ECLI:NL:RBAMS:2025:5081

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
13/283643-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Radom, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 19 augustus 2024 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zittingen op 4 juni en 2 juli 2025. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en het onderzoek heropend om nadere informatie op te vragen aan de Poolse autoriteiten over de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de verdediging van de opgeëiste persoon van mening was dat zijn verdedigingsrechten waren geschaad, omdat hij niet op de hoogte was van het verzamelvonnis dat aan de basis van het EAB lag. De officier van justitie stelde echter dat de informatie van de Poolse autoriteiten voldoende was om de overlevering niet te weigeren. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure rondom het verzamelvonnis en dat hij niet stilzwijgend afstand had gedaan van zijn verdedigingsrechten.

Daarom besloot de rechtbank de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW, omdat niet vastgesteld kon worden dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk wist van de procedure en de bijbehorende rechten. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was en dat er geen aanleiding was om hiervan af te wijken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/283643-24
Datum uitspraak: 16 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 11 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 augustus 2024 door de
Regional Court in Radom, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] (Polen),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 4 juni 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y. Habib, advocaat in ’s-Gravenhage en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak
Bij tussenuitspraak van 18 juni 2025 [3] heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om nadere informatie op te laten vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met het oog op de toetsing aan de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Zitting 2 juli 2025
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 2 juli 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman mr. Y. Habib en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

Bij tussenuitspraak van 18 juni 2025 heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid, de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van vonnis II K 2094/19, vonnis II K 2730/19, vonnis II K 2981/19 en vonnis II K 2895/19, het gelijkstellingsverzoek en artikel 11 OLW. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Ten aanzien van het verzamelvonnis van deDistrict Court in Radomvan 30 oktober 2023, met referentie II K 1725/23
Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 18 juni 2025 heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum op 20 juni 2025, de volgende vragen voorgelegd aan de Poolse autoriteiten:
“1) Does the address instruction given to and received by the requested person (in the cases with references II K 2730/18, II K 2094/19, II K 2981/19 and II K 2895/19) also relate to a
(possible) procedure for the accumulation of the sentences imposed?
2) How was this made known to the requested person?”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 27 juni 2025 hierop als volgt geantwoord:
“With regard to point 1: The instruction regarding the address also applies to
proceedings concerning the possible aggregation of the aforementioned penalties.
With regard to point 2: The wanted person has been instructed accordingly in
each of the cases subject to aggregation, specifically with reference to the content
of Article 139 § 1 and § 3 of the Polish Code of Criminal Procedure, which states:
§ 1: “If a party changes their place of residence without providing a new address, or
does not reside at the address previously provided, any correspondence sent to that
address shall be deemed effectively served.”
§ 3: “The provision of § 1 does not apply to correspondence sent for the first time
following a final acquittal of the accused.”
Stanpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden omdat de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zijn geschaad. Hij was niet op de hoogte van het verzamelvonnis. Er wordt in de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 27 juni 2025 slechts verwezen naar een Pools wetsartikel. Het is nog steeds onduidelijk op welke wijze de dagvaarding in de verzamelprocedure aan de opgeëiste persoon is dan wel geacht moet worden te zijn betekend.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit afdoende is om af te zien van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van het verzamelvonnis. Het is haar ambtshalve bekend is dat de adresinstructies die worden gegeven in de onderliggende procedures zich ook tot over de verzamelprocedure uitstrekken. Bovendien valt de uitkomst van de wijziging van de totale straf door middel van een verzamelvonnis ten gunste van de opgeëiste persoon uit.
Oordeel van de rechtbank
De uitvaardigende justitiële autoriteit geeft in de aanvullende informatie van 27 juni 2025 aan dat de adresinstructie zich tevens uitstrekte over een mogelijke verzamelprocedure (“
the instruction regarding the address also applies to proceedings concerning the possible aggregation of the aforementioned penalties”).
Volgens vaste rechtspraak van de rechtbank Amsterdam is een dergelijke adresinstructie in een aantal gevallen voldoende om af te zien van het weigeren van de overlevering op grond van artikel 12, OLW. In het onderhavige geval doet die situatie zich naar het oordeel van de rechtbank echter niet voor. [4] Niet is gebleken dat aan de opgeëiste persoon in het kader van de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid een adresinstructie is gegeven noch dat de opgeëiste persoon op de hoogte kon of moest zijn van het feit dat de in het kader van een onderliggend vonnis gegeven adresinstructie ook zou (kunnen) zien op de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis. Dat die adresinstructie zich volgens de uitvaardigende justitiële autoriteit ook uitstrekte over een eventuele verzamelprocedure betekent immers niet - zonder meer - dat dit de opgeëiste persoon duidelijk was of moest zijn.
Al met al brengt dit met zich mee dat niet vastgesteld kan worden dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk wist van de procedure rondom het verzamelvonnis (of daarvan had kunnen en moeten weten) en of hij al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.
De rechtbank zal de overlevering dan ook weigeren op grond van artikel 12 OLW.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepaling

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Radom, Polen.
HEFT OPde (geschorste) overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.F.A. Reuvekamp en M.C. Hooibrink, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie uitspraak Rb Amsterdam 18 juni 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4810 (ter publicatie aangeboden).
4.Vergelijk o.a. rechtbank Amsterdam 17 april 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2179 en 30 mei 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3183.