrest heeft gezeten betekent dit dat hij niet terug hoeft naar de gevangenis. De 92 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar worden opgelegd onder de volgende bijzondere voorwaarden: (i) meldplicht bij de reclassering, (ii) ambulante behandeling, (iii) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, (iv) contactverbod met medeverdachten en aangever en (v) zich inspannen voor een zinvolle dagbesteding. De rechtbank acht het van belang dat verdachte hierbij wordt begeleid door de reclassering. Het voorwaardelijke strafdeel van 92 dagen geldt daarbij als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. Gaat verdachte toch in de fout, of houdt hij zich niet aan de bijzondere voorwaarden, dan weet hij dat daar direct consequenties aan verbonden kunnen worden en dat hij mogelijk het voorwaardelijke deel van de straf alsnog moet uitzitten.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Telefoontoestel (goednummer: G6621450, L8star Mini Nokia).
Verbeurdverklaring
Deze telefoon behoort aan verdachte toe. Aangezien mede met behulp van deze telefoon het bewezenverklaarde is begaan wordt deze telefoon verbeurdverklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot afpersing in vereniging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
92 (tweeënnegentig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij de bureaudienst van Reclassering Inforsa op het adres [adres] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door het FAZ van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra veroordeelde is geaccepteerd door de zorgverlener en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde werkt mee aan de indicatiestelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra veroordeelde is geaccepteerd door de woonvorm. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met – (i) [aangever] , geboren op [geboortedag 2] 1996 te [geboorteplaats 2] , (ii) [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 3] 1987 te [geboorteplaats 3] , (iii) [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 4] 1987 te [geboorteplaats 4] en (iv) [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 5] 1996 te [geboorteplaats 5] .
De politie ziet toe op naleving van dit contactverbod.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het behouden en vinden van zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of opleiding.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod op de naleving waarvan de politie toeziet, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Nu verdachte het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf reeds in voorarrest heeft doorgebracht, komt hij niet in aanmerking voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, en is de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, niet aan de orde.
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (goednummer: G6621450, L8star Mini Nokia).
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en N. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.V. Koppelman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2025.
[.....]

1.[.....]

[.....]

[.....]