ECLI:NL:RBAMS:2025:5281
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opschorting van feitelijke overlevering wegens ernstige humanitaire omstandigheden
Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam in de internationale rechtshulpkamer uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland. De rechtbank had eerder op 15 april 2025 de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon binnen 10 dagen na de uitspraak feitelijk moest worden overgeleverd. Op 18 april 2025 heeft de opgeëiste persoon via zijn raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, verzocht om opschorting van deze termijn op grond van artikel 35, derde lid, van de Overleveringswet (OLW), omdat er gegronde redenen zouden zijn om aan te nemen dat de feitelijke overlevering zijn leven of gezondheid ernstig in gevaar zou brengen.
De officier van justitie heeft echter betoogd dat er geen reden is om de termijn voor de feitelijke overlevering op te schorten. De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de gezondheid van de opgeëiste persoon in gevaar zou komen door de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gezondheidssituatie van de opgeëiste persoon na de behandeling ter zitting niet is gewijzigd en dat er geen acuut gevaar voor zijn gezondheid is.
Daarom heeft de rechtbank besloten het verzoek tot opschorting van de feitelijke overlevering af te wijzen. De beslissing is genomen door mr. A.J.R.M. Vermolen, rechter, en in tegenwoordigheid van M. van Veen, griffier.