Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Radom, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 19 augustus 2024 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zittingen op 4 juni en 2 juli 2025. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en het onderzoek heropend om nadere informatie op te vragen aan de Poolse autoriteiten over de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).
Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de verdediging van de opgeëiste persoon van mening was dat zijn verdedigingsrechten waren geschaad, omdat hij niet op de hoogte was van het verzamelvonnis dat aan de basis van het EAB lag. De officier van justitie stelde echter dat de informatie van de Poolse autoriteiten voldoende was om de overlevering niet te weigeren. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure rondom het verzamelvonnis en dat hij niet stilzwijgend afstand had gedaan van zijn verdedigingsrechten.
Daarom besloot de rechtbank de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW, omdat niet vastgesteld kon worden dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk wist van de procedure en de bijbehorende rechten. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was en dat er geen aanleiding was om hiervan af te wijken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.