ECLI:NL:RBAMS:2025:5098

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
1329293923
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 7 OLW in verband met dubbele strafbaarheid

Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Arrondissementsrechtbank te Přerov, Tsjechië. De rechtbank oordeelde dat er niet voldaan was aan het vereiste van dubbele strafbaarheid, wat leidde tot de weigering van de overlevering van de opgeëiste persoon. De zaak betrof een vrijheidsstraf van één jaar die aan de opgeëiste persoon was opgelegd wegens het niet voldoen aan een verplichting tot betaling van kinderalimentatie. De rechtbank stelde vast dat het niet betalen van kinderalimentatie naar Nederlands recht geen strafbaar feit oplevert, waardoor de dubbele strafbaarheid niet was gewaarborgd. De rechtbank overwoog dat het zwaartepunt van het feitencomplex in Nederland ligt, aangezien de opgeëiste persoon een Nederlandse onderdaan is en de alimentatieverplichting door een Nederlandse rechter was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de overlevering op grond van artikel 7 OLW moest worden geweigerd, omdat het feit voornamelijk aanknopingspunten had met de Nederlandse rechtsorde en slechts in beperkte mate met die van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en de overleveringsdetentie opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-292939-23
Datum uitspraak: 16 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 12 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 oktober 2023 door de Arrondissementsrechtbank te Přerov, Tsjechië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 juli 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Přerov van 11 juni 2020, (behandelingsnummer: 1 T 218/2013-2001). Blijkens het EAB en de aanvullende informatie van 10 juni 2025 van de uitvaardigende justitiële autoriteit is dit vonnis na een hoger beroepsprocedure in stand gelaten bij het arrest van de Provinciale rechtbank te Ostrava, Filiaal Olomouc van 20 april 2021 (behandelingsnummer: 55 To 71/2021-2064).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Uit het EAB in samenhang met de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brieven van 10 juni 2025, 19 juni 2025 en 24 juni 2025 blijkt dat deze vrijheidsstraf voorwaardelijk aan de opgeëiste persoon is opgelegd bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Přerov van 1 april 2015 (behandelingsnummer: 1 T 218/2013-662) en dat bij arrest van
Krajský soud v Ostravě, pobočka v Olomoucivan 24 juni 2016 (behandelingsnummer: 68 To 272/2015-783) het vonnis in stand is gehouden.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 juni 2025 blijkt dat met het arrest van
Krajský soud v Ostravě, pobočka v Olomoucivan 24 juni 2016 (behandelingsnummer: 68 To 272/2015-783) de zaak ten gronde definitief is afgedaan. Daarom valt het arrest onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij arrest van de Provinciale rechtbank te Ostrava, Filiaal Olomouc van 20 april 2021 is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [5] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt op grond van de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 juni 2025 vast dat de tenuitvoerlegging van de aanvankelijk voorwaardelijke straf is bevolen wegens het niet nakomen van een opgelegde verplichting tot betaling van kinderalimentatie. Er is dus geen sprake van een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ook aan artikel 12 OLW moet worden getoetst.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van de Provinciale rechtbank te Ostrava, Filiaal Olomouc van 20 april 2021 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [6] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan het arrest van
Krajský soud v Ostravě, pobočka v Olomoucivan 24 juni 2016 (behandelingsnummer: 68 To 272/2015-783).
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich de omstandigheid van artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. Uit het door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte D-formulier betreffende het arrest van
Krajský soud v Ostravě, pobočka v Olomoucivan 24 juni 2016 blijkt dat de opgeëiste persoon op
2 juni 2016 in persoon is opgeroepen voor dit proces en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt.
Gelet hierop mag de rechtbank de overlevering niet weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren op grond van artikel 7 OLW, nu het feit niet dubbel strafbaar is. Zowel de opgeëiste persoon als de gedraging waarvoor hij is veroordeeld hebben binding met de Nederlandse rechtsorde.
