ECLI:NL:RBAMS:2025:5269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
13-080448-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uitstel van feitelijke overlevering in verband met lopende strafvervolging

Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam in een beschikking het verzoek van de opgeëiste persoon tot uitstel van de feitelijke overlevering afgewezen. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Polen en gedetineerd in Nederland, had via zijn raadsman, mr. A.M.V. Bandhoe, verzocht om aanhouding van de beslissing omtrent de tijd en plaats van zijn feitelijke overlevering aan Polen. Dit verzoek was gebaseerd op de lopende strafzaak in Nederland, waarbij de opgeëiste persoon eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor diefstal in vereniging. De rechtbank had op 13 mei 2025 de overlevering aan Polen toegestaan voor een vrijheidsstraf van één jaar, waarvan nog 7 maanden en 18 dagen resteren.

De raadsman stelde dat de feitelijke overlevering niet binnen de termijn van tien dagen na de uitspraak kon plaatsvinden vanwege de openstaande strafzaak. De officier van justitie was van mening dat het verzoek tot uitstel niet gehonoreerd moest worden. Na afweging van de belangen, oordeelde de rechtbank dat de duur van de gevangenisstraf in Nederland niet in verhouding stond tot de resterende straf in Polen. De rechtbank concludeerde dat het belang van de overlevering zwaarder woog dan het belang van de opgeëiste persoon om aanwezig te zijn bij de Nederlandse strafvervolging. Daarom werd het verzoek tot uitstel afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Internationale rechtshulpkamer

Parketnummer : 13-080448-25
Afwijzing verzoek aanhouding beslissing omtrent de tijd en plaats van de feitelijke overlevering (artikel 36, eerste lid, OLW)
Op 29 april 2025 heeft de opgeëiste persoon

[opgeëiste persoon] ,

geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd uit andere hoofde in [detentie-instelling] ,
via zijn raadsman verzocht om de beslissing omtrent de tijd en plaats van zijn feitelijke overlevering aan te houden.
Raadsman mr. A.M.V. Bandhoe.

Procedure

1. Bij uitspraak van 13 mei 2025 heeft de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan aan Polen voor de tenuitvoerlegging van de volgende vrijheidsstraf:
- een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, waarvan volgens het EAB nog 7 maanden en 18 dagen resteren.
2. In Nederland is de opgeëiste persoon door de politierechter in de rechtbank Den Haag bij vonnis van 28 januari 2025 onder andere ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. De opgeëiste persoon heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Er is nog geen datum bekend waarop het hoger beroep zal worden behandeld.
3. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht om de beslissing omtrent de tijd en plaats van de feitelijke overlevering aan te houden
,omdat de feitelijke overlevering door (de openstaande strafzaak met parketnummer 09-066882-24) niet binnen de termijn van tien dagen na de uitspraak van de rechtbank kan plaatshebben.
4. De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat, hoewel verzocht door de opgeëiste persoon, de feitelijke overlevering niet moet worden uitgesteld.
5. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft meegedeeld dat de opgeëiste persoon geen afstand wenst te doen van zijn recht op aanwezigheid in de Nederlandse strafvervolgingsprocedure en de feitelijke overlevering daarom moet worden uitgesteld.

Beoordeling

6. De rechtbank ziet, na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen, geen aanleiding om de feitelijke overlevering uit te stellen vanwege de lopende strafvervolging in Nederland. De rechtbank weegt daarbij mee dat de duur van de opgelegde gevangenisstraf in de Nederlandse strafzaak niet in verhouding staat tot de duur van het gedeelte van de in Polen opgelegde gevangenisstraf dat de opgeëiste persoon nog moet uitzitten. En mede gelet op het feit dat nog geen zittingsdatum in hoger beroep bekend is. Het verzoek tot overlevering weegt dan zwaarder dan het belang van de opgeëiste persoon.
7. Het verzoek tot uitstel van de feitelijke overlevering wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:

WIJST AF het verzoek ex artikel 36, derde lid, OLW.

Deze beslissing is genomen op 21 mei 2025 door
mr. J.P.W. Helmonds, rechter,
en in tegenwoordigheid van M. van Veen, griffier.