ECLI:NL:RBAMS:2025:5079

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
13-156105-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering omzetting voorlopige aanhouding in aanhouding in het kader van overlevering

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een vordering tot omzetting van een voorlopige aanhouding in een aanhouding. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon door de justitiële autoriteit van het Verenigd Koninkrijk. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 en gedetineerd in een andere zaak, was op 28 mei 2025 voorlopig aangehouden op basis van de Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK Justitie en Veiligheid en de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie had gevorderd om deze voorlopige aanhouding om te zetten in een aanhouding, omdat er een arrestatiebevel was ontvangen dat gedateerd was op 9 mei 2025. Tijdens de behandeling van de vordering werd duidelijk dat het arrestatiebevel al vóór de voorlopige aanhouding was ontvangen. De rechtbank heeft de opgeëiste persoon gehoord en de raadsvrouw, mr. D. van Roon, heeft opmerkingen gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het arrestatiebevel voldeed aan de vereisten van de OLW, maar dat de voorlopige aanhouding niet op de juiste grondslag was gebaseerd. Daarom heeft de rechtbank de vordering tot omzetting van de voorlopige aanhouding in aanhouding afgewezen. De beslissing is genomen door rechter mr. A.R.P.J. Davids en griffier M.C.G. Kroon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Internationale rechtshulpkamer

Parketnummer : 13-156105-25
Afwijzing vordering omzetting voorlopige aanhouding in aanhouding (artikel 3 lid 1 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK Justitie en Veiligheid jo artikel 21 lid 3 Overleveringswet)
De uitvaardigende justitiële autoriteit van Verenigd Koninkrijk heeft om overlevering verzocht van de opgeëiste persoon:

[opgeëiste persoon] ,

geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd uit andere hoofde in [detentieplaats] .
Raadsvrouw mr. D van Roon, waarnemend voor mr. S. Konya, raadsman van de opgeëiste persoon.

Procedure

De opgeëiste persoon is op 28 mei 2025 voorlopig aangehouden op grond van artikel 3 lid 1 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK Justitie en Veiligheid jo artikel 17 Overleveringswet (OLW). De voorlopige aanhouding is direct opgeschort in verband met de detentie uit andere hoofde op grond van parketnummer 09-224447-23.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de voorlopige aanhouding in aanhouding zal omzetten, vanwege het voor de rechtbank op onbekende datum ontvangen arrestatiebevel gedateerd 9 mei 2025. Voorafgaand aan de behandeling van de vordering heeft de rechtbank uit telefonisch contact met de officier van justitie vernomen dat het (in de Engelse taal gestelde) arrestatiebevel van 9 mei 2025 reeds voorafgaand aan de voorlopige aanhouding van 28 mei 2025 was ontvangen.
De rechtbank heeft de opgeëiste persoon gehoord. De raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken.

Beoordeling

Op grond van artikel 3 lid 1 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK Justitie en Veiligheid juncto artikel 21, eerste lid, OLW wordt de opgeëiste persoon op basis van een arrestatiebevel dat voldoet aan de vereisten zoals omschreven in artikel 2 zonder verdere formaliteiten aangehouden.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK Justitie en Veiligheid juncto artikel 17, eerste lid, OLW is elke officier van justitie of hulpofficier van justitie bevoegd de voorlopige aanhouding van een opgeëiste persoon overeenkomstig artikel 15 OLW (op basis van een signalering als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid OLW) te bevelen.
De rechtbank stelt vast dat het (in de Engelse taal gestelde) arrestatiebevel van 9 mei 2025 reeds was ontvangen voordat de opgeëiste persoon op 28 mei 2025 voorlopig werd aangehouden in de PI Veenhuizen en dat dit arrestatiebevel voldoet aan de vereisten zoals omschreven in artikel 2 OLW. Dit betekent dat de opgeëiste persoon niet op grond van artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK Justitie en Veiligheid juncto artikel 17 OLW kon worden aangehouden.
Nu de voorlopige aanhouding op grond van artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU-VK Justitie en Veiligheid juncto artikel 17 OLW niet mogelijk was, betekent dit dat de rechtbank de vordering om deze voorlopige aanhouding om te zetten, zal afwijzen.

Beslissing

WIJST AF de vordering omzetting voorlopige aanhouding in aanhouding.

Deze beslissing is genomen op 06 juni 2025 door
mr. A.R.P.J. Davids, rechter,
en in tegenwoordigheid van M.C.G. Kroon, griffier.