ECLI:NL:RBAMS:2025:5071
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende vaststelling van de schuldenlast
Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de Coöperatieve Rabobank U.A. het faillissement van de verzoeker had aangevraagd. De verzoeker diende op 1 mei 2025 een verzoek in voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Tijdens de behandeling op 10 juli 2025 werd de verzoeker gehoord, bijgestaan door een schuldhulpverlener. De rechtbank heeft het verzoek tot schuldsanering afgewezen, omdat de totale omvang van de schuldenlast onvoldoende vaststond. De rechtbank overwoog dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank wees op de noodzaak om een staat van schulden en schuldeisers te overleggen, wat niet adequaat was gebeurd. Bovendien was er een risico dat de schuldenlast zou toenemen door een mogelijke strafrechtelijke veroordeling en vorderingen uit onrechtmatige daad. De rechtbank concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan de eisen van de Faillissementswet en wees het af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b Faillissementswet.