Daarnaast heeft de opgeëiste persoon ter zitting verklaard dat hij zich bewust is van het feit dat een weigering op grond van artikel 7 OLW er niet toe leidt dat de hem opgelegde gevangenisstraf komt te vervallen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht af te zien van toepassing van de facultatieve weigeringsgrond van artikel 7 OLW, omdat het zwaartepunt van het feitencomplex in Tsjechië ligt. De kinderen van de opgeëiste persoon verbleven ten tijde van het feit in Tsjechië. Zodoende hebben de gevolgen van het niet voldoen aan de alimentatieverplichting zich in Tsjechië voorgedaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of sprake is van dubbele strafbaarheid, dient de rechtbank te onderzoeken of de feitelijke elementen die de oorsprong vormen van het strafbare feit, zoals die zijn weergegeven in het EAB, indien zij zouden hebben plaatsgevonden op Nederlands grondgebied, als zodanig ook in Nederland hadden kunnen worden bestraft. [7]
De rechtbank overweegt dat het niet betalen van kinderalimentatie naar Nederlands recht geen strafbaar feit oplevert, nu uit het EAB niet volgt dat door het niet betalen van alimentatie de kinderen in een hulpbehoevende situatie zijn gebracht. Er is derhalve niet voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid.
De rechtbank overweegt dat artikel 7 OLW met de inwerkingtreding van de Wet herimplementatie Europees strafrecht [8] is gewijzigd. Artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, OLW houdt een facultatieve weigeringsgrond in met betrekking tot het ontbreken van strafbaarheid naar Nederlands recht van een zogenoemd niet-lijstfeit indien het EAB strekt tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Dat betekent dat de rechtbank kan afzien van weigering van de overlevering, ook als niet is voldaan aan het vereiste van de dubbele strafbaarheid.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. De rechtbank acht daarbij redengevend dat het zwaartepunt van het feitencomplex in Nederland ligt, immers de opgeëiste persoon is een Nederlandse onderdaan, zijn kinderen zijn in Nederland geboren en beschikken over de Nederlandse nationaliteit, de alimentatieverplichting is vastgesteld door een Nederlandse rechter en het niet nakomen van die verplichting vond plaats terwijl de opgeëiste persoon in Nederland verbleef waardoor het feit (ook) op Nederlands grondgebied is gepleegd en het legaliteitsbeginsel in het geding is. Onder deze omstandigheden heeft het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht overwegend aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde en slechts in beperkte mate met die van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren.
De rechtbank overweegt voorts in het kader van het voorkomen van straffeloosheid dat onder de in de vorige alinea genoemde omstandigheden, waarbij de Tsjechische rechtsorde uitsluitend betrokken is geraakt door het vertrek van de ex partner van de opgeëiste persoon met de kinderen naar Tsjechië, de rechtbank van oordeel is dat een weigering van de overlevering op grond van artikel 7 OLW moet prevaleren boven overlevering dan wel het overnemen van de straf door Nederland. Voorts overweegt de rechtbank dat een weigering van de overlevering op grond van artikel 7, eerste lid, OLW niet betekent dat de opgeëiste persoon de hem opgelegde straf niet meer zou hoeven te ondergaan. Bij weigering van de overlevering op grond van artikel 7, eerste lid, OLW zou de opgeëiste persoon, zolang die vrijheidsstraf naar het recht van Tsjechië voor tenuitvoerlegging vatbaar is, bij het gebruikmaken van zijn vrije verkeersrechten, rekening moeten houden met de mogelijkheid van overlevering ter tenuitvoerlegging van die straf vanuit een andere lidstaat.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon, gelet op hetgeen door zijn raadsvrouw ter zitting naar voren is gebracht en op zijn eigen verklaring, zich volledig bewust is van de consequenties van zijn beroep op de weigeringsgrond van artikel 7 OLW.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 7 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 7 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Arrondissementsrechtbank te Přerov, Tsjechië voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.F.A. Reuvekamp en M.C. Hooibrink, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (Minister for Justice and Equality (Herroeping van de opschorting)).
6.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (Minister for Justice and Equality (Herroeping van de opschorting)), punt 53.
7.HvJ EU 11 januari 2017, C-289/15, ECLI:EU:C:2017:4 (Grundza); HvJ EU 14 juli 2022, C-168/21, ECLI:EU:C:2022:558 (Procureur général près la cour d'appel d'Angers), punt 36.
8.op 1 oktober 2024.