ECLI:NL:RBAMS:2025:5077

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
13-168049-25 EAB 1
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering omzetting voorlopige aanhouding in aanhouding op basis van Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon door België. De opgeëiste persoon, geboren in Ghana en met zowel de Nederlandse als Ghanese nationaliteit, was op 5 juni 2025 voorlopig aangehouden op basis van artikel 17 van de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie had gevorderd om deze voorlopige aanhouding om te zetten in een aanhouding, verwijzend naar een Europees aanhoudingsbevel (EAB) van 5 augustus 2024. De raadsman van de opgeëiste persoon betwistte de ontvankelijkheid van de officier van justitie en stelde dat de voorlopige aanhouding niet mogelijk was omdat het EAB al was ontvangen voordat de aanhouding plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat de raadsman niet in zijn standpunt werd gevolgd. De rechtbank concludeerde dat het EAB op 2 juni 2025 was ontvangen en voldeed aan de vereisten van artikel 2 OLW. Hierdoor was de voorlopige aanhouding op basis van artikel 17 OLW niet mogelijk. De rechtbank wees de vordering tot omzetting van de voorlopige aanhouding af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Internationale rechtshulpkamer

Parketnummer : 13-168049-25 EAB 1
Afwijzing vordering omzetting voorlopige aanhouding in aanhouding (artikel 21 lid 3 Overleveringswet)
De uitvaardigende justitiële autoriteit van België heeft om overlevering verzocht van de opgeëiste persoon:

[opgeëiste persoon] ,

geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Ghana),
van Nederlandse en Ghanese nationaliteit,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd uit andere hoofde in [detentieplaats] .
Raadsman mr. M.L. van Gessel.

Procedure

De opgeëiste persoon is op 5 juni 2025 voorlopig aangehouden op grond van artikel 17 Overleveringswet (OLW). De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van deze aanhouding opgeschort ten behoeve van de detentie uit anderen hoofde op grond van parketnummer 23/001977-23.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de voorlopige aanhouding in aanhouding zal omzetten, vanwege het Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) van 5 augustus 2024.
De rechtbank heeft de opgeëiste persoon via videoverbinding gehoord. Zijn raadsman is in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De raadsman heeft gesteld, kort gezegd, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot omzetting van de voorlopige aanhouding. De opgeëiste persoon is uitgeleverd door Turkije, maar niet voor dit vonnis. België had een verzoek tot uitlevering aan Turkije moeten doen, dan wel had aan Turkije, in overleg met Nederland, aanvullende toestemming gevraagd moeten worden. De raadsman heeft verder gesteld dat de voorlopige aanhouding niet mogelijk was omdat het EAB op dat moment al was ontvangen.

Beoordeling

De rechtbank volgt de raadsman niet in het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot omzetting van de voorlopige aanhouding. De stellingen van de raadsman met betrekking tot de gevoerde uitleveringsprocedure, waaronder het beroep op het specialiteitsbeginsel, kunnen in het kader van de inhoudelijke beoordeling van het EAB aan de orde komen, maar raken niet de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot omzetting van de voorlopige aanhouding.
Met betrekking tot de inhoudelijke beoordeling van de vordering tot omzetting van de voorlopige aanhouding overweegt de rechtbank het volgende. Bij de stukken bevindt zich het in de Nederlandse taal gestelde EAB van 5 augustus 2024. Ook de vordering tot het in behandeling nemen van dit EAB bevindt zich bij de stukken. In die vordering staat dat het EAB is ontvangen op 2 juni 2025.
Op grond van artikel 21, eerste lid, OLW wordt de opgeëiste persoon op basis van een EAB dat voldoet aan de vereisten zoals omschreven in artikel 2 zonder verdere formaliteiten aangehouden.
Op grond van artikel 17, eerste lid, OLW is elke officier van justitie of hulpofficier van justitie bevoegd de voorlopige aanhouding van een opgeëiste persoon overeenkomstig
artikel 15 OLW (op basis van een signalering als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid OLW) te bevelen.
De rechtbank stelt vast dat het (in de Nederlande taal gestelde) EAB van 5 augustus 2024 reeds was ontvangen (namelijk op 2 juni 2025) voordat de opgeëiste persoon op 5 juni 2025 voorlopig werd aangehouden in de PI Vught (EBI) en dat dit EAB voldoet aan de vereisten zoals omschreven in artikel 2 OLW. Dit betekent dat de opgeëiste persoon niet op grond van artikel 17 OLW kon worden aangehouden.
Nu de voorlopige aanhouding op grond van artikel 17 OLW niet mogelijk was, betekent dit dat de rechtbank de vordering om deze voorlopige aanhouding om te zetten, zal afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
-
WIJST AFde vordering omzetting voorlopige aanhouding in aanhouding.
Deze beslissing is genomen op 12 juni 2025 door
mr. A.R.P.J. Davids, rechter,
en in tegenwoordigheid van S.C.M. Plat, griffier.